Diemse mensen

Geduld bij het laden van de pagina

Het oorlogsmonument in Didam

Het eerste oorlogsmonument in Didam, opgericht in 1946, het was een houten kruis met daarin gegrafeerd de namen van de oorlogsslachtoffers. Het stond tegenover de Harmonie op een grasperk bij het begin van de Drostlaan. (foto uit het archief van de OVD)

Op dit monument de 4 namen van de militaire slachtoffers en daarnaast namen van burgerslachtoffers. De volgende burgernamen staan wel op het nieuwe monument:

G.J. van den Berg
P.P. Peters
M. Driessen
A.H. Burgers
H.W. Aalberts

Op het monument zijn een aantal plakkaten aangebracht met namen van een aantal personen.

Over het monument vond ik de volgende passage:

Het monument; Vorm en materiaal

"Het oorlogsmonument in Didam (gemeente Montferland) is een goudkleurig beeld van een vredesduif, geplaatst op een witte natuurstenen zuil. In het kapiteel is een reliëf aangebracht. Op de zuil zijn gedenkplaten van messing bevestigd. In de gedenkplaten zijn de namen gegraveerd van 44 Didamse oorlogsslachtoffers (burgers en militairen) die in de periode 1940-1949 zijn omgekomen.
Symboliek
De duif symboliseert de bevrijdingsgedachte. Sinds Noach een duif liet uitvliegen om te verkennen of de wereld, na de grote vloed, weer bewoonbaar was, is de duif een symbool geworden voor goede tijdingen. Met goede tijdingen wordt meestal het begin van de vrede bedoeld.
Wijzigingen
In 1945 is een tijdelijk monument in de vorm van een houten kruis onthuld. Het definitieve monument is in 1951 onthuld in een speciaal daarvoor aangelegd plantsoen, links naast het gemeentehuis aan de Burg. Kronenburglaan. Bij de herinrichting van het terrein voor het gemeentehuis en de aanleg van een ruimer parkeerterrein (rond 1960) werd het gedenkteken dichter naar de Raadhuisstraat toe herplaatst. In 1970 kreeg het monument een definitieve plek op het Lieve Vrouweplein. Oorspronkelijk waren de namen van de oorlogsslachtoffers in de zuil gebeiteld. Toen de gegevens door verwering vervaagd waren, werd besloten om op de zuil gedenkplaten te plaatsen.

(plaatsing foto met toestemming)

De geschiedenis
Het oorlogsmonument in Didam (gemeente Montferland) is opgericht ter nagedachtenis aan 44 medeburgers die in de Tweede Wereldoorlog of tijdens de koloniale oorlog in Indonesië in het voormalige Nederlands-Indië door oorlogshandelingen zijn omgekomen.
Onder hen was de joodse Salomon (Sally) Löwenstein, geboren op 22 juli 1918 in Didam. Salomon was korporaal in het Nederlandse leger. Hij is gesneuveld op de Grebbeberg op 13 mei 1940, waar hij tevens begraven is.
Oprichting
Eind 1940 waren er in Didam al plannen om een gedenkteken ter nagedachtenis aan de gesneuvelde inwoners op te richten. Na een verzoek van de Koninklijke Nederlandsche Vereeniging 'Ons Leger' aan de gemeente om een gedenkteken te plaatsen, deelde de burgemeester op 31 december 1940 mee dat de oprichting van een monument in voorbereiding was. Pas in 1945 kon uitvoering gegeven worden aan dit voornemen. Op het voorlopige monument – een houten kruis – werden 37 namen gebeiteld.
Enige tijd later werd voor de realisatie van een definitief 'Gedachtenismonument voor oorlogsslachtoffers in Didam' een comité gevormd, bestaande uit de heren A.P. van den Beld, Fr. Jansen, G. van der Moolen, W. Nova, Th. de Ponti, ir. F. Pijls, B. van Raay, A. van Romondt, ir. L. van der Ven, H. Wenting en A.A. IJzermans. Dit comité haalde door collecten en andere giften van verenigingen en particulieren ruim fl. 3.000,- bijeen. Vanaf april 1947 tot in 1950 is men op zoek geweest naar een geschikte architect. De keus viel uiteindelijk op de heer Albert Meertens uit Berg en Dal en op de heer A.W.N. Giesen uit Doetinchem. Het geheel heeft fl. 4.000,- gekost.
Onthulling
Het monument is onthuld op 4 mei 1951."

Van de zijde van de gemeente ontving de heer Banning uit Didam de volgende informatie: "Ik ben naar aanleiding van uw vervolgvraag op zoek gegaan naar de besluitvorming rondom de namen die op het monument vermeld staan. Hiervoor heb ik enige stukken moeten opvragen om mijzelf ook een gedetailleerder beeld van de gang van zaken te kunnen vormen. Uit de gevonden informatie leid ik af dat pas in 1982 er besluitvorming bij de gemeente te vinden is over de namen op het monument, inclusief per persoon de reden van vermelding. Bij de oprichting van het monument, in de periode 1945-1951, lijkt de bemoeienis vanuit de gemeente zich te beperken tot het lidmaatschap van de toenmalig burgemeester H.A.B. de Leeuw van het Comité voor het Gedachtenis-Monument voor Oorlogsslachtoffers in de gemeente Didam. Het is niet duidelijk of hij deelnam als burgemeester of als particulier betrokken was geraakt. Uit de door mij geraadpleegde stukken lijkt het een particulier initiatief te zijn, waar de burgemeester als een bekende Didammer bij betrokken was. Dit blijkt ook wel uit de samenstelling van het comité. Naast de burgemeester waren destijds o.a. de huisarts en notaris uit Didam, en het hoofd van de school uit Nieuw-Dijk lid van het comité. Ook de financiering van het monument werd vanuit de Didamse gemeenschap zelf opgebracht, via collectes, schenkingen enz.
Overheidsbemoeienis was er in die periode al wel. Vanuit de het Rijk en de provincie werd gestuurd op een goede gang van zaken bij het stichten van Oorlogsmonumenten. Dit werd in Gelderland gedaan door de Provinciale Geldersche Adviescommissie voor de Oorlogs- of Vredesgedenktekens (PGAOV). Deze commissie was in januari 1946 door de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen ingesteld. Die provinciale commissie hield toezicht op het oprichten van de monumenten en voor het verkrijgen van ministeriële goedkeuring voor de oprichting. Het doel was vooral het voorkomen van wildgroei en tegengaan van ongeautoriseerde monumenten. Ook wilde men hiermee inzetten vanuit de overheid inzetten op het vormen van herinneringsbeleid, op een uniforme manier. De gedenktekens hadden daarin een rol. Hierdoor raakte het particulier initiatief vermengd met overheidsbemoeienis. Dit is ook te zien aan de landelijk ingestelde bevrijdings- en vredesfeesten, ingesteld rondom de verjaardag van koningin Wilhelmina. Het huidige monument dat op 4 mei 1951 werd onthuld, kende in september 1945 al voorganger: eind augustus was bij de vredesfeesten in Didam werd een voorlopig herinneringsteken onthuld in de vorm van een kruis waarop de namen van de gevallenen waren vermeld. Al net na de meidagen van 1940 had men een dergelijk gedenkteken op willen richten ter nagedachtenis aan de jongemannen die in militaire dienst waren omgekomen. Dit werd echter niet gedaan vanwege de houding van de bezetter t.o.v. dergelijk gedenktekens. Na de oorlog was dit wel mogelijk en werden naast de namen van de militaire slachtoffers van mei 1940 ook de namen eraan toegevoegd van burgers die door oorlogshandelingen of in concentratiekampen tijdens de oorlog om het leven waren gekomen. Het is niet duidelijk wie deze namen aangedragen heeft en waarom. Op het ontwerp-monument werden in 1947 de namen van 4 militaire slachtoffers (1940) en 34 burgerslachtoffers (1940-1945) opgenomen. Alleen de vier militaire slachtoffers werden destijds expliciet vermeld. In 1950 werden daar de namen van 6 personen aan toegevoegd die in Indonesië waren gevallen in de periode 1947-1949. Uit de lijst die bij die toevoeging zit blijkt dat er 33 burgerslachtoffers werden ogenomen in plaats van de eerdergenoemde 34. Het totaal kwam daarmee op 43 namen kwam. Deze lijst uit 1950 is de eerste complete lijst met namen die op het monument vermeld staan. Dit zijn ook de namen die in 1951 bij de onthulling op het monument stonden. De reden van opname wordt niet vermeld. J.B. Banning staat bij de burgerslachtoffers vermeld; W.A. Banning werd toegevoegd als gevallen in Indonesië in de periode 1947-1949.
In 1982 werden twee namen toegevoegd aan het monument. Hiervan is een besluit van het college van B&W. In 2020 werden hier nog de namen van 7 Joodse mensen en 3 inwoners uit Nieuw-Dijk aan toegevoegd, op voordracht van de Oudheidkundige Vereniging Didam. Van deze toevoegingen uit 1982 en 2020 zijn de redenen van opname van deze namen op het monument toegelicht. Van de 55 vermelde namen is dus van 12 een beschrijving waarom deze zijn opgenomen. 10 zijn militaire slachtoffers; 4 Didamse mannen die in de meidagen van 1940 zijn omgekomen en 6 die in Indonesië in de periode 1947-1949, ten tijde van de politionele acties, zijn overleden. De 33 namen van de burgerslachtoffers staan sinds de oprichting van het monument erop vermeld, maar de reden van opname is bij de namenlijsten niet te vinden".

I. den Vaderland ghetrouwe
Gesneuveld 1940
P.J. Bodde
S. Löwenstein
G.J. Wichers
G.H.J. Willemsen

II. Gevallen in Indonesië
1947-1949
H.A. Peters
W.A. Banning
R.H. Gademan
B. Doppen
W.A. Buiting
J.A. Scholten

III. Leden van de Joodse Gemeenschap
S. Löwenstein
P. Löwenstein – Gans
S.I. Milgram
J. Bresler
K. Bresler – Simon
W. Bresler
F.F. Bresler
Veel over de namen is bekend uit de boeken:

Bronnen:
W.P. Nederkoorn, G.B.J. Stork, 1977, Er op of er onder; hoe de Achterhoek en Lijmers de Duitse bezetting doorstonden en ervan werden bevrijd, bl. 382-392
H. Tomas, 1990, Oudheidkundige Vereniging Didam, Jaargang 4, nummer 2
Diverse auteurs, Oudheidkundige vereniging jaargang 1995, nummer 10, Bezetting en Bevrijding van Didam 1940-1945
Diverse auteurs, Oudheidkundige vereniging jaargang 2015, nummer 30, Special over de oorlog in Didam 1940-1945. 

P. ten Berge schreef in dit boekwerk een verhaal over het oorlogsmonument. Op bladzijde 171 staat het eerste monument, een houten kruis, waarin de namen van de oorlogsslachtoffers waren ingegraveerd. Hij schreef: "De herdenkingsplechtigheid vond plaats op het Marktplein waarna de kranslegging bij het voorlopig monument op het Oude Raadhuisplein volgde. Dit was een speciaal voor dit doel gecreëerd pleintje op de plaats waar nu de Oude Raadhuisstraat begint vanaf de Drostlaan (rechts naast het pand van Bouwman). Dit tijdelijke monument had de vorm van een houten kruis met daarop de alle toen bekende namen van oorlogsslachtoffers." 

Henk Stevens,  Aover Diem, Oudheidkundige vereniging jaargang 2020, nummer 35,  De lotgevallen van de Joodse inwoners van Didam

Henk Stevens,  Aover Diem, Oudheidkundige vereniging jaargang 2020, nummer 35,  Onderduiken om te overleven
Theo te Wil, Aover Diem, Oudheidkundige vereniging jaargang 2020, nummer 35,  Op weg naar de bevrijding van Didam (1944-1945)
Didam, oorlogsmonument - Nationaal Comité 4 en 5 mei : Nationaal Comité 4 en 5 mei

De heer T. Banning uit Didam vond en vindt dat er veel bekend is over de gesneuvelde militairen uit de Tweede en Indische Oorlog daarna en de Joodse slachtoffers maar veel minder over de burgerslachtoffers en deed een verzoek aan mij om hier nader onderzoek naar te doen. Wat is tot nu toe bekend over de eerste twee groepen namen:

Militaire slachtoffers uit Didam.

1. P.J. Bodde

2. S. Löwenstein

Henk Stevens bestuurde de lotgevallen van de Joodse inwoners van Didam en schreef in het blad Aover Diem, Oudheidkundige vereniging jaargang 2020, nummer 35, onder andere over de familie Löwenstein, die zich in 1840 in Didam vestigde. 

3. G.J. Wichers

4. Gerardus Hendrikus Johannes Willemsen

II. Gevallen in Indonesië, 1947-1949

5. Wilhelmus Antonius Banning

Via de website van de oorlogsgravenstichting komen we bij het persoonsdossier: https://oorlogsgravenstichting.nl/personen het woordje "zoeken" aanklikken en de naam invullen.

6. W.A. Buiting

7. B. Doppen

Op de website van de oorlogsgravenstichting heb ik het persoonsdossier bekeken, heel veel wijst in de richting van de geboorteplaats Lichtenvoorde; een verwijzing naar Didam heb ik (nog) niet gevonden.

In het persoonsdossier van R.H. Gademan vond ik het volgende briefje

Ik zie dit als bevestiging dat de heer Doppen in Lichtenvoorde geboren is en niet in Didam. Ik ben benieuwd waarom deze naam op het oorlogsmonument van Didam is terecht gekomen? Graag een reactie als iemand meer gegevens heeft. 

8. R.H. Gademan

9. H.A. Peters

10. J.A. Scholten

III. Leden van de Joodse Gemeenschap

Henk Stevens heeft een uitvoerige studie gedaan naar de achtergronden en lotgevallen van de Joodse inwoner van Didam, zie, Henk Stevens,  Aover Diem, Oudheidkundige vereniging jaargang 2020, nummer 35,  De lotgevallen van de Joodse inwoners van Didam.

11. Jankiew (Jacob) Bresler

Jacob Bresler kwam in 1929 vanuit Kalis, Polen, naar Didam en ging werken in de kantfabriek van een andere Joodse familie in Didam, de familie Milgram. Hij was toen al getrouwd met Kajla Simon. In 1930 kwam ook zij naar Didam met haar zoon Wolf. In 1931 werd een tweede zoon geboren in Didam Fishel, Friederich (Frits) Bresler. Op 26 april 1940 verhuisde het gezin naar Amsterdam, zij dachten daar veiliger in de massa te kunnen wonen. Via kampen Vught en Westerborg kwamen ze respectievelijk in Auschwitz en Sobibor om het leven.

12. Uit de familie  Löwenstein, die woonachtig was in Didam trouwde Simon (geboren in 1877 te Didam) met Paulina Gans(geboren in 1887 te Zevenaar). Uit dit huwelijk kwamen twee kinderen, met de namen Salomon en Jacob (jaap).

Salomon (Sally) Löwenstein, die sneuvelde op de Grebbeberg en Jaap Löwenstein

In het artikel van Henk Stevens wordt een alinea uit het boek Grebbelinie 1940 van E.H. Bongers aangehaald.

"Weer kwam er een stormaanval. Schreeuwend en in groten getale kwamen ze op ons af. Het was net of er een school uitging. We hebben met alle wapens geschoten tot de munitie op was en de mitrailleurs door het langdurige vuren onklaar raakten. Enkele Duitsers sprongen op het gaas boven de loopgraaf, zakten er door en werden doodgeschoten. Er kwamen er echter steeds meer en het was niet meer te houden. De Duitsers zijn bij de schuilplaats gekomen en riepen "Heraus"! Toen is Löwenstein ze naar de keel gevlogen, maar hij werd door een andere Duitser onmiddellijk neergeschoten".

Vader Simon en moeder Paulina en zoon Jaap zijn uiteindelijk gestorven in de concentratiekampen Auschwitch. 

Vader en moeder Löwenstein waren op 19 juli 1940 naar Arnhem vertrokken omdat ze dachten daar veiliger te zijn. Zoon Jaap was op 13 april 1940 naar Doetinchem vertrokken, ging op 19 juli weer bij zijn ouders wonen. Hij ontliep de razzia, dook onder en overleefde de oorlog. 

13. Samuel Milgram

Abram Milgram was in 925 naar Didam gekomen en werd bedrijfsleider/ directeur van de borduurselfabriek in Didam. Hij liet al snel zijn vrouw en 3 kinderen overkomen. Na een kort verblijf in Jutfaas begonnen vader en zoon in 1937 met Milgrams Tricotage fabriek aan de Beekscheweg te Didam. Ook deze familie achtten hun verblijf in Didam niet veilig genoeg en vertrokken 1 week voor het begin van de oorlog naar Amsterdam. Zoon Samuel werd in 1942 gearresteerd en overgebracht naar Weterbok. Hij overleed in het concentratiekamp Auschwitz. De overige leden van de familie doken diverse keren onder op verschillende adressen en overleefden de oorlog.

Zeker met de eerder genoemde bronnen is er redelijk wat bekend over de militaire en Joodse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Minder bekend zijn voor een deel de burgerslachtoffers uit Wereldoorlog II. 

De lijst met burgerslachtoffers staan op het monument en vonden we in het boek Er op of er onder uit 1946. 

IV. Burgerslachtoffers

Op het monument zijn de namen opgeschreven in chronologische volgorde van overlijden, dit in navolging van de lijst in het boek Er op of er onder. In dit boek zijn nog de namen opgenomen van St. Sloot en A.A.H. Nova. 

H. Doddema
A.W. Strikkeling – Menting
H.B. Jansen
W.H. de Reus
A.J. Bosman
J. Baakman
P. Florissen
J.A. Menting
J.A. Wolters
J. Kaal
A.F. Hubers – van den Berg
W. Th. van den Berg
H.J. Hubers
A. Menning
A.B. van Vuuren – Polman
J.B. Banning
Th. G. Gerritsen
P.E.J. Derksen
E.G. Hageman – Polman
A.E. Goossen
G.W. Heijnst
J.B. Hoksbergen – van Dulmen

B.J. Verwaaijen
B.J. Bodde
A.A.H. Nova
L.A.J. van Raaij
H.M. van Dulmen
J.B. Raben
A.J. de Reus
G.J. Wolters
J. Seegers
A. van Vuuren
G.J. van den Berg
G.J. Wolters
P.P. Peters
M. Driessen
A.H. Burgers
H.W. Aalberts

Er konden de volgende gegevens worden gevonden van deze personen. Dank zij de hulp van de bidprentjes van Jan Bolder zijn er meer gegevns van de slachtoffers bekend. 

1. H. Doddema in het boek G.H. Doddema

In het boek staat: G.H. Doddema, haltechef, 22 februari 1944 bij het bombardement van Nijmegen gedood.

Op de website van oorlogslachtoffers in Nijmegen vond ik:

Hendrik Doddema, zoon van Elsien Doddema en vader onbekend, woonde met vrouw en twee zonen in Didam. Hij werkte sinds 1918 bij de spoorwegen. Eerst als hulparbeider in Veendam, waar hij twee jaar later rangeerder werd. In 1927 werd hij telegrafist in Nieuw Amsterdam, in 1935 in Wildervank en in 1940 in Slochteren. In 1941 werd hij lijn-assistent in Didam. Als protestant voelde hij zich niet gelukkig in het overwegend katholieke Didam. Hij wilde weg uit Didam en terug naar het Groningse land, waar hij tot 1941 bij de NS had gewerkt. Om  vooruit te komen  volgde hij daarom cursussen in Nijmegen, die in de stationsrestauratie werden gegeven. Op de 22ste februari '44 tijdens zo'n cursus werd de hele stationsrestauratie door het bombardement verwoest en een aantal cursisten van de NS kwam daarbij om het leven, onder wie Hendrik Doddema. Zijn naam staat op de herdenkingsplaquette aan het stationsgebouw van Didam
Bron: Bart Janssen, De pijn die blijft, p. 170 -171; PK; Zoeklicht 2000, p. 18; https://aanhendievielen.wordpress.com ; Spoor- en Tramwegen 8 april 1944

2. A.W. Strikkeling - Menting, gedood door bommen in de Greffelkamp op 26 september 1944.

3. H.B. Jansen, gedood door bommen in de Greffelkamp op 28 september 1944. Bron: Bidprentje Jan Bolder.

4. W. H. de Reus op 29 september 1944 door granaatscherf op het land gedood

Bidprentje ter beschikking gesteld Jan Bolder, Geen verdere gegevens

5. A.J. Bosman 2 oktober 1944 bij luchtaanval gedood

6. J. Baakman 2 oktober 1944 bij luchtaanval gedood

7. P. Florissen op 25 oktober 1944 in dienst van de TODT door Wehrmacht auto aangereden en gedood

8. J.A. Menting  op 16 februari 1945 door beschieting uit vliegtuig gedood, terwijl hij zich met paard en wagen op den weg bevond.

9. J.A. Wolters hetzelfde als Johannes Menting, hij vergezelde hem. Bidprentjes bron Jan Bolder.

10. J. Kaal. op 24 februari 1945 door een vliegtuig op zijn land doodgeschoten

11. A.F. Hubers van den Berg op 24 april, dit moet zijn 24 februari 1945 door bominslag gedood

12. H.J. Hubers als boven zuigeling van 7 weken

13. W. Th. van den Berg idem als boven. Het bidprentje werdter beschikking gesteld door Jan Bolder.

14. A. Menning, 24 april 1945 te Zevenaar door granaat gedood

15. A.B. van Vuuren Polman 24 maart 1945 door bominslag gedood

16. E.G. Hageman Polman idem

17. A.E Goossen idem

18. St. Sloot, door granaatvuur in Zevenaar gedood

19. G.W. Heinst, door granaat op zijn land gedood

20. J.B. Hoksbergen van Dulmen, op 2 april 1945 door granaat getroffen tijdens bevrijding.

21. J.B. Verwaayen, als boven

22. F.G.W. Ruks, te Herwen door granaatvuur gedood

23. B.J. Bodde bij gevechtshandelingen gedood

24. A.A.H. Nova, te Nijmegen door legerauto overleden

Arnoldus (Nol) Nova is volgens het bidprentje van zijn zuster, Iet Hacfoort-Nova -  een bekende Nijmeegse vroedvrouw - op 21 januari 1945 om het leven gekomen. Hij was de zoon van Martinus Jacobus Nova en Everdina Theodora Kok. Hij was getrouwd met Martha Johanna Maria Willemsen en vader van drie jongens. Hij werd in september samen met enkele andere ambtenaren op de secretarie van Didam na verraad gearresteerd, omdat zij naar BBC-uitzendingen geluisterd hadden. Na aandrang van de Didamse burgemeester werden ze eind september vrijgelaten. In november 1943 ontvingen ze alsnog een dagvaardiging om voor het Deutsches Landesgericht in Den Haag te verschijnen.  De vier ambtenaren doken onder. Eerst in Babberich, later vertrok Nol Nova naar Reek in Brabant. Op 17 of 18 september 1944 wist Nol Nova Nijmegen, waar zijn zus woonde, te bereiken Hij heeft het einde van de oorlog niet mogen beleven. Hij is in Nijmegen op 19 januari 1945 door een geallieerde legerauto aangereden en aan de gevolgen daarvan twee dagen later overleden. Met hem raakte op 19 januari 1945  zijn zwager Theo Hacfoort bij dezelfde aanrijding zwaar gewond. Ook hij overleed aan de gevolgen. Zie elders op deze site bij T.A.F. Hacfoort.
Bron: Genlias; e-mail Bart Janssen 10 jan. 2010; annonce De Gelderlander 23 jan. 1945; e-mail Bram van Gent 15 sept.2010 (met overlijdensakten van Nova en Hacfoort); W.P.Nederkoorn en G.J.B.Stork(red.), Er op of er onder. Hoe Achterhoek en Lijmers de Duitsche bezetting doorstonden..., Doetinchem 1946, p.383-384; collectie Bart Janssen met bidprentje en foto, ook s.v. Hacfoort  Bart Janssen, Het verdriet van Nijmegen 1940-1945 blz 926 ev

Overlijdensgegevens
Naam:
A.A.H. Nova Voornamen: Arnoldus Antonius Hendrikus Roepnaam: Nol
Geloof:
rooms-katholiek
Beroep:
adjunct commies secretarie Didam/red.Graafschapbode
Burgerlijke staat: gehuwd
Adres: Stationl.3/Dijksestr.2
Woonplaats: Didam
Geboortedatum: 07-12-1909
Geboorteplaats: Didam
Met name in de periode dat Nijmegen frontstad was gebeurden er veel ongelukken in het verkeer. Militairen zowel als burgers werden slachtoffer door een vaak ruwe manier van rijden van de militaire chauffeurs en doordat de Nijmegenaren het drukke (auto)verkeer ontwend waren.

25. L.A.J. van Raay, te Zevenaar door granaat getroffen

26. H.W. van Dulmen moet zijn H.M van Dulmen, te Zevenaar door granaat getroffen

27. J.J. Seegers, bij ontploffing in Loil gedood (Bidprentje: bron Jan Bolder)

28. A.Th. van Vuuren, bij ontploffing in Loil gedood (Bidprentje: bron Jan Bolder)

29. J.B. Raben, door granaat te Herwen getroffen (bidprentje: bron Jan Bolder)

30. A.J. de Reus, te Angerlo op een mijn gelopen

31. G.J. Wolters, in Duitsch concentratiekamp overleden

32. J. Banning, bij beschieting uit vliegtuig in Angerlo (dit moet zijn Laag Soeren) gedood

33. Th. Gerritsen, bij bombardement in Duitsland gedood.

Martinus Driessen

Op Facebook heb ik een verzoek gedaan om meer gegevens in handen te krijgen van de burgerslachtoffers. Op het thans bestaande monument staan een vijftigtal namen. Kijken we naar de onderstaande websites dan komen we een veelvoud van dit aantal tegen. Ik ga een onderzoek starten waarom er zo'n groot verschil in het aantal namen is.

https://oorlogsgravenstichting.nl/zoeken?section%5B%5D=persons&q=didam Deze website geeft bij de zoekterm Didam 114 hits

https://www.oorlogsbronnen.nl/mensen?place=Didam Deze website geeft bij de zoekterm Didam 183 hits

https://www.online-begraafplaatsen.nl/zerken.asp?command=showgraf&bgp=2343&grafid=931307&char=M
Deze website geeft op de zoekterm Didam 63 hits.

Het is dus verstandig om naar de namen op het monument te kijken en welke groepen/ uitgangspunten meegenomen zijn: 

1. Militairen uit Didam die in de Tweede Oorlog gesneuveld zijn door oorlogshandelingen
2. Militairen uit Didam die tijdens de acties in Indonesië gesneuveld zijn
3. Joodse mensen, die in Didam gewoond hebben en ter dood zijn gebracht door toedoen van de Duitsers
4. Burgerslachtoffers, die geboren zijn in Didam en door oorlogshandelingen in Didam gesneuveld zijn
5. Burgerslachtoffers, die geboren zijn in Didam en door oorlogshandelingen elders gesneuveld zijn
6. Burgerslachtoffers, die woonden in Didam en door oorlogshandelingen gesneuveld zijn
7. Bewoners, die in Didam geboren zijn, naar Duitsland zijn gevoerd en daar door oorlogshandelingen of door toedoen van de Duitsers overleden zijn

Op de erelijst van gevallenen 1940 - 1945 vond ik

Gerhardus Johannes Balduk, deze naam zou je verwachten op het monument. Dus meer studie is noodzakelijk.
Gerhardus Johannes Balduk
11 april 1909 - 14 mei 1940
Jan Balduk wordt op 11 april 1909 geboren in het Gelderse Didam. Rond 1935 komt hij vanwege de crisis naar Noord-Brabant om daar werk te vinden als boerenknecht in Duizel. Hier leert hij Jo Bakkers kennen met wie hij zich verloofd. In 1939 worden alle voormalige soldaten als reservisten gemobiliseerd; ook Jan wordt opgeroepen en gaat bij de infanterie te Vreeswijk. Het paar besluit tijdens verlof te trouwen en gaat vervolgens in Hoogeloon wonen. Als op 10 mei 1940 de oorlog uitbreekt, verhuist zijn compagnie naar de Lek in de Hollandse Waterlinie. Op de plaats waar Jan is geplaatst, blijven de oorlogshandelingen beperkt. Vier dagen later besluit de Nederlandse regering te capituleren. Zodra dit bericht de Nederlandse soldaten bereikt, gaat een van hen volledig door het lint en verschanst zich op de Diefdijk van waar hij schiet op alles dat beweegt, zeggende dat iedereen die hem nadert, een landverrader is. Op 14 mei 1940 besluiten de sergeanten Migchelbrink en Louis van der Hoeven hem te overmeesteren en tot bedaren te brengen. Terwijl ze langs de dijk sluipen, opent de soldaat op hen het vuur. Louis wordt dan dodelijk getroffen. Migchelbrink keert terug en vraagt om een vrijwilliger om een tweede poging te ondernemen. Jan meldt zich met de woorden: “De man die Louis heeft neergeschoten, neem ik voor mijn rekening.” Langs de dijk sluipen ze in de richting van de geweerschoten. Totaal onverwacht wordt Jan dan plots doorzeefd met kogels in zijn hoofd en borst. Een van de kogels doorboort de foto van zijn pasgetrouwde vrouw die hij bij zich draagt. Jan overlijdt ter plekke op 31-jarige leeftijd en laat een diepbedroefde weduwe achter die niet meer zou hertrouwen. Ze heeft nooit kunnen verwerken dat haar man door een Nederlandse soldaat is gedood. In de Mariakapel van Hoogeloon is een glas-in-lood-raam aangebracht ter nagedachtenis. Bron: Brabantse Gesneuvelden.

Theodora Hendrika de Reus werd geboren te Didam op 19 mei 1894 als dochter van Willem de Reus en Gerarda Wilhelmina Arends. Zij trouwde op 15 mei 1918 in Huissen met Wilhelmus Adrianus Dominicus Smid. Zij woonde op het adres Lengel nr. 132, waar zij op 25 maart 1945 dodelijk werd gewond toen er een bom op haar huis viel. Ook haar dochter is hierbij om het leven gekomen. Haar lichaam en dat van haar dochter zijn door Wim Kupers en andere mensen van de Luchtbescherming met paard en wagen naar het noodziekenhuis gebracht. Haar overlijden werd op 26 maart 1945 aangegeven in de gemeente Bergh. Haar naam staat vermeld op de oorlogsmonumenten in Bergh en Lengel en in het Slachtofferregister van de Oorlogsgravenstichting.

Jan Thomas van Kekem, deze naam denk ik, hoort niet thuis op het monument. Is in Didam begraven maar komt niet uit Didam. Hij is niet geboren, noch verbleef hij in Didm.

Kersjes H.J. en Jansen L.A. zijn vrijwillig uit Nederland vertrokken resp. 1920 en 1940.

Gerhardus Hendricus Diesveld

Gerhardus Hermanus Alexander Maria Klaassen, staat op de lijst van gevallenen tijdens oorlogen en missies sinds de Tweede Wereldoorlog.

Het lijkt mij goed om een nieuwe discussie te starten wat de uitgangspunten zijn om namen van Didammers op het monument te plaatsen en daar waar nodig aanpassingen op het monument te doen.

Arbeidsinzet 1940-1945
Zoekt u informatie over een Nederlander die in Duitsland tewerk werd gesteld tijdens de Tweede Wereldoorlog? Ik heb dat gedaan en gezocht naar mensen uit de gemeente Didam.

Belangrijk om te weten.
De Collectie Arbeidsinzet van het Nederlandse Rode Kruis is gedigitaliseerd en via een index (namenregister) te doorzoeken. U kunt op persoonsnaam of op plaatsnaam zoeken.
Vanwege privacywetgeving vindt u in de index alleen:
personen die geboren zijn vóór 1 januari 1922;
personen die geboren zijn na 1 januari 1922, maar die inmiddels zijn overleden.

Let op! In de index staan de persoonsnamen zoals ze in de archiefstukken zijn aangetroffen (inclusief spelfouten). Wanneer een persoon vaker in de collectie voorkomt, waarbij de naam op verschillende manieren is gespeld, dan worden de verschillende spellingsvarianten meegenomen in de zoekopdracht. U kunt in het archief meer informatie vinden zoals welke baan ze hadden, waar ze te werk gesteld waren in Duitsland etc.
Waar kunt u zoeken: In het Nationaal Archief (zie https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/index/nt00475?searchTerm=didam&activeTab=nt00475

De volgende gegevens zijn aanwezig:
Achternaam
Tussenvoegsel
Voornaam
Geboortedatum
Geboorteplaats
Achternaam
Tussenvoegsel
Voornaam
Geboortedatum
Geboorteplaats

Aalberts
Johann
1921-08-04
Didam

Alberts
Hermann
1923-03-28
Didam

Ankersmit
Wilhelmus Antonius
1916-06-27
Didam

Bockhorst
Johannes
1878-04-08
Didam

Beckhorst
Johannes
1878-04-08
Didam

Boerboom
Gerhardus
1872-01-10
Didam

Beijer
Gerardus
1916-01-08
Emmerik

Beld
v.d.
Theo
1924-07-13
Didam

Berendsen
Hermanus
1915-05-20
Didam

Berendsen
Arnold
1917-12-15
Didam

Berendsen
Johann
1925-05-03
Didam

Berendsen
Arnoldus
1918-02-24

Didam

Berendsen
Wilhelmus
1924-06-06
Didam

Berg
van den
Johannes
1921-08-03
Didam

Berg
van den
Johannes
1917-05-13
Didam

Berg
van den
Wilhelmus
1924-04-30
Didam

Berg
van den
Wilhelmus
1913-08-28
Didam

Berg
v.d.
Hermann
1909-08-20
Didam

Beyer
Gerardus
1916-01-08
Emmerik

Boerboom
Johannes
1919-11-09
Didam

Boerboom
Johannes
1919-11-09
Didam

Boesten
Hermanns
1909-11-22
Didam

Bolden
Bernard
1920-07-22
Didam

Bolder
Berardus
1920-07-22
Didam

Bolder
Bernhardus
1920-07-22
Didam

Boom
van den
Josef
1921-06-30
Didam

Bos
van der
1923-02-26
Zaandam

Bosch
Anton
1902-08-25
Didam

Bruns
Friedrich
1923-10-05
Didam

Buiting
Wilhelmus
1874-05-10
Didam

Christant
Wilhelmus
1909-01-03
Didam

Christant
Antonius
1931-09-22

Didam

Christant
Wilhelmus
1909-01-30
Didam

Dam
van
Geardus
1922-11-18
Didam

Dam
van
Bernhardus
1912-07-02
Didam

Diesfeld
Gerardus
1917-06-22
Didam

Diks
Antonius
1894-10-20
Didam

Donkers
Hendrikus Gerhardus
1923-11-01
Didam

Driessen
Antonis
1920-04-13
Didam

Driessen
Antonis
1920-04-13
Amsterdam

Driessen
Anthonius
1910-02-09
Didam

Driessen
Gerardus
1915-03-12
Didam

Duis
Wilhelmus
1914-09-27
Didam

Etten
van
Johannes A.M.
1924-05-28
Didam

Evers
Hendrikus
1920-02-15
Didam

Freriks
Bernardus
1880-10-17
Didam

Gerritzen
Theodorus Gerardus
1917-07-11
Didam

Gieling
Antonius
1922-09-24
Didam

Goormann
Gerhard
1905-04-06
Didam

Hageman
Everhardus Antonius
1922-10-22
Didam

Hansen
Everhardus
1923-07-08
Didam

Heusinkoeld
Bernard
1909-02-08
Didam

Hubers
Frederikus
1899-02-14
Didam

Jansen
Heinrich
1894-08-16
Didam

Jansen
Laurentius
1895-08-13
Didam

Jeene
Franeicus
1901-09-22
Didam

Jonker
Wilhelmus
1857-03-17
Didam

Jonker
Wilhelmus
1900-03-17
Didam

Jonker
Franz
1919-12-12
Didam

Kamphorst
Hendrik
1923-02-17
Didam

Kemperman
August
1920-05-15
Didam

Kempermann
Wilhelmus
1918-03-29
Didam

Kempermann
Johannes
1924-06-07
Didam

Keurntjes
F.Th.
1924-02-08
Didam

Klaassen
Theodoma
1917-02-15
Didam

Klutmann
Joh.
1924-08-03
Didam

Koenders
Eberhard
1912-09-12

Didam

Koenders
Eberhardus
1912-09-12
Zevenaar

Kok
Bernardus H.A.
1923-07-16
Didam

Korts
Hendrina
1884-09-12
Didam

Korte
Hendrina
1884-09-12
Didam

Kummeling
Johannes
1918-10-05
Didam

Küpper
Agnes
1925-05-21
Didam

Küpper
Hermann
1892-09-02
Didam

Leer
de
Wilh.
1916-12-21
Didam

Lenting
Theodor
1899-09-08
Didam

Lenting
Hermanns
1921-06-23
Didam

Lentinz
Johannes
1897-10-10
Didam

Lenting
Johannes
1897-10-10
Didam

Lentink
Johannes
1913-06-09
Didam

Loef
Johannes Theodorus
1926-04-15
Didam

Loef
Johannes Theodorus
1926-04-15
Didam

London
van
Gerhard
1922-11-21
Didam

Lukassen
Peter
1902-06-29
Didam

Lussing
Johannes
1903-02-18
Didam

Lörk
Maria
1872-08-27
Didam

Lörk-Berendsen
Grada Maria
1872-08-27
Didam

Medze
Wilhelmus
1919-04-29
Didam

Meijer
Everracus
1914-04-08
Didam

Mennigs
Hendrikus
1905-09-21
Didam

Mennings
Hendrikus
1905-01-21
Mennings

Wilhelmus
1920-01-26
Didam

Mennings
Wilhelmus
1920-01-26

Meyer
Theodorus
1875-07-20
Didam

Nas
Bernardus
1920-04-05
Didam

Otten
Franciscus
1919-10-22
Didam

Passchier
Bertha W.M.
1924-12-21
Delft

Peperkamp
Gerardus
1919-08-12
Didam

Peters
Paulus
1908-07-23
Peters
Paulus Petrus
1908-07-23
Didam

Pol
v.d.
Giesela
1940-07-06
Dellwig
Polmann
Petrus - Wilhelmus
1924-09-07
Didam

Reus
de
Wilhelm. Steph.
1924-03-18
Didam

Rewinkel
Joh.Bernd
1921-04-11
Didam

Rikken-Hoksbergen
Gertruida Catharina
1911-07-15
Didam

Rosmulder
Gerardus
1916-09-26
Didam

Rozyn
Wilhelm
1883-10-01
Didam

Sanders
Hendricius
1923-04-30
Sanders
Hendrikus
1923-04-30
Didam

Scholten
Albertus
1924-02-27
Didam

Schuiling
Gerardus
1917-03-03
Didam

Schuiting
Gerardus
1917-03-03
Nijmegen

Schuurman
Bernardus
1922-06-27
Didam

Schuurmann
Johannes
1920-01-08
Didam

Schüürmann
Peter
1909-05-17
Didam

Slob
Herbert
1922-09-13
Slyfer
Wilhelm
1916-12-16
Didam

Smit
Bernardus
1877-06-13
Didam

Smit
Antom
1922-06-13
Didam

Smit
Antonius Bernardus
1877-06-13
Didam

Staring
Maria
1884-12-01
Didam

Staring
Gertrud
1889-11-14
Didam

Steintjes
Gerrit
1919-11-17
Didam

Steintjes
Hendrik
1921-03-08
Didam

Stienissen
Hendrikus
1924-08-30
Didam

Stinissen
Antonius
1896-08-26
Didam

Stinissen
Johannes
1903-07-14
Didam

Ti?ssen
Franciscus
1914-04-25
Didam

Tiemessen
Gerardus
1877-07-06
Didam

Tiemessen
Franciscus
1914-04-25
Didam

Verwaayen
Antonius
1901-04-06
Didam

Vleugels
Wilhelm
1897-07-31
Didam

Vuuren
van
Nikolaus
1920-04-11
Didam

Vuuren
van
Gerhard
1917-03-21
Didam

Vuuren
van
Theodor
1920-04-11
Didam

Vuuren
van
Herman
1923-03-14
Didam

Wanders
Franziskus
1924-06-01
Edam

Wanders
Franz
1924-06-01
Didam

Weeting
Johannes
1918-01-02
Didam

Wessel
van
Theodorus
1922-07-27
Didam

Wilhelmus
Joh.
1903-01-27
Didam

Winkel
te
Johannes
1916-12-14
Bergh

Wolters
Joh. Wilh.
1919-05-12
Didam

Wolters
Joh.
1922-05-13
Didam

Wolters
Gert
1918-03-10
Wolters
Gert
1918-03-10
Loil

Wolters
Gert
1918-03-10
Loil

Wolters
Gerd
1918-03-10
Didam

Wolters
Gerardus Johannes
1918-03-10
Didam

----------------------------------------

Jonkheer van de Poll 

Installatie burgemeester Jonkheer Van de Poll gepaard met onaangenaamheden

Door Gerrie Driessen, Heemkundekring Groesbeek
Kort voor de installatie in 1934, publiceert De Graafschapsbode op 6 november 1934 het volgende bericht: Een pijnlijk afscheid van een burgemeester. Jhr. Van de Poll, die tot burgemeester van Groesbeek is benoemd, zal op zaterdag 10 november in laatstgenoemde gemeente feestelijk worden ingehaald, waarna de plechtige installatie ten gemeentehuize zal plaatsvinden. Het is de bedoeling Jhr. Van de Poll tot op de grens der gemeente Nijmegen en Groesbeek tegemoet te gaan, waarna zich een stoet zal formeren die door de gemeente Groesbeek zal trekken. Het is intussen te betreuren, dat het afscheid van burgemeester Jhr. Van de Poll van Didam, in zijn laatste dagen zijner ambtsperiode alhier weer met onaangenaamheden gepaard gaat. De beide wethouders hebben besloten het salaris van den burgemeester over oktober niet te doen uitbetalen, daar deze nog verschillende bedragen aan de gemeente Didam schuldig is.
Hoe de kwestie afloopt publiceert de krant op 18 februari 1936 met de kop: Mandaat tot uitbetaling van zijn ingehouden salaris van den vorige burgemeester door B. en W. getekend. Naar wij thans uit goede bron vernemen is het mandaat tot uitbetaling van zijn ingehouden salaris door B. en W. getekend. Echter zal hem een bedrag van f. 86,40 worden afgehouden wegens onnodig gehouden telefoongesprekken. (….) Deze berichten over Jhr. Van de Poll tonen aan dat zijn ambtsperiode te Didam niet zonder rumoer verlopen is. Zijn wijze van besturen en omgaan met de gemeenteraad veroorzaakt regelmatig commotie en negatieve publiciteit. Uiteindelijk besluit de commissaris der koningin Van de Poll over te plaatsen naar Groesbeek, met als gevolg dat nu het dagblad De Gelderlander kan overgaan tot smeuïge berichtgeving. Wordt vervolgd.
Foto: De nieuwe burgemeester heeft de ambtsketting ontvangen uit handen van de waarnemend burgemeester en wethouder A. Schoenmakers. Het burgemeestersgezin bestond uit tien personen en van de acht kinderen zijn er vijf op de foto te zien. Staande Jonkheer Harmen Hendrik Jules Marie van de Poll, geboren te Den Haag 8 sept. 1880 en gezeten met een tuiltje bloemen zijn echtgenote Baronesse Marquerite, Jeanne Pauline, Francoise Ghislaine Dor, geboren te Weert op 30 december 1892.

29 juni 2016  John Töpfer

Jonkheer mr. Wouter Luciën Marie van de Poll, geboren Zaltbommel 26 maart 1918, overleden ’s-Gravenhage 11 april 2016, weduwnaar van Margaretha Maria van de Poll née Thijssen, Chef de Famille van de Pollen.
In Memoriam
Jonkheer Wouter Luciën Marie van de Poll werd geboren op 26 maart 1918 te Zaltbommel. Zijn vader, jonkheer Harmen Hendrik Jules Marie van de Poll, was een telg uit een geslacht waarvan de stamvader in 1342 genoemd werd. De familie vestigde zich in de 16e eeuw in Amsterdam en bracht vele bestuurders voort, waardoor zij tot de toonaangevende groep regentenfamilies ging behoren. Meerdere Pollen waren burgemeester van Amsterdam en in de eerste helft van de 18e eeuw behoorde de Pollen tot de machtigste regenten in Amsterdam. In 1815 werd een voorvader in de Nederlandse adel verheven met het predicaat van jonkheer. Zijn moeder, Marguerite Jeanne Pauline Françoise Ghislaine Dor, stamde uit een Waalse familie van industriëlen. Haar vader was mede-oprichter en directeur van de N.V. Kempensche Zinkmij. ‘Zines de la Campine’ Budel en de N.V. Gemengde Metaalertsen te Budel.
Afb. 2. Grootvader jonkheer H.H.J.M. van de Poll – de laatste opperschenker aan het Hof, foto met dank aan het Nederland’s Adelsboek 1910.
Hij woonde aanvankelijk in ’s-Gravenhage met een oudere broer en een jonger zusje aan de Van Speijkstraat 117. In ’s-Gravenhage woonde ook de grootouders Van de Poll – zijn grootmoeder was een Belgische Barones Guillaume – en zijn grootvader was generaal-majoor en was in deze jaren aan het Hof verbonden als adjudant i.b.d. en opperschenker. In 1921 werd zijn vader benoemd tot burgemeester van Didam en verhuisde het gezin hierheen. Vanwege de woningnood woonden zij hier in een eenvoudige houten woning. Hier was zijn vader zeer geliefd als burgervader en zo ontving hij in 1926 “… als blijk van waardeering voor diens groote toewijding tijdens en na de hoogwaterellende” van de slachtoffers een ‘prachtig zilveren schenkblad’. Aan de andere kant haalde een heftige woordenwisseling tussen burgemeester en gemeentesecretaris de krant, toen de laatste “… in hoogst opgewonden toestand de gemeente verlaten…” had en even spoorloos was. Kranten spraken later over ‘onverkwikkelijke toestanden die Didam de laatste jaren kende’. In Didam werd het gezin in deze jaren uitgebreid met drie broertjes en twee zusjes.
In 1934 werd zijn vader benoemd tot burgemeester van Groesbeek. Zijn installatie ging met het nodige ceremonieel gepaard en hierbij was het hele gezin aanwezig: “De verschillende Groesbeeksche vereenigingen begaven zich in optocht naar de grens der gemeente Groesbeek en Nijmegen, waar om één uur de verwelkoming van den burgemeester plaatsvond. Daarna had de intocht in het dorp plaats waarna in het gemeentehuis de installatie geschiedde.” Er was vervolgens een welkom door vertegenwoordigers van de geestelijkheid en het gemeentebestuur, een wandeling door de Dorpsstraat, een receptie en een defilé, dat opgeluisterd werd door twee muziekkorpsen, die een speciaal voor de gelegenheid gecomponeerde ‘Burgemeester Van de Poll-marsch’ ten gehore brachten.
Zijn vader raakte drie jaar later als burgemeester in conflict met de gemeenteraad, toen deze gedurende vier maanden niet bijeengeroepen werd. Verschillende Raadsleden gingen over tot boycot van de gemeenteraadsvergadering, omdat het gevolg van de lage vergaderfrequentie was, dat een overvolle agenda leidde tot vergaderen in de late uurtjes.
Bij een bezoek van zijn vader in april 1938 aan Nijmegen per auto met drie van zijn zoons, waarvan er één achter het stuur zat, moest er plotseling geremd worden voor een fietser die uit een zijstraat kwam. Door het onverwachte en harde remmen sloeg de auto over de kop “… terwijl tot verbazing van de omstaanders, die het ongeluk zagen gebeuren, de inzittenden ongedeerd een voor een uit het portier kwamen gekropen. Ze waren er allen met den schrik afgekomen.” Traditiegetrouw stond hij later dat jaar langs de kant van de weg in Groesbeek om de wandelaars van de Nijmeegse Vierdaagse te begroeten: “Halfweg den berg, waar de groote weg tegen op klimt, staat als steeds Groesbeek’s burgemeester , jhr. v.d. Poll, ter verwelkoming gereed en voor ieder heeft hij een hartelijke groet.”
Na de Duitse inval veranderde er veel en met ingang van 15 mei 1941 werd zijn vader op eigen verzoek door de bezettende macht ontslagen, omdat hij medewerking aan de Duitse bezetters weigerde. Hij werd gevangen genomen en zat in verschillende kampen, maar werd uiteindelijk vanwege zijn slechte gezondheid vrijgelaten. Na de oorlog werd hem bij K.B. rechtsherstel verleend en verkreeg hij om gezondheidsredenen eervol ontslag met ingang van 17 september 1944.

Gezocht is in diverse inventarissen naar personen uit het geslacht van Diedem, Loil, Mom van het begin tot ongeveer 1500.

Het geslacht Momm of Mumm

1. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
1177
Gerardus Mumm unter den Zeugen auf Seiten des Grafen Gerhard von Geldern, in einer Urkunde, welches den Bürgern von Utrecht mit Zustimmung und unter dem Siegel seines Vaters, des Grafen Heinrich von Geldern verschiedene Freiheiten und Vorrechte sichert

2. Klever Archif; Schriftenreihe des StadsArchif Kleve no. 6
Redaktion Klaus Flink
Das Kopiar der Grafen von Kleve
Wolf-Rüdiger Schleidgen    Kleve 1986
1191
Abt Gerhard von Prüm überträgt dem Grafen Dietrich von Kleve den Zehnten in Voorst, den Gerhard gen. Mumm sich gewaltsam angeeignet hatte und auf den auch Dietrichs Bruder Arnold in Namen seiner Frau, der Tochter des Gottfried von Heinsberg, Ansprüche erhebt.
..... quod Gerardus quidam Mummo dictus deciman quandam Uorste.....
getuigen o.a. Th(eodericus) de Morse

3. Klever Archif; Schriftenreihe des StadsArchif Kleve no. 6
Redaktion Klaus Flink
Das Kopiar der Grafen von Kleve
Wolf-Rüdiger Schleidgen    Kleve 1986
Aus dem Archive Yrst Spaens Sammlung in h. Rath von Adel
1239
Heinrich von Essende (Essen), Schultheis in Zalland, Ritter und seine Frau Luitgardis Mumme besitzen einen zehnten zu Gamer (Bommelerwaard bij Zaltbommel)

4. Klever Archif; Schriftenreihe des StadsArchif Kleve no. 6
Redaktion Klaus Flink
Das Kopiar der Grafen von Kleve
Wolf-Rüdiger Schleidgen    Kleve 1986
12 juni 1263
Heinrich Mumm als Zeuge unter den Ministerialen des Grafen Otto III von Geldern in dessen Urkunde, durch welche der Ortschaft Neu Wageningen städtische Freiheiten und Vorrechten verliehen werden.
als getuigen o.a. Ridders, Henrich Momme, Dirck van Halt.

5. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 5 1265
Henricus de Essende dictus Mumme veräussert Vermögenstücke 1265

6. Aus dem Orginalkaufacte im Archive des Hausses Yrst. Spaens Samml.
Quellen zur Geschichte der Stadt Köln
Band 3   herausgegeben von Leonard Ennen
Neudruck der Ausgabe Köln 1867 Scienta Verlag Aalen 1970
No. 329 – 30 juni 1289
Gerhard genannt Mumme von Dedein verspricht, sich an der Stadt wegen seiner Gefangennehmung bei Worringen, nicht rächen zu wollen.
Urkundenbuch des Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  I Band   Cöln 1878
No 6. Bl. 22 25 jan 1295
Wilhelm, Sohn des Ritters Gerard von Heckeren, verkauft unter Zustimmung seiner Mutter Suenuldis, seiner Frau Jutta und seines Bruders Rinquin, seine Güter, genamt Godescalkyne, in der Pfarre Sylvolde für 100 Pfund Pfennige dem Kloster Bethlehem und übertragt sie letzteren feierlich in dortigen offenen Gerichten, wobei die beiden Edelherren, Herman von Loen und Stephan von Wisch, die Scheffen von Dottinghem viele Geistliche und Adlige unter ihnen Gerard genannt Mumme.
o.a. Winrico de Wesenhorst

7. Staat der bezittingen van Herbertus van Putten en andere leden van zijn geslacht
Omstreeks 1313
Naar het handschrift uitgegeven door
P.N. v. Doorninck en P.C. Molhuysen
Haarlem, Gebrs. Van Brederode, 1902
Folie 2, bl. 2
Item, Henricus Mumme filius Wulvunt curtim in Berinchem ad quinque marcas
Verder
Item Franco filius Henrici Mumme in Dijdem commorans decimam dictam Koninghestinde ad quinque marcas
Folie 5
Item bona in Vesen que erga Rudolphum de Dijedem

8. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
1316, 7 Febr.
Bruno, genannt Mumme, Sohn Arnolds, und sein Bruder Gerard, Rudolf Pieck, Bertha Wittwe Pieck und die Mädchen Margaretha und Gisella, welche einen Zins aus den Gütern Opdenbusch in der Pfarre Mere (bei Cleve) sammt dem Eigenthume an Albert genannt Bole, verkauft haben, treten das Verkaufte feierlich vor dem Richter in der Düffel zu Gunsten des Kloster Bedbur ab.
Onder de getuigen Theoderico dicto Deus, Burghardo de Haelt.

9. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
1316, 7 Febr.
Albert, genannt Bole, vermacht die von den Gebrüdern Momme und deren Mitberechtigten gekauften Güter, genannt Optenbosch, nach seinem Tode dem Kloster Bedbur, um die Einkünfte davon zum Heile seiner Seele unter die Nonnen in Refectorie (Speisesaal) zu vertheilen.
Onder de getuigen Theoderico dicto Deus, Burghardo de Haelt.
Urkundenbuch der Stadt Krefeld und der alten Grafschaft Mörs

10. Von Hermann Keussen
Band I, 799-1430
Krefeld 1938
1329 Juni 23.
Mabilia, Tochter des verstorbenen Arnold von Xanten, verkauft mit ihrem Mann Pilgrim Mumme dem Grafen Dietrich von Mörs eine Rente von 11 Mark aus Hof und Zehnten bei Neukirche. Mörser Schöffenurkunde.
in de tekst...
quod coram nobis constituta Mabilia, nata quondam Arnoldi de Xanctis, una cum Pilgrino dicto Mumme, eius marito legitimo et tutore, Jacobo, Godefrico, Arnoldo et Johanne ipsius Mabilie veris herdibus de unanimi consensu et libera voluntate eorundum vendidit rite et rationabiliter nobili viro domino Theoderico , comiti de Moerse…...

11. 1329 Juni 23 Landesarchiv NRW Abteilung RheinlandAA 0072 / Moers, Landesarchiv, Urkunden AA 0072, Nr. 9 Vor den Schöffen zu Moers verkauft Mabilia von Xanten (de Xantis) mit ihrem Gatten Pilgrim von Mumme dem Edelherrn Dietrich von Moers 11 Mark Gefälle aus dem Zehnten und Hofe zu Nieukerke. die ihr Bruder Elbert von Xanten zu Lehen hält. Datum in vigilii Johannis baptistae ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Überlieferungsart: Ausfertigung

11. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No 10. 1331-1336
Henrick Mumme, Scheffen zu Deventer
Dumbar Deventer

12. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No 11. 1333
Johann van Kell, Sohn Johanns de Rode, Zeuge beim Tausch zwischen Etten und Dieren.

13. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No 12. 27 April 1337
Canonicus Henrich Mumm mit Anderen vermittelt einen Streit zwischen Propst und Convent Bethlehem
0314   Klooster Bethlehem bij Doetinchem -168
Gijsbrecht, abt van St. Marienweerd, Johan, proost van Aldmonster, Johan van Hoesden, kanonik van St. Johan te Utrecht, Gijsbrecht van Bronchorst, ridder, drost in den lande van Zutphen, Dirk van Baec, Henrik Momme, kanoniken te Bethlehem en Sweder van Wisch doen uitspraak in de geschillen tusschen den proost Gijsbrecht en het convent van Bethlehem, aangaande het bezwaren der brieven en privilegiën, het uitkeeren der pitancien, het aanstellen en bekostigen van een ziekenmeester, het onderhoud der kanoniken, het doen van rekening, het beschikken over de inkomsten der kosterij, het aanstellen van een bakmeester en een kelner, het herzien der statuten enz., 1337 april 27 (Int jaer ons Heren dusent dryhondert seven ende dertich des sonnendaghes vor St. Wolberghedaghe).
N.B. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 56v.
Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No 11(?)  1337
Johann v. Kell, Richter zu Doesburg

14. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
1339
Herr Wyer Momme, Ritter zu Düffel angesessen

15. Urkundenbuch der Stadt Krefeld und der alten Grafschaft Mörs
Von Hermann Keussen
Band I, 799-1430
Krefeld 1938
1341
Wyger Momm verkauft den Brüdern Friedrich und Dietrich, Herren von Mörs, ein Stück Land zu Diedem.
Vorgang zu Verzeichnungseinheit Bur.D / Familiensachen (einschl. der durch Heirat oder Erbschaft erworbenen Güter), Nr. Bur.D - 554
Vereinigte Westfälische Adelsarchive e.V.
fol.44-44v: "Ein briefgen mit einem siegel, darin Wyger Mom hern Friederichen und Diederichen von Mörs rittern ein stuck lands zu Didem gelegen verkauft."

16. Gelre Bijdr. en Meded. XXVII. 233-238.
Het slot Didam en zijn leenregisters.
Lijst der leenen van Meurs, behoorende tot het slot Didam (voor 1346).
.................................van Diderick gr............
.................................te leen ontfangen ee.......
..........................wyngarden w...dt..................
No. 1 Jonge Henrick Conynck Derix son siin guet.
No. 2 Her Johan van Lymborgh, her Derick van Lymborgh sullen
man wesen van enen have (geheeten) Lymborgh.
No. 3 Derick Kloykinck siin guet toe Diedam, geheeten des
Aelden guet.
No. 4 Willem Holsecamp hefft te leen ontfangen van den vorg.
heren van synen guede 5 mald(er) in Loelrebroick, 9
scepel sait in die Aelde mait, een mald(er) roglandts in
Loelreve(l)t, .... scepel saitlants in den Busslegen, een
voederdeel in Loelreholt, een voederdeell in ..... myn
een vierdell, ind an desen guede hefft Willems moeder oer
liifftucht.
No. 5 Henrick Henrick Ludekenns een voerst voderdeel in Waverloeholt.
No. 6 Griete, Henricks wiif van Loel, heeft te leen ontfangen
van den vorg. heren een malder sait in Hekerwerde.
No. 7 Jorden Mom hefft te leen ontfangen van den heren van
synen guede Waetschart guet, die selve Jorden 3 , die hee
noch maken sal.
No. 8 Derick van Loel *) eenen acker in synen hoff.
No. 9 Roloff Schonys hefft ontfangen siin guet tot Diedam, dat
Lubbert ten Vehuyss vort van ons helt.
No 10 Gerlich die Richter hefft ontfangen lant, gelegen te
Waverloe, ende duet jairlix 5 mal(der) roggen, vier
royden hoys in die Aelde mait en de 2 voederdeel in Waverloholt ten Zutphense rechten.
*) Hoogst waarschijnlijk de vader van Doys van Loel, beleend in het oudste leenregister te Anholt. Dirk van Loel moet ca. 1300 geboren zijn en was dood in 1380 (van Spaen).
(loopt door tot no. 24).
No. 23 Wolter Snoy **) hefft te leen ontfangen een stuck erffs
by Troest, geheiten Snoyen mate, twe roeden hoys in die
Nye mait ende een voederdeel in Loelreholt ten
Zutphensche pondingen leen.
**) Wolterus Hendricuszoon Snoye, gerichtsman te Bergh, 1303 maart 23 (arch. Bergh).
Wolter Snoye, beleend met Everwijnshoeve te Wele 1326 (G.L.R.); 1328 april 23 Wolter Snoye, richter Doetinchem (Archief Betlehem no. 156).

17. 1346 März 30 Mörs
Graf Friedrich von Mörs, trifft mit seinen Brüdern Dietrich, Johann und Walram eine Erbteilung, wonach ihm die Grafschaft und dem Bruder Dietrich die Herrschaft Diedem zufällt; dieser eine Rente von 250 Pfund mit freier Wohnung an Johann, und er eine gleiche Rente an Walram zu zahlen übernimmt.
als getuigen o.a. Henrich Momme, amptman van Dyedem, Nende van Dyden.

18. 1355 April 07
Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen
U 142u / Gesamtarchiv von Landsberg-Velen (Dep.), Gemen / Urkunden, Nr. 23
Gert van Berentvelde verkauft mit Einverständnis seiner Frau Jutten und seiner Kinder Symons, Hermans und Gerdes dem Prior von Burlo, Bruder Berende, und den Kanonikern zu Burlo den Nyenhoef im Ksp. Ramestorpe Bs. Weseke mit Gerde den Schulten und seiner Schwester Ewen, die auf dem Hof wohnen, wofür Johann van Berentvelde (Sohn Gerts) und Willeme van der Borch als Bürgen gesetzt werden, mit Gelöbnis des Einlagers in Gronlo. Siegelank. Gerts und Symons v. S. und der Bürgen. Z: Willem van der Borgh, Gumpart van Haxlande, Henric Mumme, Godike van Gras, Henric van den Heetbringhe, Johan Yogerinc; Lambert, Richter zu Winterswic; Hennc Ghebinc; Wessel Mundelen. des dinxedaghes na paesghen
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Pgt. Or.
1 Siegel erh. (Simon v. B.).
R: Litt. J. 39

19. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
25 Juni 1359
Jürden Mumme trägt sein Haus zu Blankenvorde dem Grafen Johann von Cleve zum Mannlehen und Offenhaus auf. Unter den Zeugen Jürden’s Bruder Friedrich.

20. Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0053 / Kleve-Mark, Urkunden AA 0053, Nr. 414
Jordan Mumm trägt sein Haus Blankenuorde dem Grafen Johann von Kleve zum Mannlehen auf. 1359 des naesten dages nae sente Johans dage to midsomer. 4 Siegel angehangen, 1 gut erhalten; 2 fehlt; 3 gut erhalten; 4 ab, lose beiligend.
LAUFZEIT 1359 Juni 25
ZUGANGSBESCHRÄNKUNG Original für die Nutzung gesperrt. Digitalisat vorhanden; Für die Nutzung gesperrt bis 9999

21. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 16. 1359
Johan Momm, Mitglied der geldrischen Ritterschaft

22. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 17 . 1360
Engbert Mumme ist dem Hofe zu Angern (Angerlo?) zinspflichtig. Ebenso Gerit v. Kell (Mom)
Aus dem Urkunden des Domcapitels zu Utrecht und Spaen’s Sammlung

23.Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 18 . 1360
Henrich Mumm, Scheffen zu Deventer, wird von Schelmen gefangen genommen
Aus Gerard Dumbar (geb. 1683 Secretair der Stadt Deventer)
Kerklijk en Waereldlijk Deventer

24. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 19 . 1360
Dirck (Theodericus) Momme, dechant zu Emmerich 1362, stirbt 1362

25. Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0270 / Geldern, Karmeliter, Urkunden AA 0270, Nr. 15
Ywan Mom van Engelsem, Richter, Godert Borstlap und Johann Sluter, Schöffen in Geldern, bekunden, dass Tilmann Stecke und Frau Bela dem Johan Leutmann 4 solidi jährlichen Zins aus seinem Haus in Geldern zwischen dem, das einst Wilhelm van Moers gehörte, und dem des Heinrich Sartor de Capella verkauft haben. A. d. mo ccco sexagesimo feria secunda proxima post ascensionis domini. Die 3 Siege der Aussteller ab.
LAUFZEIT 1360 Mai 18

26. 19.6.1361
Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen
U 137u / Gesamtarchiv von Landsberg-Velen (Dep.), Dülmen / Urkunden, Nr. 2
Herman und Hedenrich van Ore, Gebrüder, verpfänden dem Vrederike Mummen den Hof Gherlaghes Voycken und Hermekens tho Lunsen, beide im Ksp. Halteren, wofür sich Herman Cuocharde und Henrick van der Wildowe verbürgen, unter Versprechen des Einlagers in Halteren. Siegelank. der beiden Aussteller und der Bürgen.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Überlieferungsart: Original,Vermerke: R: N. 1127. - num. 21.

27. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 20 . 1363
Henrich Momme, Herrn Wiers Sohn, empfängt vom Grafen von Cleve einem Burgmannsitz zu Sevenar
Aus Urkunden des Clever Archivs in Spaen’s Sammlung

28. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 21 . 1365
Hermann Mom, Gosen von Steenhuis, Rütger von Boetzelaer, Paul von Eyll, Dirk von Raesfeld und Reiner von Rodenberg, Ritter, sind bei der Heirathsberedung des Costin von Steinhaus mit Gertrud von Rheydt, als Anverwandter anwesend.
29. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 22 . 1366
Johan Mom, Scheffen zu Deventer

30. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 23 . 1367
Heinrich von Kell, Johanniter Ordensritter
Aus dem Clever Archive und Spaen’s Sammlung.

31. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 24 . 23 April 1368
Henrich Mumme und sechs andere rittermässige Personen thun einen Schiedsspruch zwischen dem Propste der Abtei Werden und einigen Eingesessenen

32. Aus den Urkunden der Abtei Abdinghof, Nr. 288 im Landesarchiv zu Münster
1368 Apr 23
Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen
B 608u / Kloster Abdinghof, Paderborn / Urkunden, Nr. 274
Vergleich des Clawes van dem Steyne Propstes zu Werden mit Herbert van Putten, Bernt van de Dorenweert Ritter, Henric Mumme Priester, Arnt van der Lawyc Richter von Velde, Johann van der Lawyc, Clawes u. Diedrich van Aller, Henric van Herwn. Untersiegler: die Genannten.

33. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 25 . 29 juni 1368
Heinrich Momme, Sohn des Ritters Wyars Mommen, verzichtet zu Gunsten des Stifts Elten auf das Gut Holscamp zu kilder in der Herrlichheit von dem Berge gelegen.

34. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 27 . 15 Juni 1369
Henrich Mumm, Sohn des Herrn Wier Mumm verkauft mit Zustimmung seiner Frau Aleid ein Gut zu Angerlo an das Kloster Bethlehem

35. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster  
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 28 .15 Juni 1369
Heinrich Mumm, Wiers Sohn, als Hauptschuldner und seine Bürgen, Gert Mumm von Kell, Heinrich der Rode und Rolof Mumm, Friedrichs Sohn, verpflichten sich, bei Strafe des Einlagers dem Kloster Bethlehem für ein verkauftes Gut in Byfang zu Angerlo Gewähr zu leisten.
Klooster Bethlehem bij Doetinchem no. 259
Henrik Mumme, zoon van Wier Mumme, verklaart dat hij de schulden van de proost en het godshuis van Bethlehem heeft kwijtgescholden, 1369 juni 15 (Int jaer uns Heren dusent driehundert neghen ende zestich up Sente Vitesdaghe).
N.B. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 36v.

36. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 29 . 1369
Henrich Momme, Herrn Wiers Momme Sohn, bekennt, unter Mitsiegelung seines Neffen Henrich von Wisch, an dem Gute im Kirchspiel von Diedem kein Recht Mehr zu haben..
Aus Spaen’s Sammlung Band 164, S 48 im Archiv Bedbur.

37. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 29 . 1370
Reinold Herr v. Oye belehnt Johan v. Malden mit der Hälfte eines Gutes zu Niel, das Vorher Herr Wier Momme inne gehabt hat.

38. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 30 . 1370
Henrich Momme, Scheffen zu Sevenar
Spaen’s Sammlung

39. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 31 . 1372
Gerrit Momme van Kell, Ghysbert van Brockusen und Gherrit Nagel sind Zeugen bei dem Vergleiche, welcher zwischen Evert von Diedem, Deutschordenscomthur zu Dieren und den Gebrüdern Dirk und Evert von Enghusen.

40. 1372 März 9
Vereinigte Westfälische Adelsarchive e.V.
HarKe.Möl.Uk / Haus Möllenbeck, Urkunden, Nr. HarKe.Möl.Uk - 32
Gerd de Stotere und seine Gattin Gese, Beneke Rede, seine Gattin Stine und seine Kinder Grete, Gese und Mette, Bürger zu Münster, verkaufen dem Hermann Radenspel, Bürger zu Münster, ein Stück Land 3 ¿ Scheffel Gerste fassend, bei dem Brockhofe neben dem Mestekamp, beschwert nur mit einem Scheffel Morgenkorn, halb Gerste und halb Roggen. Sollte jemand dem Käufer das Land rechtlich abgewinnen, so soll er sich wieder an die Mark Geldes Jahresrente halten, die er aus Gerds des Stoters Hause auf dem Verspoele (Vorscepole) und aus dem Lande hatte. Zeugen: Johann Travelmann, Gerd Mumme, Johann Korenkamp, Johann Haneboet, Brun von Hengtorpe, Bürger zu Münster.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Original deutsch.
Holstere: Beil, Siege des Beneke Rede abgefallen.

41. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 32 . 1374
Henrich Mum überträgt 1374 den Hof zu Steenbergen, clevisches Lehn von wegen der Herrschaft Ryneren, an Arndt von dem Berge, der damit 1375 in Beisein der Lehnsmänner, Herren Wihelm v. Ingenhave, Ritter, Johan von Hertefeld und Helmich von Cumbich belehnt wird.

42. Vereniging Gelre -- Bijdragen en Meddelingen Gelre.
deel 4   -  1901
Dr. J.S. van Veen
bl. 12 e.v. De Zutphense landvrede van 2 februari 1375
oa. staan genoemd:
Doys van Lole; Wyllam van Lole, Johan van Lole; Ghert Mumme, Wolter ende Johan brodere van Kelle, Rolof Mumme, henrich die Roden.

43.  Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0270 / Geldern, Karmeliter, Urkunden AA 0270, Nr. 31
Johann Sluter, Richter, Johann angen Iseren und Gerit dye Mom van Stralen, Schöffen in Geldern, bekunden, dass Heine van Erenveld dem Heine van den Kümpel seinen Anteil an dem Erbe, das dem Heine Averveld gehörte, gelegen an dem Erbe der frawen van Bellinchoven und dem des Arnold Borstlap, übergeben hat. Dusent driehondert seven end tseventich op des manendages na Petri et Pauli aplorum. Siegel des Sluter und Mom erhalten, des Iseren ab.
LAUFZEIT 1377 Juli 6

44. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 34 . 1378
Gerit Momm von Kell wird unrechtmässiger Weise mit Wolter Momm von Kell zu Emmerich durch Gerrit von Lengel an den Kaeks (Pranger) gestellt, weshalb Stadt und Thäter von dem Grafen von Cleve gestraft wird. Gerrit von Lengel verliert als Brüchte Haus und Hof, welche der Graf an Herman Weydegans, 1378-1389 Amtmann zu Emmerich, in Verwaltung gibt.

45. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 35 . 1378
Reinold Herr von Oye belehnt Gert von Hertefeld mit einem halben Gute, welches vormals Herr Wier Momme innegehabt hat.

46. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 36 . 1379
Lenhsfolge in dem Gute Hoge Gestell im Kirchspiel Angerlo, Grafschaft Zutphen seit der Belehnung des Gerard Momme von Kell. 1379-1513
Als leenontvangers
Gerrit Momme van Kelle, 1379
Johann van Kell heeft opgedragen syner moder Alueraet huysfrou Wolter Kirskorffs
Hermans Goet van Meckeren, 1401
Herman van Meckeren, 1402
Tyeman de Swarte, 1405
Wolter Kirskoff 1403
Johan Momme van Kelle, 1404
Elisabeth van Meckeren, 1408
Derick Momme van Kelle, 1409
Gerrit Momme van Kelle, 1416
Johan Momme van Kelle, 1452
Herbert van Hagen, 1501

47. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 37 . 1379
Jan van Kell, wird Bürge für Wilhelm von der Huet.

48. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 38 . 1380 5 April
Zwei Scheffen von Doesburg beurkunden die, vor ihnen von Wessel ten Haeken abgegebene Erklärung, dass ihnen Gerard Momme von Kell die für den Herzog W. Von Geldern gekauften Ferken bezahlt habe.

49. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 39 . 1380
Heyne Momme, Richter der Veluwe

50. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 40 . 1380
Jan Mom, Scheffen zu Deventer, stirbt 1380 10 Sept.

51. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 41 . 1381
Lehnsfolge in dem Rothenthurme mit 25 (holländischen? = 95 preuss.) Morgen und Land, genannt die Epe nach Zütphensche Rechte, 1381-1670

52. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 42 . 1383, 20 Oct.
Henrich Momme, Zeuge, als Gertrud Ehefrau Everts van Bingerden ihr Gut in der Limers an Geert Palick v. Sevenar überträgt

53. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 43 . 1383
Henrich Momme, Herrn Wiers Sohn, ist Richter in der Lymers

54. Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0270 / Geldern, Karmeliter, Urkunden AA 0270, Nr. 34
Gerit dye Mom van Straelen, Richter, Rutger Cliyt und Peter ten Have bekunden die Übertragung der in Nr. 33 genannten Renten an die Karmeliter. Dusent driehondert drie end tachentich ipso die Luce ewangeliste. Die 3 Siegel der Aussteller fragmentarisch.
LAUFZEIT 1383 Oktober 18

55. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 44 . 1383 of 1384
Johan von Kell, Richter zu Doesburg
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0270 / Geldern, Karmeliter, Urkunden AA 0270, Nr. 36
Gert die Mom van Straelen, Richter, Johann Beselman und Gadert van den Raeme, Schöffen in Geldern, bekunden, dass Albert van Eyll, Sohn des Evert, und seine Frau Greyt übergeben an Hein oppen Kempel und seine Frau Ryckaut ihren Hof, der früher der verstorbenen Frau van Bellichoven gehörte, gelegen in der Altstadt zwischen dem Hof der Catharina van Langendonc und dem des Wilhelm van Vennbrock. Dafür setzt er zum Pfand den Hof zwischen diesem und dem des Arnold van Borstlap. Datum a. d. mo ccco lxxx quarto, sabbato post Valentini martiris. Die 3 Siegel der Aussteller beschädigt.
LAUFZEIT 1384 Februar 20

56. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 45 . 1384, September 10
Johann Mumme, stiftet zum Heile seiner Seele eine Memorie in der Lebuinus Kirche zu Deventer und stirbt 1384, september 10

57. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 46 . 1383
Gerrit Mumme von Kell ist als Familienrathsmitglied bei den Verhandlungen über die Hochzeit des Johan de Rode von Heckeren mitthätig.

58. A.H.B. no. 36 bl. 37 Didam
1386
Register op de Leenaktenboeken
De Leenen op het huis Bergh (uitgave 1929)
Item 4 mergen lants neest Johan Tyden, alreneest erve der grevynnen van Benthem ende der jonfer van Loel. Item 3 roden in der Aeldenmaiten, ende 1 ½ rode in der Nyermaiten. Item 2 steden, 1 voderdeel in Loelreholt in Mylsterholt, in Wolter Snoyen slage. Item ½ maldersaet, gelegen achter den Viltken, tusschen Rolof Mom ende Palick van Camphusen, tot 1
Herman Diericxzoen 1386
Derick Hermansz. 1458 Januari 9
Idem vernieuwt den eed, 1466 December 2
Gerlich Hermansz, na doode van zijn broeder Derick. Hij lijftocht zijn vrouw Flisten, 1483 September 14
Johan Lambertsz, na doode van zijn vaders-broeder Gerlich
Herman Lamberts Johansz, na doode van Johan Lamberts, 1536 Juli 8
Etc

59. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 47 . 1387 18 September
Peregrinus Momme, Dechant zu Emmerich, stirbt 1387, 18 September

60. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 48 . 1388
Verzeichniss derjenigen, welche auf Seiten des Grafen E. Von der Mark der Stadt Dortmund Fehde angesagt haben
o.a. Johan Mumme

Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 49 . 1390
Lutzo von Honnepel und von der Empel, als Hauptmann und seine Reiterschaar, worunter Jorden Momme, mit deren Knechten, versöhnen sich mit Stadt Dortmund.

61. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 50 . 1390
Otto Mom macht eine Erbschaft zu Maren

62. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 51 . 1391
Bernt von Kell und Johann von Kell, Sohn Bernard’s von Kell, quittiren dem Capittel zu Emmerich Gelder.

63. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 52 . 1391-93
Henrich Mom in Streit mit den Brüdern Rutger und Johan v. Weiler und Gerit von Poelwick

64. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No.53 . 1392
Diedrich von Heekern genehmigt den Verkauf von Houtsmate im Kirchspiel Keppel, Bauerschaft Eldrick, welches sein Zinsgut ist, und Heinrich Momme, Gerrits Sohn, an Herman von Wyskerke, Comthur zu Dieren, übertragen hat.

65. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 54 . 1394
Diedrich Momme von Kell, Lehnherr, bekundet, dass Johan von Westerwyck das Gut des verstorbenen Johan von Kell, seines Oheims, zu Dieren gelegen, an Cles, Heinrichs Sohn, übertragen hat: Lehnszeugen sind: Wolter von Kell, Diedrichs Mommen Oheim, und Lense, Reinarts Sohn.

66. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 55 . 1394
Wilhelm Momme leistet den Herrn von Bronchorst Beistand gegen die Stadt Deventer.

67. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 56 . 1394
Gerrit die Bose, Richter zu Doesburg, beurkundet, das Heinrich Momme, Gerrits Sohn, dem Deutschordens Comthur Herman von Wyskerke Gut zu Keppel verkauft hat.

68. Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0270 / Geldern, Karmeliter, Urkunden AA 0270, Nr. 49
Heinrich van Kedychem, Vogt und RIchter, und die Schöffen von Gelderland bekunden, dass Goswin de Mom von Engelsem dem Albrecht van Eyl, Everarts Sohn, den Hof "ter Gheest" mit allem Zubehör, gelegen in dem Stadtfeld von Geldern, verkauft habe, welchen Albrecht von dem Herzog von Geldern zu Lehen empfangen hat. dusent driehondert ses ende neghentich op onser liever vrouwen dach ... assumptionis. Siegel des Kedychem und Mom beschädigt, der Schöffen ab.
LAUFZEIT 1396 August 15

69. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 57 . 1396
Diedrich Mom von Kell genehmigt als Lehnsherr den Verkauf eines, ihm zinspflichtigen Gutes.

70. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 58 . 1397
Protest der Bürgermeister und Schöffen der stadt Deventer, darunter Stephan Mumme von Keken, gegen die Vorladung des Römischen Königs Wenzel an das Hofgericht nebst Verfolg der Sache.

71. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 59 . 139?
Todesnachrichten des Necrolog’s des St. Lebuinus Capitels zu Deventer, Dumbar
Obiit Stephanus Momme et dantur 5 solidi obiit Aleydis Mommen et dantur 10 solidi obiit Zuete Mumme et dantur 5 solidi.

72. Chroniken und Urkundenbücher hervorragender Geslechter, Stifter und Kloster
- Urkundenbuch das Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  Cöln 1876
No. 61 . 1400
Fehde und Friede des Bischofs von Utrecht mit der Stadt Groningen
Onder de Rathleuten Steven Momme.

73. Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0270 / Geldern, Karmeliter, Urkunden AA 0270, Nr. 54
Heinrich van Jonckram, Richter, Rutger Cluyk und Jakob oppen Grave, Schöffen in Geldern, bekunden, dass Aleit Mans, Sander van Wevelinchoven und Frau Aleit, Meister Johann Wurchem und Frau Catharina, Gerd und Wilhelm Mom, Kinder der Aleit, den Karmelitern in Geldern übertragen haben 1/2 Mark jährlicher Rente aus Heinken Ruycks Haus in der Issumer Straße zwischen Aleit Hollantz und Johann Wurchems Haus. Dusent vierhondert des yrsten vrydages na sente Johannis dach to midsomer. Von den 3 Siegeln das des Richters ab, die anderen beschädigt.
LAUFZEIT 1400 Juni 25

74. 1401 Jan 20
Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen
B 608u / Kloster Abdinghof, Paderborn / Urkunden, Nr. 530
Der Knappe Borchard von Papenhem verkauft mit Zustimmung seiner Frau Hille und seiner Söhne Herbold, Friedrich und Borchard dem Kloster A[bdinghof] zwei Höfe zu Gross-Nedere, die ihm durch den Tod seiner Vasallen, der von Rotwordessen anheimgefallen sind und die Enger van Nyghusen zu Weddeschedde in Pacht hat. Zeugen: Sander Pfarrer zu Lamerden, Cord van dem Wolfhagen Pfarrer zu Holode, Heinrich Mumme Pfarrer zu Gross-Nedere.
Vorgang zu Verzeichnungseinheit AA 0232 / Elten, Stift, Rep. u. Hs. AA 0232, Nr. 1

75. Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
Regest: Wolter die Rode von Heker (Heekern), Elisabeth von Heker, Witwe des Geert von Heller, Derick Momm von Kell und Gerit von Rossum beurkunden den im Jahre 1407 September 7 gemeinschaftlich von ihnen getätigten Ankauf des Gutes Essent im Kirchspiel Doetinchem aus der Hand Henriks Averkamp, Gerits Sohn, welches sie nunmehr sämtlich von der Äbtissin zu Elten als Lehnsherrin besitzen und für das sie als Vasallen Johann Rode van Heker stellen, welcher der Äbtissin Huldigung und Eid geleistet hat. G. in jaere ons heren dusent vierhondert ind negen, op s. Pontiani dach.
LAUFZEIT 1409 Januar 14

76. 1409 Juli 13
Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen
U 143u / Gesamtarchiv von Landsberg-Velen (Dep.), Hagenbeck / Urkunden, Nr. 80
Vor Werner Lenekinck, Freigraf, gibt Hinrich van Barsdunck gt. Mumme dem Wenemar van Heydene das Rückkaufsrecht der sogen. Wenemars Wyesch zwischen der Ymmynck-Wyesch und des Versels Roide. Siegelank. des Freigrafen und Heinrichs von Barsdunck. Z: Albert ton Vryhuys, Johan Roderdinch, Hinrich Blyde. die beate Margarete virginis
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Pgt. Or.
2 Siegel ab.

77.  A.H.B. no. 33 bl. 35 Didam
1410
Register op de Leenaktenboeken
De Leenen op het huis Bergh (uitgave 1929)
4 Maldersaets in Loelreveldean tween stucken, ende heit ’t Zwartelant. Ende die huystede bi der molen to Loil, in grote 6 ½ scepelsaets. Ende 9 scepelsaets heit die Langeacker, ende schiit up Averenge. Ende ½ scepelsaets in Loilrevelde. Ende 2 voderdeel in Waverloholte in Henrix slage van Loill, to 1.
Roelof Momme 1410
Wolter Snoye 1440
Idem vernieuwt den eed, 1467 Mei 28
NB Bij dit leen behooren nog: Een vierdel in denselven holt, in dat Aertsche slach, ind die Hogemait, in die Sidemait in den kerspel van Diedam gelegen, ind slach geheiten Tamberige slach, dat plech men to leene toe halden van Deric Doys van Loel.
Maes Snoy Woltersz., na doode van zijn vader, 1477 Juni 17.
Lambert Snoy, na doode van zijn broeder Maes, 1486 Maart 13.
Derick Snoye, na opdracht door zijn vader Lambert, die den lijftocht zal behouden, 1489 April 10.
Lambert Snoye Dericksz., na doode van zijn vader, en na verzuim, 1524 Juli 5.
Etc

78. 1412 April 4
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0406 / Marienthal, Urkunden AA 0406, Nr. 114
Heinrich, Herr zu Gemen, Ritter, belehnt Aleff van Rade zu Behuf Heinrichs von Barsdunck genannt Mumme mit dem Hof ten Closter, Kirchspiel Brünen, nach zutphenschem Recht. D. op den nesten manendach na der hochtyd Passche dage.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Überlieferungsart: Ausfertigung

79. Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0270 / Geldern, Karmeliter, Urkunden AA 0270, Nr. 71
Evert de Momm van Straelen, Richter, Rutger Cluet und Gerit op Straten, Schöffen in Geldern, bekunden, dass Johann van den Hage und seine Frau Ulant (?) verkauft haben der Catharina van Wyncvonderen (!) 1 Mark jährlichen Zins aus dem Haus, das Jorys van Ommenrade (wohl = Ommenrath) gehört, in dem Rosengarten gelegen zwischen dem Haus des Arnd Plumen und dem der Catharina Nyelkens. Deren Sohn Hermann van den Hage ”beschudt um nareschap wegen“ diese Mark. Dusent vierhondert ende virthien, des neisten dinxdages na s. Margariten dag virginis. Die 3 Siegel der Aussteller wenig beschädigt.
LAUFZEIT 1414 Juli 17

80. Bijdragen en Mededelingen Gelre
Deel XXXIV
Arnhem, S. Gouda Quint 1931
De Leenregisters van de proosdij van Emmerik bl. 242
Door A.P. van Schilfgaarde
1414
De hoff te Holthuisen mit siinre tobehoringe, tot enen rechten viif marck leen.
Henricus Mumme de Dyedem, maritus filie domine de Latem, bona sua in Holthusen, cum omnibus attinentiis suis 1414
Henrick Momme te Diedam, 1458 Juli 6
Gossen Momme te Dyedem, als leenvolger van zijn vader Henrick, 1478 Mei 1
Idem vernieuwt den eed, 1488 Augustus 10
Henrick Mom draagt het leen op ten behoeve van zijn zwager Giisbert Stryck, burger te Xanten, en diens vrouw Mechtelt, onder verplichting tot onderhoud, 1529 Februari 23
NB. Het leengoed blijkt te liggen onder Didam en wordt als volgt omschreven: Item 3 scepelsait ende schiit myt enen endt up an den kerckweg, an aen een hegghe. Item noch 1 scepelsaet, ind schiit in die Kaet. Item noch 3 scepelsait schiit in die Kaet. Item noch 1 scepelsait, ind heyt dat Flasstuck. Item noch 3 scepelsait, genant Dalwiin. Item noch 3 scepelsait, lyggende voir dat Holthuessense hecken. Item 2 maldersait, lyggende beneven Lambert Snoeyen lant. Item noch 5 maldersait, lyggende beneven den koilhoff. Item noch 5 scepelsait, genant Mommenstuck. Item noch in Loelerbuys boschgerechticheyt, soe groet ind kleyn dat gelegen ys, nementlicke 4 ½ voderdeel.
Etc.

81. A.H.B. no. 27 bl. 29 Didam
1417 October
Register op de Leenaktenboeken
De Leenen op het huis Bergh (uitgave 1929)
Pryntsbudelsgued, dair Dyelis Arnt drye (slage in heeft), mit namen: die hofstat, ende dat hogelant, tesamen 10 ½ maldersaets; ½ slach in Loilreholte, ½ slach in Milsterholte, ende 6 steden ende 1 beer. Noch dat Baersche slach, dat Buschclach ende Paitheze, to 1
Deric van Loil, 1417 October
Griete, zijn vrouw, voor haar onmondigen zoon, na doode van Deric. Rulof van Holthusen is hulder.
Jan van Loill, na doode van zijn vader Deric, 1439 Augustus 31.
Johan van Loil Derixz. Van Loil, 1467 Januari 1.
Johan Tengnagel, 1483 Augustus 17
Van dit leen worden afgespleten: 1/3 voor Hadewich van den Hoeve, vrouw van Ernst Momme, en ¼ voor die van den Holst (no. 31 en no. 60)
Johan Tengnagel met het resterende gedeelte beleend, 1483 Augustus 21
Joist Tengnagel, na doode van Johan vnd. 1502 April 6, etc

82. 1424 September 08
Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen
U 143u / Gesamtarchiv von Landsberg-Velen (Dep.), Hagenbeck / Urkunden, Nr. 125
Gherd dey Schetter gelobt dem Wenemar van Heydene Schadloshaltung wegen seiner Bürgschaft gegenüber Hinrike van Barsdonch gt. Mumme. Siegelank. des Ausstellers. in festo nativitatis beate Marie virginis
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Pgt. Or.
Siegel ab.
R: N. 19

83. Inventaris van het oud archief van het kasteel Middachten
P.N. v. Doorninck
Gebr. Van Brederode, Haarlem 1896
1427
Stukken van algemene aard. No 38 bl. 18.
Gerit Momme van Kelle, als leenheer, geeft aan consent aan Deric van Steenre om een erfrente van 3 overlenscher rijnsche gl te verkoopen aan Andriese Wildenn, uit het goed den Emer, gelegen in het kerspel van Brummen aan hem leenroerig, ten overstaan van Zele ten Have en Wilhelm Guldenverken, leenmannen van Gerit Momme van Kelle

84. 1429 März 19 {in profesto Palmarum}
Vereinigte Westfälische Adelsarchive e.V.
Ass.Uk / Assen, Urkunden, Nr. Ass.Uk - 245
Hinrich van Asscheberghe, Sohn des + Bernd van Asscheberghe, will Godert Moneke schadlos halten wegen der Bürgschaft, die er zusammen mit Gert Krakerugge gegen'fcber Johannes Mummen, Bürger zu Münster, für ihn übernommen hat. Hinrich van Asscheberghe siegelt.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Ausf.-Perg.
anh. Siegel an beschriebenem Pressel (1) (Rand teilweise abgebrochen; Umschrift: S’ HINRIC.... SCHEBERGHE; Bild: im Schildeshaupt zwei Spiralkugeln, darunter Blattverzierung)

85. 1432 Oktober 6
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0406 / Marienthal, Urkunden AA 0406, Nr. 152
Vor Hinrich ten Boeghe, geschworenem Fronen und Unterrichter zu Bocholt, verkaufen Gerd Wulvynch, Goebele von Wallynchorn, Heynen Sohn, mit seiner Frau Lumme und Hermann ten Buschues ihre bezeichneten Anteile an der Holzwiese (holtwyssche), Kirchspiel Brünen. - Unter den Zeugen (cornoten): Hinrich Mumme, Hermann van Baerle genannt Byrmann, Joh. Goltsmedinch. D. fer. secunda prox. post f. b. Remigii ep.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Überlieferungsart: Ausfertigung

86. A.H.B. R. 439.
1433 December 11.
Johan van Loel Derixz. verkoopt aan Roloff Momme Vredericxz. 1 voederdeel in Lolreholt in de Elskens slag.
Gegeven in den jaer ons Heren dusent vierhondert ende drie ende dertich des Vrydages na Onser Liever Vrouwen avent concepcionis.
vier ind negentich up den Vrydaeghe na den heiligen Sonnendach Letare Jherusalem in der vasten.
Oorspr. (I. no. 3260) met geschonden zegels van de beide oorkonders.

87.  Inventaris van het oud archief van het kasteel Middachten
P.N. v. Doorninck
Gebr. Van Brederode, Haarlem 1896
1437 14 december
Stukken van algemene aard. No 49 bl. 22.
Gerit Momme van Kelle, als leenheer, geeft aan consent aan Evert van Remen om een rente van 8 overl. Rijnsche gl. Te verkoopen aan Andriese den Wijlden, uit het goed die Emer, in het kerspel Brummen aan hem leenroerig.

88. 1440 Juni 09
Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen
U 149u / Gesamtarchiv von Landsberg-Velen (Dep.), Raesfeld / Urkunden, Nr. 54
Vor Korte Gosen die Junghe und Gosen Spierlinck, Richtern zu Lembeke, läßt Johan van Raesfelde die Zeugen Sander ten Bernevelde Hinrick die Vrye, Johan die Werver, Kerstien ten Hove, Herman Kelner und Johan Roderinck aussagen, daß eine Frau Aleke ten Wallenkampe auf dem Gut Wallenkamp des + Bitters van Raesfelde, mit ihrem Mann Bernd ten Wallenkampe wohnte, die beide Eigenhörige Bitters waren, von denen eine Tochter Geseken Bitters Eigenhörigen Geryt ten Nyenhues heiratete. Dasselbe bekunden die Zeugen Sander Berneveld, Hinrick die Vrye, Johan die Werver, Kerstien ten Hove, Johan Toemers, Gerd Benninck, Evert Rodert, Gerd Wullensleger, Ludeke ten Ullande, Kerstin Vortleven, Heyne Kappert und Johan Wechter, darüber hinaus, daß das Ehepaar Gerd ten Nyenhus und Geseken Kinder namens Johan, Bernd, Herman, Diderich, Aleke, Griete und Elseke, die kürzlich zu Wesele gestorben ist, hatten. Geseke behauptet, sie gehöre dem Kloster Nottelen. Johan van Raesfeld läßt sie daher mit ihren Kindern durch seine Knechte Johan Bermesloe, Diderich Gluer, Arnd Groninck, Gerd Darm, Diderich Portener und Thonys van Hagenbeke gefangensetzen und gewann einen Prozeß gegen das Kloster Nottelen. Z: Hinrich Mumme, Bernd die Leter, Johan die Yopener, Wessel Huninck, Schulte Gosen. Siegelank. der Richter. ipso die beatorum Primi et Feliciani martyrum
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Pgt. Or.
2 Siegel anh., beide zerdrückt

89. Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
Regest: Jungfer Lisbeth von Doedingwerden nebst ihrem Manne und Mombar Drost Ludeken zediert zu Händen der Äbtissin und zum Behuf des Kapitels von Elten ihr Erbe genannt Empelsgut (Fünfmarklehen des Stiftes) mit Zustimmung ihrer Söhne Sander und Bernd, worauf im Namen des Kapitels durch die Äbtissin in üblicher Weise Jan Reynerssoen damit belehnt wird, vor den Mannen Derick Momm von Kelle und Karschis von Hoeckelom. G. up den Urbains avent imme jaer ons heren XIIII. ind XLII.
LAUFZEIT 1442 Mai 24

90. De archieven der gasthuizen en fundatiën, gilden, schutterijen en vendels
Het archief van het vendel van de Bakkerstraat
1443 April 6
Wynant ridder en Roeloff Momme, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Johan Kyvit en diens vrouw Gertruyt verkocht hebben aan het gasthuis van St. Peter te Arnhem 4 ½ morgen land, gelegen in het kerspel Elden in Elderweyde, grenzende aan de Elderzege.

91. 27. April 1444
Stadtarchiv Münster
C-Arm zur Aa / Armenhaus Elisabeth zur Aa, Nr. Urk. Nr. 19 Rentenverkauf
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Siegel fehlt
Regest von späterer Hand
nu Herman Vos,Vor Bertolt Bischopinck, bischöflicher Richter des Bischofs Hinrik, verkaufen Fenne, Witwe des Johan Heythorn, und ihr Sohn Johan Heythorn der Bete Burbank eine Rente von 1 Mark Münstersch für 18 Mark. Die Rente ist halb zu Michaelis und Ostern fällig. Als Sicherheit dient ihr Haus am Verspoel an der Ludgerikirche zwischen den Häusern des Johan Grawert und des Johan des Edelen. Die Verkäufer verpfänden auch eine Rente, die sie am 13.05.1435 von Johan Grawert und seiner Frau Geseke gekauft haben.
Bürgen: Johan Mumme, Hinrich Odinck
Zeugen: Evert Medemann, Bernd Kannengeiter;
Siegel: Bertolt Bischopinck, Richter

92. 1447 Juli 3
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0406 / Marienthal, Urkunden AA 0406, Nr. 164
Vor dem Freigrafen Berndt de Duker und dem Freigericht zum Ossenkamp in der Freigrafschaft Heiden bestätigen die benannten Kinder Johanns des Alten von Raesfeld und seiner Frau Margarethe die von diesen gemachten Stiftungen in Kirchen und Klöstern. - Mit dem Freigrafen siegeln Heinrich von Barsdunck genannt Mumme und Sander Brunerdinck. D. des nesten manendags na onser liver vrauwen dage visitacionis.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Überlieferungsart: Ausfertigung

93. 1451 April 23
Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen
W 151u / Sammlung Westfälische Familien (z.T. Dep.) / Urkunden, Nr. 478
Vor Gozen Spirlick, Richter der Herrschaft Lembeck, verpachtet Bernd de Letor das Heu von einer Wiese in den Verselen an Wessel tor Lock, Johan Wegener, Hinrick Heckman und Ludeke ton Unlande. Zeugen: Hinrich und Clawes Mumme, Hinrich de Nater, Herman Groneck Siegel ab

94. 1456 Juli 12
Landesarchiv NRW Abteilung Ostwestfalen-Lippe
L 1 / Lippische Landesherrschaft (Urkunden), Nr. 1245
Vor Cord Mestworte, Gogreve von St. Johann/Lemgo, gibt Bernd von Dehme sein Burgle-hen zu Varenholz mit sämtlichen Zubehör - darunter 8 Kottstätten zu Hohenhausen und je ein Haus zu Bentorf u. Stockem - an Bernhard VI. u. Simon zur Lippe zurück u. verzichtet auf seine Ansprüche auf das Amt Heerse. Z.: Johann, Heinrich und Lüdeke Quaditz, Johann v. Wessendorpe, Cord Peckelheringh, Freigraf, Hermann v. Mengersen, Dietrich v.d. Bussche, Heinrich Mumme u. Friedrich Uslers.
LAUFZEIT 1456 Juli 12

95. 1456 Dezember 3
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
Regest: Jan Mom von Kell, Dericks Sohn, wird vorbehaltlich des Anrechtes der Jungfer von Bylant mit dem Gute zu Essent als einem Fünfmarklehen, verhergewätet demgemäß mit fünf Mark schwerer Münze, nach geleistetem Huldigungseide, vor dem Lehnsmanne Johann Reyners und Carschis von Hoeckelum belehnt. G. in den jairen ons heren anno etc. LVI, des frydaeghs post Andrea apostoli.

96. A.H.B. I.3443.
1457
Eigendomsbewijs voor den heer van den Bergh van den molen te Loel met maal- en windrecht aldaar, afkomstig van Roelof van Loel en diens vrouw, 1457. (1 charter reg. no. 752).

97.  1457 April 3
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
Regest: Abt Konrad belehnt Wolter Mumme zu Dienstmannsrecht mit dem Hof Schrepping samt Zubehör und dem Gut Dedel gen. des Wisen Gut unter der Bedingung, daß Wolter verzichtet, wenn sein Sohn großjährig wird. Wolter hat Treue gelobt. Anwesend waren der Bürgermeister Evert Höffken, Bernd Buth, der Richter Aleff Strave und Thomas von Geseke. ... in dominica Judica.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Überlieferungsart: Abschrift des 15. Jh.

98. Inventaris van het oud archief van het kasteel Middachten
P.N. v. Doorninck
Gebr. Van Brederode, Haarlem 1896
1457 Julij 28.
Bernt van Vorden en Joirden zijn echte wijf verklaren dat de jaarrente van 9 molder rogge, die zij verkocht hadden uit hun erve en goed gen. Die Wedersche aan Johan Kempinck, gen. Wittenberch en Stijnen zijn echte wijf, door laatstgenoemden weder verkocht is aan Henricke van Diepenbroick en zij alnu aan den kooper jaarlijks zullen betalen en voor de richtige voldoening verbinden hun goed te Bensinck, gelegen in de herschap van Borcle, kerspel Nede, buurschap ter Noirdwick.
Op perkament met uith. Zegels in bruin was van Bernt van Vorden en Joirden. Het zegel van Joirden heeft een randschrift jonfer Jorden Momme.

99. Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0231 / Elten, Stift, Urkunden AA 0231, Nr. 139
Vor dem Junker Wilhelm von Berg vergleichen sich die Frau des Friedrich van Ullft und ihr Sohn Evert einer- und Henrick van Hecker und dessen Gattin andererseits um ihr mütterliches Erbe in der Weise, dass Henricks Gattin das Erbe in der Liemers im Kranenburger Broick und das Erbe des +Geryt van der Wilten erhält, ungehindert von der Gegenpartei, Wilhelm van Bueck und ihrer Schwester van der Hovelwijck, mit Ausnahme eines Erbes im Kirchspiel Beeck, das Friedrichs Frau und ihr Sohn Evert behalten sollen. Dazu sollen Henrick und seine Frau 100 alte Schilde zahlen. Schiedsleute: Goesse Stecke, Drost, Hermann de Boese, Johann Momm van Kell und Johann de Greve. Oberschiedsrichter: Junker Wilhelm von Berg und Johann van dem Loe, Ritter. D. des sonnendaghes na Divisio apostolorum. Original. Papier. (Zerter).
LAUFZEIT 1457 Juli 17

100. A.H.B. Reg 752. 1457 October 3.

Geryt van der Coenhorst Hermansz., drost van het land van den Berge, oorkondt, dat Roloff van Loel en Herman van Steenre, zijn echtgenote, verkoopen aan jonker Wilhelm, heer ten Berge, ten Bilant en tot Hedel, den windmolen in de buurschap Loel, benevens het maal- en windrecht aldaar.
Gegevens in den jare ons Hren dusent vierhondert soeven ende viiftich des neesten Manendages na Remigii et sociorum eius.
a. Oorspr. (Inv. no. 3443) met de zegels van den oorkonder, van Geryt van der Coernhorst Derickxz. en Roloff Mom, gerichtslieden en van den verkooper, de laatste drie geschonden.
N.B.
Gedrukt: Fahne Urkundenbuch. Mumm II no. 634.
b. Afschrift (Inv. no. 745) debat E, e.

101. De archieven der gasthuizen en fundatiën, gilden, schutterijen en vendels
Het archief van het vendel van de Bakkerstraat
1458 December 29
Roloff Momme en Sweder van Angeren, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Lijsbeth Smeets overgedragen heeft aan Aelbert Poelman, huismeester van St. Anthonys, ten behoeve van dit hospitaal, een rente van 1 oud schild ’s jaars, gaande uit haar hofstede in Overstrate, in ruil voor een schuld van 5 rijnsche gulden.
Vorgang zu Verzeichnungseinheit Bur.D / Familiensachen (einschl. der durch Heirat oder Erbschaft erworbenen Güter), Nr. Bur.D - 554

102. Vereinigte Westfälische Adelsarchive e.V.
fol.31v: "Ein brief mit einem siegel, darin graf Vincens von Mors hern Mattheis hof bei Huls gelegen Rudolfen Mom uff ein wiederloes und uff die haubtsum dreyhondert gulden bezahlt, anfangend: Ich Rudolf Mom."
LAUFZEIT 1461 Februar 26 {dnegsten donnertags na s.Matthies}

103. Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0231 / Elten, Stift, Urkunden AA 0231, Nr. 155
Vor dem Drost zu Elten Johann Momm van Kell bezeugt Henrick Pennynck, ehemals Diener und Koch des verstorbenen Bernd van der Wilten, wie vor 50 Jahren die Fischerei in der Wild gehandhabt worden sei. Gerichtsbote: Gadert op ten Kelre. Zeugen: Otto Kreienvenger und Derick Kaese. D. op sunte Tybureius (Tyburcius?) dach. Original. Pergament, beschädigtes Siegel des Ausstellers.
LAUFZEIT 1464 April 14

104. Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0058 / Kleve-Mark, Akten AA 0058, Nr. 4364
Gefangenschaft Johanns von Egmond durch den Drosten von Zutphen Johann Momm von Kell
LAUFZEIT 1466
Verzeichnungseinheit

105. Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen
U 133u / Gesamtarchiv von Landsberg-Velen (Dep.), Barnsfeld / Urkunden, Nr. 143
Vor Steven Praelt, Richter des Grafen van den Berghe und Herrn van den Bylant zu Diedam, geben Derick Tyde Roleffson und seine Ehefrau Katherina dem Johann van Kell ten Pass das Wiederkaufsrecht für eine Rente aus dem Kellscheslach im Ksp. Diedam, Bs. Loell, neben dem Erbe Wessels van Waeldenberch und dem Erbe "die soeven Korte roeden", schiessend auf das Erbe des Grafen von dem Berghe und auf den Wasserabfluß des Gausepoels. Z: Johan Momm van Kell und Johan Kreyenvenger. Siegelankündigung des Richters und der Zeugen. up ten neesten guesdach na sunte Remigiis dach
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Perg. Or.
3 Siegel anh. 1) ... alt. Querbalken mit 3 Rosen belegt. Durchmesser 24 mm. 2) Johann Momm, nur Rest erhalten. 3) Johan Kreyenvenger. Durchmesser 24 mm: Linksgewendete Krähe.
R: N. 244
LAUFZEIT 1491 Oktober 05

106. A.H.B. no. 35 bl. 36 Didam
1470
Register op de Leenaktenboeken
De Leenen op het huis Bergh (uitgave 1929)
Dat huyss toe Loell, as dat bynnen sinen graven mit enen koelhaiffken ende bongertken gelegen is, tot 1
Henrick van Loell, 1470 Juli 1
Na doode van Henrick vnd. Aan den leenheer vervallen
Steven Raelt, richter te Diedam. Hij lijftocht zijn vrouw Hille van Heerde, 1500 Juni 3.
Het leen wordt vergroot met : Eyn stuck veltlants, geheyten den Loelschen acker, eygens erves, gelegen in den kerspell van Diedam, ind in der buyrschap van Loill, mitter eynre zijdt neest erve Giisberts van Delen, dat eertiits gewest is Ailt Mommem bastertkynderen, mitten anderen ziidt erve Ernst Momme Henrickx ind Wilhelms van Zuylen, gehoerende tot Udenhof, ind mitten andeeren eynde up Stevens vursz, grave van der hoffstat to Loel, door Steven gekocht van den leenheer, 1506 September 28
Etc

107. Inventaris van het oud archief van het kasteel Middachtenohanne Mo
P.N. v. Doorninck
Gebr. Van Brederode, Haarlem 1896
1471 18 September
Hermen van Middachten tuchtigt Walbrich van Diepenbroeck, zijne huisvrouw met:
1. de windmolen met het gemaal te Seelem
2. De tienden gen. De Middachtertienden grof en smal, gelegen in het kerspel van Zeelem en te Hengello
3. de twee goederen in het kerspel van Seel3em gelegen gen. Oeveldijngh en haludijck ten overstaan van Johanne Momme van Kell, drossait van het land van Zutphen, Reijnt van Keppel en Henrick die Roede, gerichtsluiden.
Vorgang zu Verzeichnungseinheit AA 0567 / Xanten, Viktorstift, Akten AA 0567, Nr. 11 - c 1

108. Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
Regest: Die Schöffen von Xanten bekunden, dass vor ihnen Peter Kuylman und seine Ehefrau Lisken bekannt haben, dass sie von wegen Gerit Kuylmans, Peters Vater, dem Henrick Mom, Priester und Rektor des neuen Altars des heiligen Sebastian, und dessen Nachfolgern einen Erbjahrzins von 12 kölnischen Weißpfennigen gegeben haben. Der Zins ist aus ihrem Haus und Erbe binnen Xanten in der Marstraße zwischen den Häusern Derick Raymans und des truppenmekers Johann von Eyck jeweils am Martinstag [11. November] zu bezahlen, wie man zu Xanten Erbzins zu zahlen pflegt. Der Vater Gerit hat den Zins dem Altar für seine und seiner Ehefrau Memorie gegeben. Peter und Lisken haben den Altarrektoren rechte Währschaft zu leisten gelobt, wie es zu Xanten Erbkaufsrecht ist. - Ankündigung des Schöffentumssiegels. Gegeven 1472 op sunte Andries dach apostels.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Überlieferungsart: Abschrift,Überlieferungskommentar: 15. Jh.
LAUFZEIT 1472 November 30

109. Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0053 / Kleve-Mark, Urkunden AA 0053, Nr. 2368
Johann Mom von Kell trägt sein Haus zu Kell mit Vorburgen und Festungswerken dem Herzog Johann von Kleve zum Offenhaus auf. d. auf Laurenz.
LAUFZEIT 1473 August 10
ZUGANGSBESCHRÄNKUNG Original für die Nutzung gesperrt. Digitalisat vorhanden; Für die Nutzung gesperrt bis 9999

110. 1479 Dezember 20
Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen
C 101u / Fürstabtei Herford, Landesarchiv / Urkunden, Nr. 1038
Schlussurtheil in der Herforder Äbtissinnen-Wahl-Streitigkeit ausgefertigt durch den Bischof Johann von Nuceria unter Inserierung verschiedener päpstlicher Schreiben. Unter den Zeugen: Bern. Mumme cler. Monast. Notar: Guilelmus Lamberti cler. Radov.
ZUGANGSBESCHRÄNKUNG Original für die Nutzung gesperrt. Digitalisat vorhanden

111. 1480 Dezember 9
Vorgang zu Verzeichnungseinheit AA 0546 / Werden, Akten AA 0546, Nr. 8 - a 6
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
Regest: Abt Dietrich belehnt Albert Mumme, Sohn Wolters, mit dem Gut Schrepping samt Zubehör im Kirchspiel Hattingen zu Dienstmannsrecht. Albert hat Treue gelobt. Anwesend waren Jorien Aschebroick, Johann Hugo und Johann von Tits. ... sabbato post festum concepcionis Marie.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Überlieferungsart: Abschrift des 16. Jh.

112. Vereniging Gelre - Register op de leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en het Graafschap Zutphen.
Het kwartier Zutphen (J.J.S. Sloet en Dr. J.S. van Veen 1917).
no. 68.
Angerlo 1481
- Dat goet tot Middendorp met al syn tobehoren gelegen tot Averlo (Angerlo) ontfinck.
Griet, weduwe Dirx van Loil 1380 ende haer soon Doys van Loil heeft gehult.
- Eadem ontfinck dat goet tot Middeldorpe met eenen theentken met synen tobehoren in den kerspel Angerlo in de lande van Zutphen gelegen tot eenen Zutphense leene anno 1403 Derick van Loele haer soon doet huldinge.
- Derick Deus van Loele bij transport syner moder Griet 1408
- Godert Winterpoel bij transport Derick voorn. beleent met den goede tot Middeldorp gelegen in het kerspel in Angerlo met den thiend als die Grieten van Loil plag 1413.
verder
Baldewijn ende Bernt Tailholt, gebroder, beleent deur heuren momber ende volmechtige Goossen Momme, a 1481

113. 1486 März 30
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0544 / Werden, Urkunden AA 0544, Nr. 925
Arnt Mumme macht bekannt, daß er von dem Abt Anton von Werden auch für seine Brüder Corde, Johann und Heinrich das Gut Schrepping mit allem Zubehör, gelegen im Amt Blankenstein, zu Dienstmannsrecht erhalten hat. Er hat eidlich Treue und Huld gelobt im Beisein von Friedrich vamm Kaldenhove und Johann Redeker. - Es siegelt Corde Mumme. - Gegeven ... in octava pasce quinta feria.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Überlieferungsart: Ausfertigung

114. 1490 Juli 25
Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen
U 143u / Gesamtarchiv von Landsberg-Velen (Dep.), Hagenbeck / Urkunden, Nr. 337
Vincentius de Eyll, legum doctor und Propst zu St. Plechelmus in Oldenzaal, Bistum Utrecht, und Thesaurar zu St. Victor in Xanten, Bistum Köln, erteilt ein Transsumpt eines päpstlichen Indults, wonach dem Wilhelm Poyck, Arnold van der Heyden, Sybert von Eyll, Rodolph Mummen, Otto Hughe, Laien des Bistums Köln, und Lantslot de Blois, Vasallen des Herzogs Johann von Cleve, erlaubt wird, auf ihren Hausern an transportablen Altären das Abendmahl zu feiern und Messen lesen zu lassen. Unterschrift des Everardus Monnick de Kalker, Notars
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Pgt. Or., 2 Ausfertigungen.
1) Siegel des Ausstellers ab, 2) anh.

115. 1496 Apr. 25
Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen
C 001u / Fürstabtei Corvey / Urkunden, Nr. 606
Vor dem Rat zu Höxter verkauft Peter Mumme an Ecbrecht Ecbrechtes, beide Bürger zu Höxter, für vier Mark höxterscher Währung einen Hof neben der Marktkirche, "up der Huhenkelen tegen den Stein", zu Corvey.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Überlieferungsart: Original

116. 1498 August 11
Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen
U 133u / Gesamtarchiv von Landsberg-Velen (Dep.), Barnsfeld / Urkunden, Nr. 166
Vor Hinrick van Hassell, Richter des Bischofs von Münster binnen und buten Bocholt, verkaufen Elsebe, Witwe Johan Raesfeltz, und ihr Schwiegersohn Jasper Mumme dem Hermann Tenckinck einen Schlag im Lyderbroicke vor Bocholt, zwischen den Schlägen der Güter Oisterhaeve und Kunynck, der mit beiden Enden auf den Hovetgraven schießt. Z: Gert van Depenbroick, Tyes Hollen. Siegelank. des Richters und Jasper Mummes. crastino festi beati Laurencii martiris
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Perg. Or.
2 Siegel anh.: 1) Hinr. v. Hassel. Wachsendes Einhorn. - 2) Jasper Mumme Durchmesser 24 mm, 3 nach links schwimmende Fische 2 : 1. R: N. 288

117. 1499 Juni 25
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
Regest: Vor den Schöffen Jaspar Mumme und Roleff Egesinck verschreibt der Priester Johann Gerlich dem Konventualen Burchard von Dorsten zu Kloster Marienthal die Zinsen eines Darlehens von 10 Goldgulden mit einem halben Goldgulden jährlich auf einen bezeichneten Garten vor der Rauwers-Pforte zu Bocholt. - Die Schöffen von Bocholt siegeln. D. in crastino f. nativ. b. Johannis bapt.

118. 0520 Huis Hackfort
Inventaris
6. Bijlagen – Regesten 96
13 januari 1514
Ernst Mom, richter te Diedem namens Anne van Egmont, gravin van den Bergh, als voogdes van haar zoon Oiswalt, graaf van den Bergh, oorkondt, dat Bernt van Hacfort en zijn vrouw Griet van Egmont overdragen aan Johan van Lennep een slag land onder Diedem in de buurschap Waverloe, gend. het Ardsche slach, onder voorwaarde van terugkoop.

119. Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen U 132 / Gesamtarchiv von Landsberg-Velen (Dep.) / Akten, Nr. 12466 von Reedtrhat zu Gruthus ./. von Mom zu Wintersohl: Streit um das Krudenburgische Lehen Schwartzenstein bzw. um seine Lehnszugehörigkeit LAUFZEIT (1429-1643) 1682

Darin:
- Verkauf des Hauses Schwartzenstein zu Drevenack durch Goesen Steck, Erbmarschall des Landes Kleve, und seine Frau Karda, Tochter zu Gemen, an Rutger Amelonck und seine Frau Mechtild (1468)
Verkauf durch die Witwe Alyt Amelungs an Roleff Mummen (1515)
- Teilung des Erbes des Johann Wilhelm Mum zu Schwartzenstein, Dr
Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen
U 132 / Gesamtarchiv von Landsberg-Velen (Dep.) / Akten, Nr. 12466
von Reedtrhat zu Gruthus ./. von Mom zu Wintersohl: Streit um das Krudenburgische Lehen Schwartzenstein bzw. um seine Lehnszugehörigkeit
LAUFZEIT (1429-1643) 1682
Darin:
- Verkauf des Hauses Schwartzenstein zu Drevenack durch Goesen Steck, Erbmarschall des Landes Kleve, und seine Frau Karda, Tochter zu Gemen, an Rutger Amelonck und seine Frau Mechtild (1468)
Verkauf durch die Witwe Alyt Amelungs an Roleff Mummen (1515)

120. De archieven der gasthuizen en fundatiën, gilden, schutterijen en vendels
Het archief van het vendel van de Bakkerstraat
Reg. 261
1524 Mei 24.
Arnt the Boeckop en Roloff Momme, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Geryt van Ruermunde en diens vrouw Lijsbeth overgedragen hebben aan heer Henrick Anthonisz, priester provisor van het hospitaal van St. Peter, ten behoeve van dit hospitaal, een rente van 1 rijnschen gulden ’s jaars gaande uit een huis en hofstede in de Wilhackensteghe, waaruit nog gaan een rente van 1 goudgulden ’s jaars ten behoeve van het hospitaal van St. Anthonis buiten Arnhem en 1 goudgulden ten behoeve van het gasthuis van St. Claes bij de Velperpoerte.

121. A.H.B. no. 31 bl. 33 Didam
1542
Register op de Leenaktenboeken
De Leenen op het huis Bergh (uitgave 1929)
Dat huys ende hofstat geheiten Kleine Loell, ende den koilhoff, ende dat Loilsche slach; ende Ossenmaitken; ende den Parkensacker; ende 1 stuck schiit upt Viltken; ende Bonersacker; ende Moilmans guet; ende voirt al guet als Gaderts wif van Vinckwick ende Jan Kirchaves wif van oren vader hadden, ende van Jan van Loil to lene helden. Ende noch 2 voderdeel ende 1 stede ende 1 beer. Ende noch 1 ½ voderdeel ende 2 steden in den Loilschen holte. Ende 2 voderdeel in Mylsterholte in den Loilschen slage.
Johan van Loel Willemssoen, 1410
Geret van Loel Johanssoen
Jonfrou Hadewich van Wye. Hulder is haar oom Jorys van Lynep (sic), 1430
Jonfrou Hadewich van Wyge. Hulder is Jorys van Lenep van Tesmar, 1441
Na doode van Jorys van Lennep is hulder: Johan van Honepel die jonge, 1459 Februari 12
Henrick van Loill, na doode van Hadewig van Wye, 14(66?) December (30)?
NB. Item een, geheiten Gerit van Loel, hevet in dit leen voirsz. Geslcht een slach geheiten dat Gelressche slach
Elizabeth van Loell, vrouw van Gerit van der Cornhorst Hermansz. wordt eveneens beleend. Evert van der Hoeven, haar zoon, is hulder (1467?) (Februari 1?)
Evert van der Hoeven, na doode van zijn moeder Elizabeth van Loel vnd., en na verzuim 1474 Mei 3.
Henrick van der Hoeven staat onder bepaalde voorwaarden de helft van zijn aandeel in dit leen aan Henrick van Loell af. 1474 Mei 16
Na een geding tusschen Henric van Loel en Evert van de Hoeven wordt het leen aan den laatsten toegewezen, en aan den eersten een lijfrente uit het goed, 1476 Mei 25.
Hadewich van de Hoeven, na doode van haar vader Evert, mede ten behoeve van haar moeder en haar zuster Griete. Haar moedersbroeder Daem van Heerde is hulder. 1478 Mei 22.
Het leen wordt vergroot met ½ van Prindebudels guet, van No. 27.
Frederick Mom, na opdracht door zijn moeder Hadewich, 1542 Juli 19.
etc

122. De archieven der gasthuizen en fundatiën, gilden, schutterijen en vendels
Het archief van het vendel van de Bakkerstraat
Reg. 320
1555 Februari 4.
Jacob van Tuyll en Johan Momme, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Thonys Huegen de oude en Johan Nagell met diens vrouw Yke verkocht hebben aan de heer Henrick Thonyssz, provisor van het hospitaal van St. Peter te Arnhem, ten behoeve van dit hospitaal, een stuk land, genaamd die Perdtzkuyll, gelegen op Arnhemer Enck bij de Perdemarckt, uit welk land een rente van 3 goudguldens ’s jaars ten behoeve van de erfgenamen van Jan van de Laewyck.

Het geslacht Thiedeham,   Diedem,  Diedam,    Dedem
1.Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 deel I.
No. 233  (1075-1081)
Gravin Adelheit, dochter van graaf Everhard en echtgenoote van Hendrick, schenkt aan de St. Maartenskerk te Utrecht en aan bisschop Koenraad het landgoed Orden, en ontvangt het in beneficium terug en daarbij in precarie de hoeven Weurd bij Ewijk en Wadenouen bij Tiel.
(Vervalscht?)
bedenkingen tegen de getuigenlijst
als getuigen worden genoemd:
Winimarus et frater eius Adelardus, filii Adalardi

2.Oorkondenboek der graafschappen Gelre en Zutphen tot op den slag van Woeringen 5 juni 1288. oorkonde no. 282
18 otober 1145
Een ordel door Hendrik, graaf van Gelre, als ordeldrager gewezen over de graafschappen Oostergo en Westergo, wordt door Koning Konrad III bekrachtigd.
Als getuigen worden o.a. genoemd Alardus de Wisenhurst et frater eius Winemaris.
(Zie ook Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 --
deel 1, no. 388 Koning Koenraad bevestigt volgens rechterlijke uitspraak de Utrechtse kerk in het bezit van het graafschap Oostergo en Westergo).

3.Urkundenbuch für die Geschichte des Niederrheins
Oder Des Erzstifts Cöln, der Fürstenthümer Jülich und Berg, Geldern, Meurs, Cleve und Mark, und die Reichsstifte Elten, Essen und Werden
Theod. Jos. Lacomblet
Erster Band von dem Jahr 779 bis 1200
Unveränderte Neudruck der Ausgabe 1840-58
Scienta Aalen, 1960
1153
Erzbischof Arnold II von Cöln bekundet, wie er die Ansprüche der Erben des Rütgher von Xanten, welcher dem Stifte zu Rees ein Allode zu Sulen verkauft, abgefunden.
Getuigen o.a. Alardus et Winemaris de Widenhurst.

4.Oorkondenboek van Holland en Zeeland, eerste afdeling tot het einde van het Hollandsche huis. oorkonde no. 132.
1155
Bisschop Herman verklaart aan die van Lopik eene nieuwe wetering geschonken te hebben. Als getuigen (his liberus testibus) treden op Alardo de Wisenthurst en Winemaro de Tideham.
(Zie ook Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 --deel 1, no. 411
Bisschop Herman bevestigt de parochianen van Lopik in den eigendom van 2 viertelen land te Polsbroek, door hen van Frederik, zoon van heer Gerard van Haastrecht, gekocht, ten einde aldaar een nieuwe waterleiding naar den Ijssel te maken; ook vergunt hij hun eene sluis te leggen in den Ijsseldijk ter verbetering van hunne oude uitwatering).

5.Münsterische Urkundensammlung
Von Joseph Niesert
Zweiter Band Urkunden v. J. 800-1280
Coesfeld 1827
Bl. 213
1163
Urkunde Theoderichs, Herzogs von Cleve, worin er die Gerechtsame des Hofes Wesel, worauf die Gebrüder Godfried und Otto Grafen von Kappenberg ein Kloster erbauet hatten, in seinen Schutz nimmt.
Als eerste onder de getuigen Adalhardus de Wesenhorst

6.Urkundenbuch des Stiftes Xanten; Urkunde no. 40.
1167
Propst Sifrid bekundet, dass der Xantener Geistliche Heribert nunmehr auf alle Ansprüche der Kirche zu Vynen verzichtet habe.
Zeugen u.a. Emelricus de Thiedeheim.

7.Osnabrücker Urkundenbuch - im auftrage des historischen Vereins zu Osnabrück;
Band 1. Die Urkunden der Jahre 772-1200;
Dr. F. Philippi
Im Selbstverlage des Historischen Vereins zu Osnabrück, 1892
Urkunde no. 365. , 1182
Bisschof Arnold von Osnabrück beurkundet dass das Kloster Oese¬de von Buchard (von Oesede), einem Lehnsmanne des Grafen Simon von Tecklenburg 4 Erbe in unmittelbarster Nähe des Klosters (3 in de Bauerschaft Oesede, 1 in Holsten) mit Zustimmung des Gra¬fen für 124 Mark gekauft habe, er selbst uberträgt das Eigentum des Zehntens dieser Erben an das Kloster.
Zeugen u.a. Wenemarus de Thidehem onder de nobilis (onder de getuigen van de Bisschop)

8a.Osnabrücker Urkundenbuch - im auftrage des historischen Vereins zu Osnabrück.
Band 1. Die Urkunden der Jahre 772-1200; Urkunde nr. 403. bl 321
Dr. F. Philippi
Im Selbstverlage des Historischen Vereins zu Osnabrück, 1892
14 Januar 1189
Bisschof Bernard von Paderborn, aus dem Geschlechte der Edlen von Ibbenbüren, überträgt sein väterliches Erbe, bestehend aus der Mühle und der Burg zur Ibbenbüren und zwei Dritteln des Landes Saleburc in Friesland dem Grafen Simon von Tecklenburg als Lehn der Paderborner Kirche und verspricht ihm dazu, weil er Vasall der Kirche geworden ist, ein Geldlehn von 15 Pfund.
Zeugen u.a. Winemarus et Arnoldus de Thedeheim als derde en vierde onder de nobili en als ministerialen  Hugo de Hengeldere, Rotger de Elsen en Heinric de Elsen.
…et cum assensu heredum meorum Gerbergis videlicit sororis mee que adhuc tunc superstes erat et Winemari et Arnoldi de Thedeheim, qui ex sorore mea Hildeburga premortua jam dudum nati fuerant,…
Bij de Index staat:
Bernhard, Bisschof von Paderborn s Paderborn; Gerburgis und Hildeburga, Wittwe von Thedeheim, s Schwestern.

8b.Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen
D 701u / Grafschaft Tecklenburg / Urkunden, Nr. 2
Bernhard von Ibbenbüren (Ybbeburen), Bischof zu Paderborn und vormals Domdechant der Münsterschen Kirche, schenkt der Kirche zu Paderborn, in Gegenwart und unter Beitritt seiner Erben, nämlich seiner einzigen noch lebenden Schwester Gerberge, wie auch des Winemar und Arnold von Thedehem, den Söhnen seiner verstorbenen Schwester Hildeburga, die Mühle und Burg Ybbenbüren, nebst den Lehnstücken, welche seine vier Vasallen Hermann von Vechte, Ludolph von Lacuhusen, Godfried von Berndewide und ein Sohn des Bertold von Nuthere zu Lehen getragen haben, indem er den Grafen Simon von Tecklenburg (Thekeneburgc) damit belehnt, ferner seine Besitzungen in Friesland, nämlich zwei Drittel des Landes Salebure, womit er demselben Grafen belehnt. Zeugen: Heinricus Abbas St. Petri et Pauli, Canonici; Altmannus maj. Eccl. praep. Volbertus maj. Decanus, Godescalcus Cammerar. et Northus. Eccles. praep. Bernardus Oriental. Eccl. Praepp. Henricks Scholast. Lambertus Celerar. Theodericus custos, Hermannus nor Eccles. praep.; Nobiles: Comes Hen. de Gardelage, Bern. de Luppae, Winnemar et Arnold de Thedehem, Florin et Friedr. de Springe, Amelungus comes, livitatio nostrae; Ministeriales: Wezelin de Helmeren, Lud. de Osdagissen, Amelung de Nedere, Volbracht de Eisen, Hugo de Hengeldere, Hildebold de Eyenhus, Henric Spirinc, Suether de Wevere, Joh. de Padra, Gerhard de Etlen, Anselm de Atlen, Rotgerde Elsen, Henr. de Elsen, Herm. Bolike, Conrad Cammerarius, Henr. Pincerna. Datum: 1189. Indic. VII. praesid. S.R. Eccles. Dno. Clemente III. regnante Dno. Friderico. Sub Dno. Conrado Mogantinae Eccles. Archiepp. Anno ordinationis nostrae primo. XIX kal. Febr.
LAUFZEIT 1189 Januar 14

9.Münsterische Urkundensammlung
Von Joseph Niesert
Zweiter Band Urkunden v. J. 800-1280
Coesfeld 1827
Bl. 259
1189
Merkwürdige Urkunde, worin der Paderbornische Bischof, Bernard von Ippenbüren, der Kirche von Paderborn das Eigenthum des Schlosses Ippenbüren und der Mühle, wie auch aller seiner Erbgüter, überträgt, doch mit dem Bedinge, dass der Graf Simon von Tekeneburg  damit solle belehnt werden.
In de akte worden genoemd Winemari et Arnoldi de Thedehenn
Bij de getuigen o.a. Winemaris et Arnoldus de Thedeheim, Hugo de Hengeldere, Rotger de elsen en Henric de elsen.

10.Osnabrücker Urkundenbuch - im auftrage des historischen Vereins zu Osnabrück.
Band 1. Die Urkunden der Jahre 772-1200; Urkunde nr. 404. bl 323
Dr. F. Philippi
Im Selbstverlage des Historischen Vereins zu Osnabrück, 1892
19 Januar 1189
Bisschof Arnold von Osnabrück beurkundet, dass der Edelherr Wicbold von Horstmar und seine Söhne Wilhelm und Bernhard zur Stiftung eines Seelgedächtnisses fur die Familie ihm die Kirche und einen Hof zu Recke und eine grosse Zahl von Gütern zur Errichtung eines Mannerklosters überwiesen haben. Er überträgt dem Edelherrn und seinen Erben die Vogtei uber die Gründung und eine Rente von 3 Pfund.. - Das Kloster kam nicht zu Stande. Siehe Urkunde von 1220
Zeugen u.a. Winemarus et frater suus Arnoldus de Thedehem.

11.Westfälisches Urkundenbuch -- Fortsetzung von Erhards Regesta Historiae Westfaliae. Additamenta zum Westfalenschen Urkundenbuche.
Bearbeitet von Dr. R. Wilmans
Neudruck der Ausgabe Münster, 1877
Osnabrück – H. Th. Wenner – 1973.
Urkunde no. 77.
1191.
Bischof Bernhard II von Paderborn überträgt dem Kloster Abding¬hof das Obereigenthum des von den bishöflichen Vasallen ange¬kauften Hofes zu Laar, und stiftet gleichzeitig durch Überlas¬sung des damit verbundenen Zehnten seine Memorie daselbst.
Als Zeugen u.a. Arnoldus de Thedehem.

12a.Westfälisches Urkundenbuch -- Fortsetzung von Erhards Regesta Historiae Westfaliae.
Dritter Band; Die Urkunden Westfalens von Jahren 1201-1300
Bearbeitet von Dr. R. Wilmans
Neudruck der Ausgabe Münster, 1871
Osnabrück – H. Th. Wenner – 1973.
Urkunde no. 57.
1209
Bischof Otto I schenkt der neu begründeten Congregation an der Agidiikirche zu Münster mehrere Zehnten.
Genoemd staat Arnoldo de Theidem deciman in Neithen et Geisteren etc.
12b.Münsterische Urkundensammlung
Von Joseph Niesert
Zweiter Band Urkunden v. J. 800-1280
Coesfeld 1827
Bl. 315
1209
Otto, Bischof von Münster, giebt dem Stifte zum h. Aegidius in Münster einen Zehnten im Kirchsp. Seppenrade, welchen ihm Bernard von Hostmar, der da mit belehnt gewesen war, wieder aufgetragen hatte.
In de tekst: Arnoldo de Theilen, deciman in Neithen et Geistern

13.Münsterische Urkundensammlung
Von Joseph Niesert
Zweiter Band Urkunden v. J. 800-1280
Coesfeld 1827
Bl. 326
1215
Otto, Bischof von Münster, belehnt die Abtissin Jutta von Holte mit der Vogtei über das Kloster Nutlon, nach dem der zweite Vogt, Roger von Nutlon, mit 60 Mark von ihr abgefunden war.
Als getuigen o.a. Winemaris de Silfwalde, Gerhardus de Thethem

14.Münstersche Urkundensammlung
Von Joseph Niesert
Dritter Band – Coesfeld 1832
Bl.191 e.v.
1221
Urkunde Theoderichs, Bischofs von Münster, über die Beilegung der wegen des Hofes zu Legden, und Zehnten in Kirchspiel Borken, mit dem Kloster Asbeck enstandenen Uneinigkeiten.
Onder de getuigen: Arnoldus de Thydden

15.Oorkondenboek der graafschappen Gelre en Zutphen tot op den slag van Woeringen 5 juni 1288. Oorkonde no. 553.
in het jaar 1232
Wilbrand, bisschop van Utrecht, en Herbert van Bernhamme, zijne vrouw en zijn broeder dragen aan het klooster Bethlehem in eigendom op, de eerste een halve mansus te Weel, de andere de goederen Berinchem aldaar, welke Albert van Weel van hen in leen had en, toen hij zijne reis aanvaarde, aan het klooster verkocht had.
Als getuige wordt genoemd Alardo de Didehem.

16.0314 Klooster Bethlehem bij Doetinchem
Inventaris- Akten en brieven
21. Herbertus miles de Bernhamme doet opdragt ten behoeve der kerk van St. Marie aan het goed Berinchem het welk Albertus miles de Wele, die het van hem ten leen hield, toen hij zijn reis aanvaarde aan die kerk verkocht had. Testibus hiis: Amis de Dutingheim, Johanne de Verseuelde, sacerdotibus, fratre Fridherico de Redhen, Henrico de Monte, Rodolfo, Alardo de Didehem, Arnoldo, Fridherico, Gerhardo fratribus de Redhem, Arnoldo de Hunbele, Ingrammo, Ricquino, Bernodo, Wolthero, Renzone, Wernero de Caltbeke enz., 1232 (Anno dominice incarnationis MCCXXXII).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 553/1 en Cartularium (inv.nr. 976) 28v.
LET OP: in de lijst van Moors is dit nr. 20!!.

17.Oorkondenboek der graafschappen Gelre en Zutfen tot op den slag van Woeringen 5 juni 1288. Oorkonde no. 572.
1 october 1234
Herman, graaf van Loon, en zijne broeders Hendrik, proost van Zutfen, Otto, kannunik van s. Gereon te Keulen, en zijne schoonbroeders Werner van Herden, Sweder van Ringelberg, Herman Werecen en Hermannus Monasterienseis, ruilen met het klooster Bethlehem hunne curtis Varseveld met den molen, Suellen en Hostenesch, eene waar in de mark Aalten en eene in de mark Silvolde tegen de curtis Starkerode te Winterswijk, aan het klooster gegeven door wijlen Sweder van Ringelberg, kannunik van Betlehem, en zijn zoon Sweder met zijn vrouw Beatrix.
Als getuigen o.a. Winrico de Wisenhorst en Walthero de Didehem.

18.Hermannus, graaf van Lon, geeft met zijne broeder Henrik proost van Zutphen, Otto kanonik van St. Gercon te Keulen en zijne schoonbroeders Wernerus de Herden, Suetherus de Ringelberge, Hermannus Werecen, Hermannus Monasterien, aan de kerk van St. Maria te Bethlehem zijne curtis te Versevelde in ruil tegen de curtis Harcherodhe te Winterswijk. Getuigen zijn Godefridus maj. dec. monast., Johannes plebanus de Bocholte, Conradus de Alethim plebanus, Ernestus de Winterswic plebanus, Johannes de Versevelde plebanus, Ludolfus de Stenforde, Winricus de Wisenthorst, Albertus, Rudolfus fratres de Sinderen, Waltherus de Didehem nobiles, Bernardus de Velen, Wilhelmus ..., Fredericus de Henkevelde, Wigerus de Werchem, 1234 october 1 (Anno dominice incarnationis MCCXXXIIII kal. octobris).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 572 en Cartularium (inv.nr. 976) 15.

19.Osnabrücker Urkundenbuch - im auftrage des historischen Vereins zu Osnabrück.
Band 2. Die Urkunden der Jahre 1201 - 1250.
Osnabrück, 1896
Urkunde no. 406. -  27 Januar 1241
Die Bisschöfe Ludolf von Münster und Engelbert von Osnabrück, die Grafen Otto von Tecklenburg, Balduin von Bentheim, Ludwig von Ravensberg und Heinrich von Dale, sowie die Edelherren Hermann von Lon, Wigbold von Holte, Otto von Horstmar und Johann von Ahaus bekunden eine Sühne zwischen den beiden Edelherren Ludolf von Steinfurt.
Zeugen u.a. Arnoldo de Thethen (nobilis).
(Volgens inhoudsopgave wordt hier Dedem mee bedoeld. In de zelfde acte komt ook Thomas de Thetten voor.)

20.Oorkondenboek der graafschappen Gelre en Zutfen tot op den slag van Woeringen 5 juni 1288. Oorkonde no. 625.
october 1241
De dekanesse en het kapittel van Elten verklaren, dat een twist met het klooster Bethlehem over de goederen te Brameth bijgelegd is.
Getuigen o.a. Antonio de Didehem
1241 october (ab incarnationi domini anno MCCXLI

21. De deken en het kapittel van Elten bekennen verzoend te zijn met de kerk te Bethlehem ter zake van zekere goederen te Braamt. Presentibus: Hoiere de Wele, Antonio de Didehem villico nostro, militibus, Giselberto de Loberko, Gerhardo Comite, Rabodone, Engelberto de Bramethe fratribus, 1241 october (ab incarnationi domini anno MCCXLI).
N.B. Zie Sloet, Oorkondenboek 625, Ketner XI en Cartularium (inv.nr. 976) 17v.

22.Verzameling van oorkonden betrekking hebbende op het geslacht van Lennep. deel 2. Jonkh. Mr. F. K. van Lennep. bl. 8.
1248.
Hec sunt nomina electorum a capitulo Sancti Cuniberti ad pre¬bendas vaaturas secundum ordinem subnotandum.
nr. 12 Winemaris filius Alardi militis.
Duss. Koln St. Kunnibertstift 56.  O.B. I. 615

23a.Veröffentlichungen der Historischen Kommission der Provinz Westfalen
Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen,
Band I Regierungsbezirk Münster Heft IV, Kreis Steinfurt. bl. 258
Münster 1907
6 Juli 1252
Graf Otto von Benthem bekundet eine Schenkung des Bernhard Herth an das Kloster Wietmarschen.
Zeugen: o.a. Arnoldo de Deydem.

23b. Vereinigte Westfälische Adelsarchive e.V.
Bur.I.Uk / Stift Wietmarschen, Urkunden, Nr. Bur.I.Uk - 21
Otto comes in Benthem bekundet, dass Herr Bernardus dictus Herth, seine Gemahlin, domina Oda, sein Sohn dominus Conradus und dessen Gemahlin domina Jutta zu ihrem Gedächtnis dem Kloster Wietmarschen (cenobio novalis sancte Marie) die Hufe in Lichtesdorpe Johannis Otteninc übertragen haben. Der Graf siegelt. Zeugen: dominus Godescalcus plebanus in Scutdorpe et prepositus ejusdem cenobii, Ludolfus de Nederlo, Bernerus de Boch, Conradus capellanus in Benthem, Arnoldus de Deydem, Bernardus de Drivorde, Acta sunt hec Benthem.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Pgt.
LAUFZEIT 1252 Juli 6 (in octava apostolorum Petri et Pauli)

24a.Zeitschrift des Bergischen Geschichtsvereins,
herausgegeben von W. Harless. 33ster Band Jahrgang 1897. bl. 81.
Elberfeld 1898
Urkunde des Bischofs Heinrich von Utrecht 11 Juli 1255
Der Ritter Jakob von Saterslo und dessen Frau Elburg auf alle Forderungen an den Hof Elveter und die hörigen auf demselben Versicht leisten. Als getuigen worden o.a. genoemd Arnoldo de Dideheim, Symone fratre suo, Bernardo de Seblinge.
(Staatsarchiv Dusseldorf, Werden Urk. Nr. 40.
1255 Juli 11

24b.Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0544 / Werden, Urkunden AA 0544, Nr. 58
Bischof Heinrich von Utrecht bekundet, daß sein Getreuer, der Ritter Jakob von Saterslo für sich, seine Frau Elburg und ihre rechten Erben zugunsten des Klosters Werden auf den Hof Elfter (Elvetre) [Mönninghof bei Oldenzaal in der Twente] und die Güter und Leute dieses Hofes verzichtet hat, die in dem Amtsbereich des Bischofs liegen. - Es siegelt der Aussteller. Zeugen waren Ritter Hermann von Saterslo, bischöflicher Schultheiß zu Twenthe (Dvinthie), Arnold von Dideheim, sein Bruder Simon, Dietrich von Agelo, alle Ritter, Stephan von Agelo, Stephan von Lederen, Arnold von Ravensberg, Gottschalk von Lire, alle Kanoniker zu Oldenzaal (Aldensele), weiter Lubert von Moltere, Gerhard von Seblinge, Liffard Paf(f)e und viele andere. - Actum et datum Aldensele ... dominica proxima ante Margarete virginis.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Überlieferungsart: Ausfertigung

25.Veröffentlichungen der Historischen Kommission der Provinz Westfalen
Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen,
Band I Regierungsbezirk Münster Heft IV, Kreis Steinfurt. bl. 185
Münster 1907
20 Dez. 1266.
Hermann von Gaasveld verkauft der Kommende Steinfurt das Erbe Werenbolds in der Bschft. Beckem, Kspl. Delden Overijssel.
In de akte staan o.a. genoemd: Hermannus de Saterslo, Wicboldo de Dedehem.

26.Osnabrücker Urkundenbuch - im auftrage des historischen Vereins zu Osnabrück.
Band 3. Heft 1.  Die Urkunden der Jahre 1251 - 1259.
Dr. F. Philippi, Osnabrück 1898.
1 Juni 1269  Urkunde nr. 402.
Graf Otto von Bentheim bekundet dass die Johanniter in Stein¬furt das Erbe Stovern in Kerspel Salzbergen von seinem Ministe¬rialen Konrad Hirsch gekauft und das dieser mit Zustimmung sei¬ner Erben vor ihm resignirt habe.
Zeugen u.a. Arnoldus de Dedem, nobilis homo.; Bernardus de Sebelen

27.Westflisches Urkundenbuch -- Dritter Band
Die Urkunden Westfalens von Jahren 1201-1300 Bearbeitet von Dr. R. Wilmans. - Die Urkunden des Bisthums Munster. Urkunde 872
1270
Graf Otto von Ravensberg überlässt die Vogtei über das Stift Borghorst auf so lange den Bürgmännern zu Steinfurt, bis dass der Erzbischof von Magdeburg die Edlen zu Steinfurt damit belehnt haben werde.
Zeugen u.a. Hugone de Thedem
(Opmerking: In dit oorkonboek vallen de Dehem's onder de Dedem's. Moet bovengenoemde Hugone misschien een Dehem zijn?)
Zie ook Osnabrücker Urkundenbuch - im auftrage des historischen Vereins zu Osnabrück.
Band 3. Heft 1.  Die Urkunden der Jahre 1251 - 1259.
Dr. F. Philippi, Osnabrück 1898.
1270  Urkunde nr. 415.

28.Münstersche Urkundensammlung
Von Joseph Niesert
Dritter Band – Coesfeld 1832
Bl. 327 e.v..
1270
Otto, Graf von Ravensberg, überträgt die Vogtei über das Stift Borchorst, womit er von dem Erzbischofe zu Magdeburg belehnt war, dem Herrn von Steinford erblich.
Zeugen u.a. Hugone de Thedem
(Zie ook Codex Diplomaticus Steinfordiensis oder Urkundensammlung zur Geschichte der Herrschaft Steinford.
Erste Abtheilung von Joseph Niesert – Coesfeld 1834
Bl. 51)

29.Osnabruecker Urkundenbuch - im auftrage des historischen Vereins zu Osnabrueck. Band 3. Die Urkunden der Jahre 1250 - 1280. Urkunde nr. 463.
4 September 1272.
Graf Otto von Bentheim verzichtet gegenuber der Osnabruecker Kirche auf den von ihr lehnrhrigen Zehnten eines Hofes in Schledenbrck, nachdem mit seiner und seines Sohnes Otto, des Grafen von Tecklenburg, Zustimmung sein Unterlehnsmann Rikolaus von Thorne den Zehnten an das Kloster Marienfeld verkauft und vor ihm gleichfalls Verzicht geleistet hat.
Zeugen u.a. Arnoldo de Dedem militibus.
Zie ook:

30.Westfälisches Urkundenbuch -- Fortsetzung von Erhards Regesta Historiae Westfaliae.
Dritter Band; Die Urkunden des Bistums Münsters von Jahren 1201-1300
Bearbeitet von Dr. R. Wilmans
Neudruck der Ausgabe Münster, 1871
Osnabrück – H. Th. Wenner – 1973.
Urkunde 926.
4 september 1272
Graf Otto von Bentheim resignirt dem Hochstift Osnabrueck einen ihm zu Lehn ubertragenen Zehnten und bekundet dass auch sein Unterlehnsmann darauf verzichtet und denselben an das Kloster Marienfeld verkauft habe.
Zeugen u.a. Bernhardo de Sebelingen et Arnoldo de Thedem militibus.

31.Oorkondenboek der graafschappen Gelre en Zutfen tot op den slag van Woeringen.
14 juli 1273
no. 949
Het kapittel van Zutfen geeft het goed Salenkink, in het kerspel Neede, dat uit Heidenrik in tinsrecht had en waarvan hij afstand deed, aan Gerard Santerel uit.
Als getuige o.a. Wenmarus de Dedeheym

32a.Osnabruecker Urkundenbuch - im auftrage des historischen Vereins zu Osnabrueck
Band 3. Heft 1.  Die Urkunden der Jahre 1251 - 1259.
Dr. F. Philippi, Osnabrück 1898.
nr. 520. - 23 November 1274.
Die Grafen Otto von Bentheim und Otto von Tecklenburg bekunden, dass die Bruder von Dedem den Hof Westergo und ein Erbe in Bergeshövede dem Ritter Alexander von Langen verkauft haben.
Nos Otto de Benthem et nos Otto de Tekeneborg comites notum facimus universis presentes litteras inspecturis, quod dominus Arnoldus et Gotscalcus et Wicboldus fratres de Dedem una cum uxore ipsius Wicboldi et duabus filiabus suis Alexandra videlicet et Aleyde curtem Westergo et domum in Bergeshovet cum proprieta et cum hominibus dicta bona excolentibus ac universorum generum utilitatibus ad eadem pertinentibus resignaverunt Alexandro de Langen militi libere coram nobis.etc.
Als getuige o.a Bernardo de Zebelingen
Über der Abschrift dieser Urkunde im Gravenhorster Kopiar in Staatsarchiv Münster I, 97 S 244 steht: Westergo offte de groete hoeff – 2) Bergershovede, krspl Riesenbeck, Kr Tecklenburg.

32b.Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen
B 210u / Kloster Gravenhorst / Urkunden, Nr. 22
Otto Graf zu Bentheim und Otto Graf zu Tecklenburg [Vater und Sohn] bekunden, die Brüder Arnold, Gottschalk und Wikbold von Dedem sowie die Frau des Wikbold und ihre Töchter Alexandra und Adelheid hätten den Haupthof Westergo [Hof Grotemeyer in der Bauerschaft Bergeshövede, Ksp. Riesenbeck] und einen weiteren Hof in Bergeshövede mit dem Eigentumsrecht und den Menschen, die diese Güter bewirtschaften, dem Ritter Alexander von Langen aufgelassen, da dieser die Güter für 140 Mark von ihnen gekauft hat.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Ausf., Perg., zwei Siegel, das des Otto mit Rücksiegel, anhängend (Westf. Siegel, Tafel 20 Nr. 3); Rückvermerk (16. Jahrhundert): up den Groten hoff; Abschrift des 15. Jahrhunderts im Kopiar (Mscr. I 97) S. 244, dort Überschrift: Westergo offte de Grotehoff; Druck: OUB 3 Nr. 520, S. 362
LAUFZEIT 1274 November 23

33.Osnabruecker Urkundenbuch - im auftrage des historischen Vereins zu Osnabrueck
Band 3. Heft 1.  Die Urkunden der Jahre 1251 - 1259.
Dr. F. Philippi, Osnabrück 1898.
nr. 522. - 1275.
Aufzeichnungen über verschiedene Erwerbungen des Propstes (Hermann) für das Kloster Rulle.
Als getuige o.a. Arnoldo de Dedem, militi

34.Westflisches Urkundenbuch –
Dritter Band - Die Urkunden des Bisthums Munster 1201-1300
Bearbeitet von Dr. R. Wilmans.
Neudruck der Ausgabe Münster, 1871
Osnabrück – H. Th. Wenner – 1973
Urkunde 1020  - 7 juli 1277
Bischof Everhard bezeugt dass Arnold von Detten die Hove Hobenchof an das Kloster Langenhorst verkauft habe.
(In de tekst Arnoldo de Dedhem, milite iusto titulo comparaverant et dictus Arnoldus cum uxore et liberis.)

35.Westfälisches Urkundenbuch -- Fortsetzung von Erhards Regesta Historiae Westfaliae.
Dritter Band; Die Urkunden des Bisthums Münster. 1201-1300
Bearbeitet von Dr. R. Wilmans
Neudruck der Ausgabe Münster, 1871
Osnabrück – H. Th. Wenner – 1973.
Urkunde 1021  - 8 juli 1277
Graf Otto von Tecklenburg überträgt das Eigenthumsrecht obiger von ihm lehnsruhiger Höve dem Kloster Langenhorst.
(Arnoldus miles dictus de Dedhem" -- "dictam Hobenchof iuxta Scopengen sitam.)

36.Osnabruecker Urkundenbuch - im auftrage des historischen Vereins zu Osnabrueck
Band 3. Die Urkunden der Jahre 1250 - 1280
nr. 654. - 1 Mai 1279
Der Tecklenburgsche Ministerial Konrad von Horne verkauft der Johanniterkommende in Steinfurt seine Güter in Dreskhusen. Zeugen u.a. Arnoldo de Dedem, milite.
Codex Diplomaticus Steinfordiensis oder Urkundensammlung zur Geschichte der Herrschaft Steinford.
Erste Abtheilung von Joseph Niesert – Coesfeld 1834
Bl. 54-60)
Auszüge aus Orginal Urkunden von den Jahren 1275,1276,1277,1278,1279. Die Commende zu Steinford betreffend.
No 12. 1279 (abusievelijk 1379 vermeld)
Conrad von Horne verkauft auf dem Schlosse Bentheim den geistlichen Brüdern in Steinford seine Güter in der Marke Dreschusen in Kirchspiel Rheine, welche er von dem Grafen Otto von Tekeneborg gefreiet hatte, für 47 Münstersche Marken,.
Zeugen u.a. Arnold von Dedem

37.Leidraad bij het onderzoek naar gegevens betreffende het Geslacht van Lennep (aanv. en verbetering van deel 1.
blz 16
20,21,23 mei 1282.
Drie oorkonden, waarin Johan de Xanctis, dictus novus pistor, met goedkeuring van den leenheer, ridder Steven van Sulen, met toestemming van zijn vrouw Margaretha en hun oudsten zoon Arnoldus, een molen op den Nierse bij Wese in erfpacht geeft aan Grafenthal. Medezegelaar in no. 43 haar tantazegger: Swetherus de Alpen; getuige Winricus de Wesenhorst. Scholten Grafenthal p. 143.

38.Westflisches Urkundenbuch -- Dritter Band
Die Urkunden Westfalens von Jahren 1201-1300 Bearbeitet von Dr. R. Wilmans. - Die Urkunden des Bisthums Munster.
Urkunde 1267  - 1281 of (1282;1285).
Eheberedung zwischen einem Sohne Hermann's van Langen und einer Tochter des Drosten Albert (III von Wulfheim).
Zeuge u.a. Arnoldus de Dedehem.

39.Westfälisches Urkundenbuch -- Dritter Band
Die Urkunden des Bisthums Munster. 1201-1300
Bearbeitet von Dr. R. Wilmans
Neudruck der Ausgabe Münster, 1871
Osnabrück – H. Th. Wenner – 1973.
Urkunde 1220  - 1283.
Ecbert, Graf von Benthem, verkauft mit Zustimmung seiner Gemahlin Hadewigis und seiner Sohne Otto, Johan und Ecbert dem Kloster Witmarschen - conventui monialium cenobii sancte Marie de novali ordinis sancti Benedicti Monasteriensis diocesis - die ihm bisher zustehende Vogtei in bonis et hominibus domorum et mansorum infra paludem predicto enobio adiacentium. Bischof Everhard besiegelt die Urkunde. Zeugen u.a. Bernardus de Sebelingen, Arnoldus de Dedehem, Hinricus et Bernardus fratres dicti de Sebelingen.

40.Osnabücker Urkundenbuch - im auftrage des historischen Vereins zu Osnabrück
Dr. Mar Bär
1902 Osnabrück – H.Th. Wenner - 1977
Band 4. Die Urkunden der Jahre 1281 - 1300
nr. 103. - 29 August  1283
Graf Ecbert von Bentheim verkauft das Koster Wietmarschen die Vogtei über die beim Kloster unterhalb des Moores gelegenen Güter für 35 Mark unter Bezeugung und Mitbesiegelung des Bischofs Everhard von Münster.
Als getuigen: Bernardus de Sebelingen, ..., Arnoldus de Dedehem, Hynricus et Bernardus fratres dicti de Sebelingen

41.Münstersche Urkundensammlung
Von Joseph Niesert
Dritter Band – Coesfeld 1832
Bl. 238 e.v.
1284
Everhard, Bischof von Münster, beurkundet, dass das Kloster Langenhorst die Vogtei über seine Güter und Leute von Egbert, Grafen von Bentheim angekauft haben, seinem Vogte mehr unterworfen, und von ihm in Schutz genommen sei.
Zeuge u.a. Arnoldo de Thedhem, Bernardo de Sebelingen, Henrico de Sebelingen.

42.Westfälisches Urkundenbuch -- Dritter Band
Die Urkunden des Bisthums Munster. 1201-1300
Bearbeitet von Dr. R. Wilmans
Neudruck der Ausgabe Münster, 1871
Osnabrück – H. Th. Wenner – 1973.
Urkunde 1246  - 25 april 1284
Bischof Everhard bezeugt dass Graf Ecbert von Bentheim an das Kloster Langenhorst die Vogtei über dessen Güter und Leute verkauft und er dasselbe in den Schutz der Bisschöfe und das Hochstifts Münster genommen habe.
Zeuge u.a. Arnoldo de Thedhem, Bernardo de Sebelingen, Henrico de Sebelingen.

43.Westfälisches Urkundenbuch -- Dritter Band
Die Urkunden des Bisthums Munster. 1201-1300
Bearbeitet von Dr. R. Wilmans
Neudruck der Ausgabe Münster, 1871
Osnabrück – H. Th. Wenner – 1973.
Urkunde 1267  - 1285.
Eheberedung zwischen einem Sohne Hermann’s von Langen und einer Tochter des Drosten Albert (III von Wulfheim) getuigen o.a. Arnoldus de Dedenhem daarnaast Henricus de Detten, milites ??????

44. 1285 März 31
Vereinigte Westfälische Adelsarchive e.V.
Bur.I.Uk / Stift Wietmarschen, Urkunden, Nr. Bur.I.Uk - 32
Everhardus dei gratia ecclesie Mcnasteriensis episcopus bekundet, dass der Edelherr Ecbertus comes in Benthem und seine Gemahlin Hadewigls comitissa mit ihren Söhnen und Töchtern Otto, Johannes, Ecbertus, Helewigis und Oda ihr Vogteirecht über 20 Häuser, die dem Kloster Wietmarschen (cenobis sancte Marienrode ordinis sancti Benedicti Monasteriensis dyocesis), von denen vier in villa Medelon, das fünfte in Boch, das sechste, siebente und achte in Dalem, das neunte in Hesepe, das zehnte und elfte in Byden, das zwölfte in Oldelinge, das 13. in Valenderen, das 14. und 15. in Somerhamen, das 16. in Glesen, das 17. in Lichtestorpe, das 18. in Althorede, das 19. in Mathenhem und das 20. in Elleberge liegen, mit Leuten und allem Zubehör dem Propst, der Priorin und dem Konvent Wietmarschen verkauft haben für 180 Mark münst. Pfennige. Bischof, Domkapitel, Graf und Gräfin siegeln. Zeugen: Lutbertus commendator in Stenvorde, Lutbertus capellanus commendatoris, frater Johannes plebanus in Dodorp, Albertus capellanus in Benthem, presbiteri, Matheus de Novocastro, Otto filius suus, Johannes dictus Kusen, Bertoldus de Lintvelde, Hinricus dlctus Aries, Amoldus de Dedem. Ludolphus de Sconevelde, Wilhelmus Sinken, Wernherus de Rede, Otto Kersecorf, Thomas de Scotdorpe, milites, Ecbertus nobilis de Benthem, Wicboldus de Dedem, Hermannus de Langen, Stephanus Hake, Everhardus de Baclo, Amoldus Bastun, Nycholaus frater suus, Wilhelmus Voth, Hermannus de Borchorst, Dethmarus Valke, Waltherus de Holthusen, Borchardus de Anghelbeke, Theodericus de Lunne, famuli.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Pgt., leicht beschädigt
LAUFZEIT 1285 März 31 (pridie Idus Aprilis)
Siegel des Bischofs, des Domkapitels und des Grafen, dieses mit Rücksiegel, beschädigt, das der Gräfin ab

45a.Westfälisches Urkundenbuch -- Dritter Band
Die Urkunden des Bisthums Munster. 1201-1300
Bearbeitet von Dr. R. Wilmans
Neudruck der Ausgabe Münster, 1871
Osnabrück – H. Th. Wenner – 1973.
Urkunde 1277  - 12 april 1285
Everhard, Bischof von Münster, bekundet dass Ecbert, Graf in Benthem, mit seiner Gemahlin Hadewiges und seinen Kindern Otto, Johan, Ecbert, Helewigis und Oda die Vogtei ber 25 Häuser des Klosters Marienrode 1) in den Villen Medeloen, Boich, Dalemen, Hesepe, Bydem, Oldelinge, Valerderen, Somerha..., Glesen, Lichtestorpe, Altwede, Mathenhem, Elleberge an das Kloster verkauft habe und verbietet Jedem dasselbe zu Bedrucken.
Zeugen u.a. Arnoldo de Dedem und Wicboldo de Dedem.
1) noot Coenobio Sancte Marienrode d.i. Witmarschen
Zie ook
45b.Osnabücker Urkundenbuch - im auftrage des historischen Vereins zu Osnabrück

Zeugen u.a.  
Dr. Mar Bär
1902 Osnabrück – H.Th. Wenner - 1977
Band 4. Die Urkunden der Jahre 1281 - 1300
nr. 153. - 12 April  1285

46.Codex Diplomaticus Steinfordiensis oder Urkundensammlung zur Geschichte der Herrschaft Steinford.
Erste Abtheilung von Joseph Niesert – Coesfeld 1834
Bl. 78 no 9.)
1287
Der Graf Ecbert von Benthem, Hadewig seine Gemahlin bewilligen mit Einstimmung ihrer Kinder Otto, Johan, Hade und Haseke, dass Diederich von Baclo den Ernestinchof und dass dabei liegende Haus Herscaping, welche er von den Grafen nach Dienstmannsrecht zu Lehn trug, Der Commende zu Steinford, übertragen möge. Arnold von Dedem
Zie ook
Osnabücker Urkundenbuch - im auftrage des historischen Vereins zu Osnabrück
Dr. Mar Bär
1902 Osnabrück – H.Th. Wenner - 1977
Band 4. Die Urkunden der Jahre 1281 - 1300
nr. 224. – 13 Dezember 1287

47.Quellen zur Geschichte der Stadt Köln
Band 3   herausgegeben von Leonard Ennen
Neudruck der Ausgabe Köln 1867 Scienta Verlag Aalen 1970
No. 329 – 30 juni 1289
Gerhard genannt Mumme von Dedein verspricht, sich an der Stadt wegen seiner Gefangennehmung bei Worringen, nicht rächen zu wollen.

48.Verzameling van oorkonden betrekking hebbende op het geslacht van Lennep. deel 2. Jonkh. Mr. F. K. van Lennep.
bl. 16
18 jan. 1292.
Notarieel protocol van de verkiezing van Beatrix van Holthe tot abdis van het Stift Essen. Aanwezig de volgende Kanunnikessen:
Adela Decana, Sophia Scholastica, Helemburgis Thesauraria, Mectildis de Murse, Marsilia, Petronella, Mectildis de Hardenberg, Gertrudis de Holthe, Aleydis de Verlans, Lisa de Rennenberg, Segewigis, Jutta de Grafshaf, Beatrix de Dyedem, Katerina de Buren, Ida de Verlans, Margareta de Burne, Aleydis de Bruke, Gertrudis de Wirlinchoven, Agnes de Aldenhoven, Guda de Linepe, Mobilia de Aldenhoven, Lutgardis de Buren, unegundis de Broke, Mectildis de Linepe, Jutta de Malberg et Adela de Broke.
Beitrage zur Gesch. von Stadt und Stift Essen Dl. 14 p. 60, 1892.

49.Veröffentlichungen der Historischen Kommission der Provinz Westfalen
Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen,
Band I Regierungsbezirk Münster Heft IV, Kreis Steinfurt. bl. 203
Münster 1907
10 Sept. 1294.
Baldewin, Edler von Steinfurt, bekundet den Verzicht des Ritters Ludwig von Altenberge auf das Erbe Roling (Kspl. Nordwalde, Bschft. Lembeck) zugunsten der Kommende Steinfurt
Zeugen: o.a. Hermannus de Dedem.

50.Codex Diplomaticus Steinfordiensis oder Urkundensammlung zur Geschichte der Herrschaft Steinford.
Erste Abtheilung von Joseph Niesert – Coesfeld 1834
Bl. 78 no 10.)
1294
Balduin, Edler von Steinford beurkundet: der Herr Ritter Ludwig von Oldenberghe habe vor seinem Gerichte zu Borchorst und seinem Ritter Johan, das Haus Rolink in der Bauerschaft Lembeke in der Pfarre Nottwolde dem Commendeur und den Brüdern des Hauses Steinford verkauft.
Zeugen u.a. Herman von Dedem.

51.Westfälisches Urkundenbuch -- Dritter Band
Die Urkunden des Bisthums Munster. 1201-1300
Bearbeitet von Dr. R. Wilmans
Neudruck der Ausgabe Münster, 1871
Osnabrück – H. Th. Wenner – 1973.
Urkunde 1551  - 15 juni 1296
Graf Ecbert von Bentheim überträgt mit seiner Gemahlin und seinem Söhnen dem Kloster Nottuln ein von einem seiner Vasallen angekauftes Lehngut.
Zuege u.a. Arnoldo de Dedem.

52. 1296 Juni 15
Beschreibung : Graf Ecbert von Bentheim und Frau Hedwig bezeugen, daß Ecbert von Ubbenberge dem Stifte Nottuln, vertreten durch den Dekan Johann, die Conversen Albert und Rembold, das Haus zur A in der Bauerschaft Finge, Kirchspiel Scopingen, verkauft habe, welches der Graf nun dem Stifte überträgt. Zeugen: Arnold von Dedem, Ludolf von Sconenvelde, Ritter, Johann Ursus, des Grafen Droste, Wilhelm Vot, Elard von Metelen, Arnold Bastun, Werner von Bretleve, Nicolaus von Sconenvelde, Everhard von Baclo, Otto Stolle.
Bestellsignatur : Stift Nottuln - Urkunden, Nr. 33

53.Westfälisches Urkundenbuch -- Dritter Band
Die Urkunden des Bisthums Munster. 1201-1300
Bearbeitet von Dr. R. Wilmans
Neudruck der Ausgabe Münster, 1871
Osnabrück – H. Th. Wenner – 1973.
Urkunde 1594  - 22 december 1297
Johann und Wilhelm Rusce verkaufen ein Gut an das Kloster Asbeck und resignieren es vor den Bürgmännern zu Nienborg.
Zeugen u.a. Arnoldo de Dehem.

54.Westfälisches Urkundenbuch -- Dritter Band
Die Urkunden des Bisthums Munster. 1201-1300
Bearbeitet von Dr. R. Wilmans
Neudruck der Ausgabe Münster, 1871
Osnabrück – H. Th. Wenner – 1973.
Urkunde 1600  - 1297 of (1298)
Graaf Ecbert von Bentheim bekundet den vor seinen Bürgmännern mit der Massgabe abgeschlossenen Verkauf eines Guts seitens Rudolf von Langen an das Kloster Ägidii, dass dessen Resignation vor dem Freigericht erfolge, sobald dies ohne Gefahr geschehen knne.
Zeugen u.a. Arnoldo de Dethem.

55.Veröffentlichungen der Historischen Kommission der Provinz Westfalen
Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen,
Band I Regierungsbezirk Münster Heft IV, Kreis Steinfurt. bl. 264
Münster 1907
19 Januar 1300 (1299).
Graf Egbert von Bentheim gelobt unter gewissen Vorbehalten die Ausführung des Vertrages von 1246 betreffend die Übertragung des Patronats der Schüttorfer Kirche an das Kloster Wietmarchen.
Zeugen u.a. Arnoldo de Dedhem.

56.Osnabücker Urkundenbuch - im Auftrage des historischen Vereins zu Osnabrück
Dr. Mar Bär
1902 Osnabrück – H.Th. Wenner - 1977
Band 4. Die Urkunden der Jahre 1281 - 1300
nr. 578. – 1300 (1299) Januar 19
Graf Ecbert von Bentheim setzt auf Ansuchen des Pfarrers Johannes in Schüttorf und seines Kooperators Wilhelm zu deren Gunsten und auf deren Lebenszeit einige Änderungen fest in Betreff des dem Kloster Witemarschen von seinen Vorgängern ertheilten Privilegs über die Kirche von Schüttorf.
Als getuige Arnoldo de Dedhem

57.Regestenlijst van de schepenkist-oorkonden uit het rechterlijk archief van Arnhem.
reg. no 23.
13 maart 1301.
Riquinus Ploch, Garselius de Gruthusen en Remboldus de Worttreden, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Doys de Dyden erkend heeft, dat hij schuldig is aan Arnoldus de Bare een som van 22 mark oud Brabants, tot borgen waarvan hij heeft aangewezen Henricus de Helberen, Genekinus de Hese, Stephanus, zoon van Plateman en Helyas Morriam, die bij niet-voldoening in leisting zullen gaan.

58.Westflisches Urkundenbuch -- Achter Band
Die Urkunden des Bisthums Munster. 1301-1325
Bearbeitet von Dr. R. Krumbholtz.
Herausgegeben von dem Vereine für Geschichte und Alterstumkunde Westfalen
Urkunde 334 -- 7 Mai 1306
Graf Johannes von Benthem bekundet dass vor ihm Everhardus und Theodericus de Quendorpe unter Zustimmung ihrer anwesenden Bruder Fredericus und Gerhardus sowie deren Frauen und ihre Kinder für 21M usualis monete der Priorissin und dem Konvent in Langenhorst das Erbe Renwordinc in Kerspel Ochtrup verkauft haben, dass sie von ihm zu lehen besassen. Er überträgt als Eigentümer dem Stift Langenhorst das genannte Erbe und empfängt als Ersatz dafür von den 2 Verkäufern das Eigentum des Erbes Rothardinc im Kspl Laer (Lothere)
Zeuge u.a. Arnoldus de Dedhem, Heyno de Sebelingen

59.Veröffentlichungen der Historischen Kommission der Provinz Westfalen
Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen,
Beiband I Regierungsbezirk Münster Heft II, Kreis Coesfeld bl. 70
Münster 1904
7 mei 1306
Johannes, Graf von Benthem, bekundet, dass vor ihm die Brüder Everhardus und Theodericus, dicti de Quendorpe, das Haus Renwordin, Kerspel Ochtope (Ochtrup), der Priorissin und dem Konvente in Langenhorst fr 21 Mk usualis monete verkauft haben unter Zustimmung der gleichfalls anwesenden Brder Frederico und Gerhardo, Christina, Frau des Frederici und Lutgarde, Frau des Gerhardi, und ihrer (wessen von beiden?) kinder Everhardo, Ottone, Theoderico und Alheijde. Da die beidn verkufer das Haus von dem Grafen, der der Eigentmer war, als Lehen besassen, so gebven sie diesem dafr das Eigentum des Hauses Rothardinc, Kerspel Lothere (Laer bei Iburg), worauf der Graf schliesslich der Priorissin und dem Konvente zu L. das Haus Renwordinc bertrgt.
Zeugen: Ludolfus dictus Bare, Arnoldus de Dedhem, Wilhelmus dictus Voth, Engelbertus de Vereth, Lefhardus filius Wilhelmi dicti Voth, Hermannus de Elen, Conradus dictus Bastun, Gerhardus dictus Kraht, Everhardus de Baklo; Cesarius miles ditus Selekenc, ... dictus Paschedach, Heyno de Sebelingen, Otto dictus Soneken.

60.Veröffentlichungen der Historischen Kommission der Provinz Westfalen
Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen,
Beiband I Regierungsbezirk Münster Heft II, Kreis Coesfeld bl. 70
Münster 1904
16 Juni 1307
Johannes, Graf von Benthem, verkauft aus besonderer Zuneigung mit Zustimmung seiner Brüder Ekberti, vicedomini Monasteriensis ecclesie, Kerstiani canonici Bremensis ecclesie, Balduini, Ottonis et Jutte sororis nostre, canonice in Vredene, das Erbe Svanekenc, Kerspel Wetringe (Wettringen), der Priorissin und dem Konvente in Langenhorst für 32 Mk. und verzichtet darauf. Zeugen: Ludolfo dicto Bare, Arnoldo de Dedehem, Wernero de Breclere, Lefhardo dicto Vot, Thiderico de Wlfhem, Wernero de Harendorpe.
(Zie ook Westflisches Urkundenbuch -- Achter Band
Die Urkunden Westfalens von Jahren 1301-1325 Bearbeitet von Dr. R. Krumbholtz. - Die Urkunden des Bisthums Munster.
Urkunde 399 -- 16 Juni 1307

61.Veröffentlichungen der Historischen Kommission der Provinz Westfalen
Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen,
Band I Regierungsbezirk Münster Heft IV, Kreis Steinfurt. bl. 265
Münster 1907
8 Maart 1308.
Graf Johannes in Benthem tauscht von dem Propst Albertus und dem Konvent in Wietmarschen (Rode s. Marie) deren Güter dicta ton Rode in Kspl. Rene (Bschft Rodde, Rheine) ein gegen seine Güter dicta Heslede, Kspl. Buren, (Estermann, Bschft. Hesselte, Emsbren) indem er insbesondere auf das ihm bisher Jährlich zu Ostern daraus gelieferte Schaf nebst Lämmchen und das gemästete Schwein zu Michaelis verzichtet, sich aber die daraus jhrlich wegen der Vogtei zu Weihnachten flligen 4 Solidi schwerer Denare vorbehlt. Zeugen: u.a. Henricus de Sebelinge, Arnoldus de Dedenhem.
(Zie ook Westflisches Urkundenbuch -- Achter Band
Die Urkunden Westfalens von Jahren 1301-1325 Bearbeitet von Dr. R. Krumbholtz. - Die Urkunden des Bisthums Munster.
Urkunde 430 -- 8 Marz 1308(7)

62.Regesten van oorkonden betreffende de bisschoppen van Utrecht uit de jaren 1301-1340. bl. 47.
1308 aug. 4
Rechter en schepenen van Zutphania verklaren, dat voor hen Rodolphus de Dedijm verkocht heeft aan Herbordus de Putten verschillende goederen en rechten in de parochies Herde en Varachte en in het ambacht Vesen op voorwaarde, dat de verkoper binnen een jaar op maning van de kooper zal vershijnen met zijn vrouw en zonen voor een rechter in de parochie Dider of voor bs. aan gene zijde van de Ysla om voor hen nogmaals afstand te doen.Weigert bs Herbordus te beleenen, dan zal hij de goederen van Rodolphus in leen houden. Als borgen voor de uitvoering van dit contract stelt de verkoper: Margarius de Arde, Johannes de Malsem, Doijs de Loen, Everardus de Castro, Stephanus de Hese, Wenemaris de Veluis, Arnoldus de Holthusen, Thomas de Averhof en Henricus de Roma, die sullen leisten binnen Sutphania.

63.Westflisches Urkundenbuch -- Achter Band
Die Urkunden des Bisthums Munster. 1301-1325
Bearbeitet von Dr. R. Krumbholtz.
Herausgegeben von dem Vereine für Geschichte und Alterstumkunde Westfalen
11 dec. 1311
Der Knappe Arnoldus de Dedehem verkauft mit Einwilligung seiner Frau Geseke und seiner Kinder Arnoldus, Theodericus, Symon, Geseke, Grete, Berte und Mechtildis dem Komthur und den Brüdern der Johanniter Commune in Bürgsteinfurt (Stenvorde) eine jährliche Rente von 4 solidi aus dem Hof Vrilewic in Kerspel Billerbeck (Bilrebeke) fur 5 M und 3 Solidi, welche Bruder Stephanus de Hardorpe für die Brüder in Stenvorde ad pietanciam für seine leiblichen Bruders Godefridus Jährlich Memorie ausgelegt hat. Sie geloben Währschaft und leisten Verzicht coram domicello nostro Grafen Johannes in Benthem, während Bruder Hermannus de Elen diesen Verzicht namens seiner Brüder in Stenvorde entgegennimmt.
Zeuge u.a. Heyne de Zebelinge.
Zie ook:
Veröffentlichungen der Historischen Kommission der Provinz Westfalen
Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen,
Band I Regierungsbezirk Münster Heft IV, Kreis Steinfurt. bl. 210
Münster 1907

64.Staat der bezittingen van Herbertus van Putten en andere leden van zijn geslacht omstreeks 1313.
Uitgegeven door P.N. Doorninck en P.C. Molhuysen
Haarlem 1902
Item bona in Vesen que emit erga Rudolphum de Deijdem.

65.Urkundenbuch der Stadt Krefeld und der alten Grafschaft Mörs
Von Hermann Keussen
Band I, 799-1430
Krefeld 1938
Bl. 74 , 1314 Jan. 11
Dietrich, edler Herr von Mörs, und Gemahlin Kunigund kaufen vor dem Mörser Gericht von Richwin von Asterlagen, Vikar zu Fischeln, 10 Morgen Land bei Essenberg und eine halbe Holzgewalt im Homberger Busch.
Als getuige Noydone de Deychem (?)

66.Westflisches Urkundenbuch -- Achter Band
Die Urkunden des Bisthums Munster. 1301-1325
Bearbeitet von Dr. R. Krumbholtz.
Herausgegeben von dem Vereine für Geschichte und Alterstumkunde Westfalen
Urkunde 1048. 14 Mai 1316
Die Aebtissin Sophia v. Vreden bekundet, dass sie den Prior des Klosters zu Burlo, den Edelherrn Otto de Ahus, den Knappen Wolterus de Kore und ihren Kaplan Johannes, Rektor des MichaelisAltars zu Vreden, zu ihren Testamentsvollstreckern ernannt hat. Presentibus deana Heylewigi de Dedem etc.

67.Westflisches Urkundenbuch -- Achter Band
Die Urkunden des Bisthums Munster. 1301-1325
Bearbeitet von Dr. R. Krumbholtz.
Herausgegeben von dem Vereine für Geschichte und Alterstumkunde Westfalen
Urkunde 1061. 24 Juni(!) 1316
Das Kapitel zu Vreden berichtet dem Erzbischof Heinrich von Köln über die Wahl der Ludgardis von Steinfurt zur Abtissin und bittet um Bestätigung derselben.
Genoemd o.a. Heylewigis de Dedem en Frederadis et Lefradis sorores de Wisenthorst

68.Die Regesten der Erzbischöfe von Köln im Mittelalter
Vierter Band 1304-1332.
Bearbeitet von Wilhelm Kisky.
P. Hansteins Verlag, Bonn, 1915
24 juli 1316
Die Prstin Heilwig, die Schatzmeisterin Helena und die Kanonissen Beatrix von Holte, Ludgaris von Wilre, Heilwig von Dedem, Jutta von Bentheim, Otto! von Hökelim und Sofie von Helfenstein teilen in Auftrage des Stiftes Vreden dem Eb. Heinrich oder seinen Stellvertretern in diesen Sache die von ihnen vollzogene Ābtissenwahl mit. Nach dem am 18 Mai erfolgten Tode der Abtissin Sofia hat das Kapitel die Neuwahl auf den 5 Juni festgesetzt. Alle 14 Kanonissen waren zu diesem Termine erschienen; doch hat die Dechantin mit den vier Kanonissen, den Schwestern Frederadis und Lefradis von Wisenthorst, Lisa von Hosede und Richardis von Ardei(ye) die Versammlung verlassen etc.

69.Zeitschrift fur vaterlandische Geschichte und Alterthumskunde
herausgegeben von dem Verein fur Geschichte und Alterthumskunde Westfalen. 48 ste band Munster 1890. bl. 177
A. Tibus, Domkapitular en Dr. C. Mertens
1316
Die Abtissin (Sophie von Puflike; 1296 - 1316)welche bereits mehr als 35 Jahre im Stifte verlebt hatte, scheint um jene Zeit ihr baldiges Ende erwartet zu haben; wenigstens traf sie schon am 13 Mai 1316, kaum anderhalb Monate nach Abtretung ihres Gograviates an den Bischof, ihre letztwillige Verfügung. Sie ernannte den ehrwürdigen und frommen Herrn Prior des Klosters Burlo, den Edelmann Otto v. Ahus, den rüstigen Knappen Wolter v. Kore und ihren Kaplan Joh., Retor des Altares zum h. Michael, zu ihren Testamentsvollstreckern; dies geschah in Gegenwart der Dechantin Heilwig v. Dedem, der Kanonissen Jutta v. Benthem und Lisa, des gnt Priors, des Kaplans Joh., Herrn Mathias, Herrn Berwup, der Priester Dethard und Elbert u.a. Die Urkunde wurde von der Abtissin selbst und den 4 Testamentaren versiegelt.

70.Regestenlijst van de schepenkist-oorkonden uit het rechterlijk archief van Arnhem.
reg. 160
25 maart 1317
Henricus de Jamerlo en Jacobus Biirwisch, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Theodericus Doys de Dydem verklaard heeft schuldig te zijn aan Stephanus de Wede een som van 10 mark Brabants, waarvoor borg staan Cesarius Mauricius' zoon, Henricus Sutekint, burgers der stad, en Jacobus Hotteman de Embrica, die in geval van niet-voldoening te Arnhem in leisting zullen gaan.

71.Veröffentlichungen der Historischen Kommission der Provinz Westfalen
Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen,
Band I Regierungsbezirk Münster Heft IV, Kreis Steinfurt. bl. 212/3.
Münster 1907
8 Juni 1319.
Johannes, Dei gratia comes de Benthem, verkauft mit Einwilligung seiner Gemahlin Mechteldis und seiner Kinder Sijmon, Mechteldis, und Aleijdis dem Commendator und den Brüdern des Steinfurter Ordenshauses ad pietantiam sein Erbe Jordaninc und seinen Kotten Wedebrinc in Kspl. Nothorne (Jring, Webring, Kspl. Northorn, Bschft. Vaselde) ad plenam proprietatem, que vulgariter dicitur durslagd egen, fr bezahlte 95 Mark legalium denariorum, que peunia speialiter ad pientatiam fratrum pertinebat. Er leistet Verzicht darauf und gelobt Währschaft für sich, seine jetzigen und mit Gottes Gnade noch zu erwartenden Kinder.
Die Verzichtleistung des Grafen und seiner Familie erfolgte in castro nostro Benthem, presentibus castellanis nostris, precipue patre nostro Ecberto et fratre Thiderico, filio domini de Lippia ...... etc, Arnoldo de Diedem......
Zie ook Westflisches Urkundenbuch -- Achter Band
Die Urkunden des Bisthums Munster. 1301-1325
Bearbeitet von Dr. R. Krumbholtz.
Herausgegeben von dem Vereine für Geschichte und Alterstumkunde Westfalen
Urkunde 1339. 8 Juni 1319

72.Westflisches Urkundenbuch -- Achter Band
Die Urkunden des Bisthums Munster. 1301-1325
Bearbeitet von Dr. R. Krumbholtz.
Herausgegeben von dem Vereine für Geschichte und Alterstumkunde Westfalen
Urkunde 1405. 8 April 1320
Bischof Ludwig und das Domkapitel zu Münster treffen zwischen Ludolf v. Langen und Arnold v. Dedenheim nebst deren Angehorigen einen Vergleich.

73. 1320 August 3
Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen
B 101u / Domkapitel Münster / Urkunden, Nr. 0 - IV E Nr. 18.
Graf Johannes von Bentheim (Benthem) bekundet, daß er mit Zustimmung seiner Brüder Egbert, Vicedominus in Münster, und Balduin, Domherr zu Osnabrück, sowie seiner Frau Mechthild und seiner Kinder Simon, Hedwig, Adelheid und Lisa dem Ritter Johannes von Langen und dessen Erben für 450 Mark münsterischer Pfennige die folgenden Eigengüter verkauft hat: Zwei Häuser (domus) zu Hantkena mit Mühlenstätte (molenstede), Wald, Fischerei und allem Zubehör, das Haus tor Polle mit der Mühle, dem Holzgericht (holtgherichte) und allem Zubehör, zwei Häuser zu Somerhem und ein Haus zu Wesele mit den zugehörigen Leuten und allem Zubehör. Der Aussteller und seine genannten Verwandten haben die Güter aufgelassen, die Graf Johannes dem Käufer nunmehr zu erblichem Lehen überträgt, das auch in weiblicher Linie weitervererbt werden kann. Siegelankündigung des Ausstellers, seiner Brüder und seiner Frau. Actum Benthem in kaminata nostra. Zeugen: Heinrich Korff (Korf), Ludolf Hake, Ritter, Lambert von Langen, Dietrich Stempel, Johannes Hake, Hermann von Bramhorn (Bramhorne), Rudolf von Langen, Eberhard Korff, Wilhelm von Busche, Hugo Bar (Ursus), Arnold Paschedach, Friedrich von Quendorf (Quendorpe), Arnold von Dedem, Eilhard von Sebelingen, Knappen. die invencionis beati Stephani prothomartiris
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Ausf., Perg.; 4 an Seidenfäden anhängende Siegel, 2 und 3 beschädigt.
Regest: WUB Vlll Nr. 1437.

74.Veroffentlichen der Staatlichen Archive des Landes Nordrhein-Westfalen
Reihe C: Quellen und Forschungen
Band 13. Kleve-Mark Urkunden 1223-1368.
Urkunde 166 bl. 96
28 Juli 1321
Reinald Sohn des Grafen (Reinald I) von Geldern, tauscht mit seinem Schwager (sororii) Graf Dietrich von Kleve auf Bitten seiner Freunde seinen Ministerialen Arnold von Horst gegen den klevischen Ministerialen Wilhelm, Sohn des Dietrich gen. Doys von Didam (Dyedem).

75.Veroffentlichungen der Westdeutschen Gesellschaft fur Familienkunde e.V. Sitz Koln, nr. 53
Einwohner Emmerichs im 14 und 15 Jahrhundert und historischen Hintergrund.
bl. 23.
21 Mai 1322.
Wilhelmus Enderbeck und Christianus Ganss verkaufen Petrus Upperlewen (upper Lewen) Ackerland. Vor Emmericher Schoffen: Engelbert Gruter, Everardus de Diedem, Ricardus Ricardi (Schoffenbrief)

76. 1324 April 27
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0242 / Emmerich, St. Martini Stift, Urkunden AA 0242, Nr. 40
Theoderich Doys de Diedem und seine Ehefrau Aleyt verkaufen vor dem Edelherren Friedrich von Bergh dem Martinikapitel zu Emmerich eine Jahrrente von 5 Mark brab. aus ihren Gütern Meerschwich genannt, im Kirchspiel Diedam, Herrschaft Berge gelegen. Freitag nach Marcus evang. Original, Pergament, schön erhaltenes Siegel.

77. Westflisches Urkundenbuch -- Achter Band
Die Urkunden des Bisthums Munster. 1301-1325
Bearbeitet von Dr. R. Krumbholtz.
Herausgegeben von dem Vereine für Geschichte und Alterstumkunde Westfalen
Urkunde 1802. 16 November 1324
Baldewinus u. Johannes, edle Bruder de Benthem, bekunden dass vor ihnen ihr leiblicher (unechter) Bruder Machorius (noster germanus) der Priorissin und den Klosterfrauen in Wietmarschen das Erbe Dreptighenhorne im Kspl. Veldhausen als sein freieigenes Gut fur 30 M. Munst., die im Auftrage des Klosters per dominam Gyslam de Scolde bezahlt sind, zum Besten des Kleideramtes verkauft hat.
Presentibus u.a. Heynone de Zebelinghen, Arnoldo de Dedhem.
Zie ook Veröffentlichungen der Historischen Kommission der Provinz Westfalen
Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen,
Band I Regierungsbezirk Münster Heft IV, Kreis Steinfurt. bl. 267
Münster 1907

78.Veröffentlichungen der Historischen Kommission der Provinz Westfalen
Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen,
Beiband I Regierungsbezirk Münster Heft II, Kreis Coesfeld bl. 270
Münster 1904
28 okt. 1325.
Der Knappe Hermannus de Mervelde verkauft mit zustimmung seiner Frau Jutte und Tochter Lize die Gter Weling, Bschft Bornestenne(Brnste, Kerspel Dlmen), dem Lamberto dicto Kruzen, dessen Sohne Hinrico und den Kanonikern in Dlmen fr das Stift und verzichtet darauf in nostri iudicii loco, qui vristol dicitur, .... coram Lamberto dicto Dapeke, bannum regalem ex parte nostra tunc tenente. Zusammen mit Ottone Brune, Alhardo de Wederden, Hinrico Schenke et Abraha de Kukelsem famulis verspricht er Whrschaft und gelobt ev. Einlager in Dlmen; er siegelt allein.
....presentibus Conrade dicto Lindenhorst, Adolpho de Wederden, Ottone de Stokowe, Mensone de Dedenhem, Hinrico Middelere, Johanne de Sevenbroke, Everhardo dicto Worsteken scabinis.
Zie ook Westflisches Urkundenbuch -- Achter Band
Die Urkunden des Bisthums Munster. 1301-1325
Bearbeitet von Dr. R. Krumbholtz.
Herausgegeben von dem Vereine für Geschichte und Alterstumkunde Westfalen
Urkunde 1885. 28 Oktober 1325.

79.Veröffentlichungen der Historischen Kommission der Provinz Westfalen
Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen,
Band I Regierungsbezirk Münster Heft IV, Kreis Steinfurt. bl. 371
Münster 1907
20 Januar 1326.
Joannes, comes in Benthem (Bentheim), seine Frau Mecchtildus und ihre Sohne Simon und Otto ubertragen der Kirche in Salzbergen dotem eidem eclesia adiacentem liberam et solutam ob salutem omnium parentum nostrorum..., ita  videlicet quod quicunque pastor eiusdem ecclesiae in Saltberg fuerit, ipsa dote gaudeat tamquam bonis aliis ecclesiae suae pertinentibus. DAfur empfangen Sie in conambium domum Winandinkh (?). Kspl Detten (m±ïnninkhof, Emsdetten) quae attinebat eclesiae antedictae u.s.w.
Zeugen u.a. Heinone Zabelinge, Arnoldo de Dethen.

80.Urkundenbuch der Stadt Krefeld und der Stadt Krefeld und der alten Grafschaft Mrs. Band I.
bl. 90.
23 febr. 1329.
Vor den Schffen zu Mrs (Ditrich de Asburgh, Gerhard de Merwich, Bernard Kukenbecker, Heinrich de Raem, Werner Feytzel, und Theoderich oppen Oirde) schenken Wolter von Hattorp und Frau Sibilla der Pfarrei zu Mrs 30 Morgen Ackerland bei Hattorf gen. Koningsland unter der Bedingung, dass an jeder der Kirchen zu Nyenkerken, Replar, Barl, Halen und Bodberg jhrlich 1 Summer Roggen gegeben wird, fr die Beleuchtung der Kirche zu Mrs whrend der Messe 1 Summer verwendet wird und 2 Schillinge, welche die Eheleute von dem genannten Lande an die Kirche zu Mrs jhrlich zu zahlen hatten, zur nchtlichen Beleuchtung der Kirche. Das Jahrgedchtnis ist in smtlichen 5 Kirhen zu feiern.
Zeugen sind ausser den gen. Schffen: Gerard de Hammeraede, Rutger de Bleersheim, Friedrich de Lynepe, Georg de Merwich, Arnold Koete und Sohn Dietrich, Gerard Handrie, Tylmann Sprugte, Friedrich Barbitonsor, Herman de Raet, preco, Gottfried Serdon, Mendone de Dyedem, Wernmar, Dekan des Kapitels zu Duisburg.

81.Veroffentlichungen der Westdeutschen Gesellschaft fur Familienkunde e.V. Sitz Koln, nr. 53
Einwohner Emmerichs im 14 und 15 Jahrhundert und historischen Hintergrund.
bl. 24.
6 Juni 1330.
Conradus de Camera verkauft dem Hermanus van der Hellen seine Guter in Wielheeze, Fruher der Jutta Floren und ihrem Sohn Arnoldus gehorig. Vor Emmeriher Schoffen: Conradus Hennenberch, Thomas de Diedem, Wesselus Rex (Schoffenbrief).
82. 1334 Juli 12
Vereinigte Westfälische Adelsarchive e.V.
Sta.Uk / Urkunden, Nr. Sta.Uk - 2
Der Knappe Hermannus de Dedem, seine Frau Fenna und ihre Kinder Hermannus, Gherwinus und Alheydis verkaufen ihren mansus Ther Hove im Ksp. Bosensele mit allem Zubehör an Lutbertus Sconelore, Bürger zu Münster, für bar bezahlte 50 Mark münst. Denare und übertragen ihn "jure hemagii vulgariter tho rechter manstat" an Lutbertus und dessen Söhnen Conradus und Gerhardus und seine Ehefrau Christina, damit der Bischof sie damit belehne.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Or. Perg., nur das 3. Siegel (Erlo) hängt noch an.

83.Veröffentlichungen der Historischen Kommission der Provinz Westfalen
Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen,
Band I Regierungsbezirk Münster Heft IV, Kreis Steinfurt. bl. 269
Münster 1907
3 Marz 1335
Graf Symon in Benthem verpfandet mit Zustimmung aller Mitterben dem Propst, der Priiorissin und dem Konvent in Rode s. Marie sein Vogteirecht uber die Erben Meijnoldinch in der Bschft Gravestorpe, krspl Velthusen (Meindering, Bschft Grasdorf, Veldhausen) und Vosinch, Bschft Baeclo, Kspl Nothorne (Vosink, Vakelde, Nordhorn) wiederloslich fur bezahlte 50 Mark.
Zeugen u.a. Arnoldo de Dedhem, Bernardo de Sebelinghen.

84.Het archief der Heeren en Graven van Culemborg
regesten 99
1335 maart 27
Steesken van Brakel verklaart op te dragen aan heer Heynric van der Lecke, ridder, de manschap en het goed, die van hem uit het goed Langhereec houden heer Everart van Ulft, heerHerman van Steynre, ridders, Daem zoon van wijlen heer Vredric, heer van den Berghe, Doys van Diden en Heynric die Ghyer.

85.Leidraad bij het onderzoek naar gegevens betreffende het Geslacht van Lennep (aanv. en verbetering van deel 1.
blz 20
22 febr. 1335
St. Peters at cathedram verkoopt Winrich van Wesenhorst, neef van Adam van den Berg en van drie broeders van Wisch, Silbertsgoed in de buurtschap Mechelen onder Gendringen aan Adam van den Berg met de dienstluden en de hoorige luden, nominatim genoemd. Onder de dienstluden genoemd "Werners van Lenep twee kinder", 's Heerenberg B. l4 copiarium; acte af te drukken in Gelre 1923. p. 130
Zie ook Verz. van Oorkonden betref. het geslacht van Lennep. deel 2. bl. 24
Alle dengenen, die desen brief soelen siin of horen lesen, doe ick Winrich van Wesenthorst verstain, tuge ind bekenne, dat ick myt mynen moitwille ind om myne ind miinre kinder not ind oirber hebbe verkocht witlicke ind erflicke in enen rechten erfkoep enen edelen manne Adam van den Berge, mynen neve, om een genoemde somme van gelde, die hy my ind mynen kinderen alinc betailt hevet, gude ind lude, so diinstlude, so eygenlude hiirnagenoempt: Sibertsguet, gelegen to Mechele in den kirspel to Gendringen, dat ick Winrich van on Adam heilt to lene to viif marken, ind myt den guede twe deelle tynsguedes ('t een tynst van on Adam ind 't ander tynst van den Here van Zulen) dat leget in den Huttebroke, myt orber, opkomyngke ind anders aller slachter not ind tohoringhe, als die voirgenoimde guedegelegen siin.
Voirt synt dit die diinstlude hiirna genoempt, die mynen ailderen heer oir myne gebaren diinstlude siin gewest: her Frederick van Doesborch, canonic tot Utrecht syner susteren twe ind enen synene neve, Gysbert van den Berge, Henric, synen bruder, siinre susteren kinder drie, Rolof ind Claes van Overenghe, Werners van Lenep twe kinder, Jan ind Alart van Ure, Ludeken ind Frederich Diepstege, Neze, oir suster, Kolthaves wiif, oir kinder ind een suster mit viir kinder, Gerloch wiif Matena ind oir kinder, Frederich, oir bruder ind oir sustern ende oir dochter.
zie ook bl. 23. Werner en Ulanda, ministeriales van Wesenthorst-Berg 1335.

86.Veröffentlichen der Historischen Kommissionj der Provinz Westfalen
Inventare der nichtstaatlichen Archive der Provinz Westfalen,
Band 1. Regierungsbezirk Münster, heft 1. Kreis Ahaus
Inventare der nichtstaatlichen Archive des Kreises Ahaus
Münster 1899
bl. 12 , 22 januar 1339
Rolef van Dedem und Dyderich Doys van Lole bekunden dass Crach Ambeloncz Sohn, in der holtsprake zu Waverlo dem Willemme van Lole für 6 Bfd. ein halbes Juder (voder deel) eigenen Anteils an der Waverlo Mark unter Borbehalt der Wiederlse versetzt habe.
Zeugen die Marktgenossen: Lubbert van den Behuss, Henric sein Bruder, Evert ter Borgh, Willem ter Borgh, Dyderic van Elze.

87.Het archief der Heeren en Graven van Culemborg.
regesten 125.
1341 maart 7
Reynaut, hertog van Ghelre en graaf van Zutphen, geeft over aan de Heer Henric, heer van der Leck, zijn man en raad, de mannen en goederen, die hem aangestorven zijn met het huis en de heerlijkheid Haghensteyn, nl. Adaem, heer van den Berghe, heer Everart van Ulft, heer Herman van Steenre, ridders, Deuys van Dyedem en Henric de Ghyer, knapen.

88. 1341 Juni 24
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0242 / Emmerich, St. Martini Stift, Urkunden AA 0242, Nr. 68
Das Martinikapitel zu Emmerich gibt dem Rolof, Jutten Sohn von Diedem ein Gut zu Greflinghem im Kirchspiel Didam und einen Weideschlag im Greflinghemer Bruch in Erbpacht. Auf St. Johanns bapt. tag. Kopie, Papier, beschädigt.

89. Quellen zur inneren Geschichte der rheinischen Territorien Herzogtum Kleve.
1. Amter und Gerichte. Zweiter Band; Quellen erster Teil.
25 November 1342
Vor dem Richter und den Schoffen in Brienen tragen Frau Elisabeth von Deydem und ihre Kinder aus ihrem Eigenbesitz, Haus, Wortstatt und 5 Morgen Land, in und bei Brienen einen Zins von 1 Mark dem Stift Bedburg auf.
Ego Fredericus dictus Quaede iudex spectabilis viri domini Theoderici comitis Clevensis in Bryenen scire upio universos publie protestando, quod propter ho coram me tanquam coram iudicio et scabinis videliet Wescelo de Oyge et dicto Parvo Noydeken comparentes Lysabet dicta domina de Deydem, Franco, Lambertus Tushe et Wyggerus eius filii, Wyete et Lutgardis eius filie supraportaverunt etc.

90a. Inventare der nichtstaatlichen Archive der Provinz Westfalen. Beiband I. Regierungsbezirk Mnster Heft I. Kreis Borken. bl. 123.
14 Dez. 1344
Lutgardis, Abtissin von Vreden, uberweist den ihr und dem Stifte iure ministeriali gehorigen Zehnten der Hufe Reghemerinc, Kerspel Vreden, Bschft Luttikenmerste, den die Handgetreuen der verstorbenen Dechantin Jutte de Benthem und der Kanonissin Heijlewigis de Dedem und Rixe de Arden gekauft haben mit Zustimmung der Dechantin, Thesaurarin, Kellnerin und des ganzen Kapitels dem Stifte secundum dictorum manufidelium ordinacionem ordinatam seu ordinandam pro memoria in anniversario ditarum Jutte, Heylewigis et Rixe peragenda, indem Sie sich und der abbatia nur 12 Pfg Vredener Wahrung an dem Tage des Anniversaris der Heijlewigis vorbehalt, die ihr der zeitige Rektor des Altars St. Michaelis in Vreden zu entrichten hat.
90b. Inventare der nichtstaatlichen Archive der Provinz Westfalen. Beiband I. Regierungsbezirk Mnster Heft I. Kreis Borken. bl. 123.
14 Dez. 1344
Johannes rector altaris santi Michaelis eccl. Vredensis, manufidelis Heijlwigis(!) de Dedem, verstorbenen Kanonissin von Vreden, zugleich fur seinen verstorbenen Mithandgetreuen Johannes de Alstede, Pfarrer in V., uberweist den halben Zehnten der Hufe Reghemordinc, Kspl. Vreden, Bschft. Ltijkenmerste, den er mit dem Gelde der Heijlewigis(!) von Nicolaus de Zutwich angekauft hat, an Dechant, Kapitel, Plebane und Kleriker der Kirche von Vreden zu einem Jahrgedachtnis fur die Heijlwigis an ihrem Todestage, namlich vigilia divisionis Apostolorum, zu halten durch den Rektor des Altars St. Michaelis, unter Festzetsung des Verteilungsmodus der Einkunfte.

91. Urkundenbuch der Stadt Krefeld und der alten Grafschaft Mrs Band I. bl. 111.
30 maart 1346.
Graf Friedrich von Mörs trifft mit seinen Brüdern Dietrich, Johann und Walram eine Erbteilung, wonach ihm die Grafschaft und dem Bruder Dietrich die Herrschaft Diedem zufällt; dieser Rente von 250 Pfund mit freier Wohnung an Johann, und er eine gleiche Rente an Walram zu zahlen ubernimmt.
Gegheven end geshiet te Murse upper burgh, daarover waren bescheden lude Henrich Momme, amptman van Dydem, Gelis Rintvelt, scoltheit van Creyvelt, Steven, die scoltheit van Murse, Nende van Dydem, Rutgher van Bleershem, Godert van Nersdoem, Gerart dye kelnar, end ander dat gesinde van der burgh.
(Zie ook Chroniken und Urkundenbuch des Geslechts Momm oder Mumm. Teil I. no. 13 bl. 35 (Neude van Dydem)
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0072 / Moers, Landesarchiv, Urkunden AA 0072, Nr. 18
Graf Friedrich von Moers trifft mit seinen Brüdern Dietrich, Johann und Walram eine Erbteilung, wonach ihm die Grafschaft Moers und dem Bruder Dietrich Diedem zufällt, dieser eine Rente von 250 Pfund mit freier Wohnung an Johann, und er eine gleiche Rente an Walram zu zahlen übernimmt. Datum Moers des donresdages na den zonnendage in der vasten als man singet Letare.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Überlieferungsart: Ausfertigung
LAUFZEIT 1346 März 30

92.Het archief v.d. Sint Nicolai Broederschap te Arnhem 1352 - 1892. bl. 82; oorkonde nr. 11.
1 juli 1353.
Hermannus die Scriver en Otto Doeus de Lole, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Rodolphus de Deydem heeft beloofd te betalen aan Johannes Lewe 26 pond, waarvoor als borgen optreden heer Henricus Svcaellrinc, kanunnik te Arnhem en Wilhelminus Raey, die wanneer Rodolphus na aanmaning zijn betalingsverplichtingen niet nakomt, te Arnhem in leistung zullen gaan.

93a.Veröffentlichungen der Historischen Kommission der Provinz Westfalen
Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen,
Beiband I Regierungsbezirk Münster Heft II, Kreis Coesfeld bl. 93
Münster 1904
10 november 1357
Matheus van Sconenvelde, Knappe, verkauft mit Wissen seine Frau Oden dem Sijmone van Dedem sein Gut zu Metelen, genannt des Ruivenhues oder auch genannt to Terdeldinc, und verspricht Whrschaft.
93b. Vereinigte Westfälische Adelsarchive e.V.
Coe.M.Uk / Stift Metelen, Urkunden, Nr. Coe.M.Uk - 058
Urkunde, worin Matheus van Sconenvelde an Simon van Dedem ein Gut bei Metelen, genannt das Ruwenhus, auch wohl Terteldinck verkauft.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG (s.a. Urk. 64)
LAUFZEIT 1357 {auf Martini avend}

94. Veröffentlichungen der Historischen Kommission der Provinz Westfalen
Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen,
Beiband I Regierungsbezirk Münster Heft II, Kreis Coesfeld bl. 94
Münster 1904
28 febr. 1362.
Jacob de Dempeghe, Richter des Grafen van Benthem in der Stadt Schuttorpe, bekundet, dass vor ihm Sijmon van Dedem, Knappe, und sein Sohn Arend der Abtissin und dem Konvente zu Metelen 2 Höfe Tertelinch und des Rouwenhove, Kerspel Metelen, Bschft Rordendorpe (Raendorf), verkauft und Whärschaft versprochen haben.
Zeugen: Arend van Schonevelde, Floriken Boet, Knappen: Johan van Erlo, Amtmann des Klosters van Metelen.

95. Vereinigte Westfälische Adelsarchive e.V.
Coe.M.Uk / Stift Metelen, Urkunden, Nr. Coe.M.Uk - 064
Simon van Dedem verkauft laut Urkunde dem Stifte Metelen zwei von Math. de Sconevelde gekaufte Hoven Ruvenhowe und Terteling zu Metelen Bsch. Nordendorpe.
LAUFZEIT 1362 {Montags nach S. Mathias}

96. Huis Keppel
3 mei 1363
Inventaris
3. zakelijk
3.1 de Heerlijkheit Keppel
3.2 Bestuurder heerlijkheid
48 Everd van Diedem, richter, oorkondt dat Henric van Scoeren en diens vrouw Salomee verkocht hebben aan heer Everd van Heker, pastoor van Keppel, en de vicarissen van Keppelle, een maat gelegen aan de Berstede, onder de klok van Doesborch

97.Veröffentlichungen der Historischen Kommission der Provinz Westfalen
Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen,
Band I Regierungsbezirk Münster Heft IV, Kreis Steinfurt.
Münster 1907
11 nov. 1364.
Otto, greve tho Benthem, bekundet dass Symon van Dedem von ihm das Gut then Rijtberghe (Bschft Berge, u. von Neuenhaus?) zu Burglehen und das Gut then Vorwolde (Bschft Vorwold, . von Laar, Niedergrafschaft Bentheim) das halbe holzgericht und die Wohnung der van Essche (Haus Esche, n. von Neuenhaus) nebst zubehör zu Marklehen (mit einer Mark zu verherweden) hat.

98.Veröffentlichungen der Historischen Kommission der Provinz Westfalen
Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen,
Beiband I Regierungsbezirk Münster Heft II, Kreis Coesfeld bl. 270
Münster 1904
11 april 1367
Pfalzgraf Cunrat von Tuwigen (Tbingen), genannt der Scharer, an Graf Harfriden von Ringravenstain: bittet ihn dringend, die gefangenen Bürger von Herrenberg (Herrenberg n Tbingen) freizulassen, worauf er sein Freund werden wolle. Besiegelt mit seinem Siegel und unser burger insigel ze Herenberg, under dem Johans Diem und Hainrich der Schnider, din gevangen, unser Burger ze Herenberg, urveht gelobent.

99.Urkundenbuch des Geslechts Momm oder Mumm, Teil II, bl.11 no 542
1367.
Aus Spahn 79.
Das Archiv berichtet uber ihn Folgende: Die beiden Johanniter Ordens Bruder Lubbrecht von Dedem und Evert von Hetterscheid hatten Heinrich von Kelle bei dem ehrsamen Manne, Bruder Conrad von Bruinsberg, Meister des St. Johanniter Ordens in Deutschland verklagt. Graf Johan von Cleve sei fur ihn eingetreten und in Folge dessen 1367 verfugt, dass Heinrich ferner das Ordenshaus zu Wesel behalten d.h. dort Comthur bleiben solle.

100.Veroffentlichungen der Westdeutschen Gesellschaft fur Familienkunde e.V. Sitz Koln, nr. 53
Einwohner Emmerichs im 14 und 15 Jahrhundert und historischen Hintergrund.
bl. 137.
1368
Im Huether Archiv ist uberliefert, dass Meister Johann van Diedem, seine Frau Gese und ihr Kind Wendelin dem Engelbert van Elze, Kanoniker in Emmerich acht Schilling Jahrgeld aus ihrem Erbe in Dornik verkaufen. Dideric Lyndeman, Vater der Gese war der Besitzer.
(zie ook Findbuch der Herrschaft Hueth (Hauptstaatsarchiv Dusseldorf nr. 110.12.1)
Urkunde 45.
4 juli 1368
Vor Jacob Moyart, Amtmann und Richter in der Hetter, verkaufen Meister Johann von Dyedem und Frau Gese und Kind Wendekin dem Canonich Engelbert von Else (of Elst zoals blijkt uit urkunde 46) zu Emmerich eine Rente von 18 Schillingen aus einer Hofstatt gelegen auf dem Scadevelde bei Dornick, die bislang dem Vater der Gese, Diderich Lyndeman gehorte.

101. Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen, Band 2; Inventar der Urkunden des Stiftsarchivs Xanten (1119-1449).
bl.62.
20 Februar 1369
Die Ehe- und Burgersleute Gosswinus Bayart alias dictus de Fine und Elizabet verkaufen an den Kan. Henr. de Tygele und an Joh. de Duysborgh, Rektor der Andreaskapelle, als Testamentsvollstrecker der ¬ PortarsHenr. Ysboldi fur die Choralen der Stiftskirche einen Erbzin von 1 Mark aus ihrem Steinhause (domis lapidea) samt Hofstatt und Stallung (stallasia) am Markt (prope Forum) angrenzend an Haus und Hofstatt der BurgerWilhelm de Bemel bzw. Johannes de Arnem. Zahltermin je zur Halfte Ostern und St. Viktor. - Verhandelt in Kreuzgang beim Kapitelssaal vor dem Kan. Swederus de Sarbrugen, dem Priester Otto Lutync, Sanderus de Dydem, notarius curie Xanct., und Henricus Papenhove, Laien der Dioz. Koln, als Zeugen. Beurkundet vom Notar Mattelyr de Burken.

102.Veröffentlichen der Historischen Kommissionj der Provinz Westfalen
Inventare der nichtstaatlichen Archive der Provinz Westfalen,
Band 1. Regierungsbezirk Münster, heft 1. Kreis Ahaus
Inventare der nichtstaatlichen Archive des Kreises Ahaus
Münster 1899
bl. 13, 6 mei 1369
Willem, Herr van dem Berge und van Biland, Ritter, bekundet, dass Herman van der Helle dem Francke, Gijseberts Sohn van dem Berge, mehrere Scheffel Saatlandes verkauft hat.
Zeugen: Rolof van Didam, Dideric Benebergh, Henric Rennen soen Emonts.

103a.Veröffentlichungen der Historischen Kommission der Provinz Westfalen
Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen,
Band I Regierungsbezirk Münster Heft IV, Kreis Steinfurt. bl. 167
Münster 1907;   4 Dez. 1369.  Symon van Dedem, sein Sohn Aernd und dessen Frau Lize verkaufen vor dem Richter Johan Rutinc zu Scuttorpe ihre im Kspl. Ghillehuus (Gildehaus) und in der Bauerschaft ton Westenberge gelegenes Erbe und Gut to Baerwolde an die Kirche sunte Annen tor Rijenkerken gheheten ton Ghillehuus und an den Grafen Bernard von Benthem.

103b. Vereinigte Westfälische Adelsarchive e.V.
Bur.G.Uk / Domänenverwaltung, Urkunden, Nr. Bur.G.Uk - 5
Symon van Dedem, sein Sohn Aernd und dessen Ehefrau Lize verkaufen ihr Haus und Gut zu Varwolde, Ksp. Gildehaus ("Ghillehuus"), Bsch. Westenb-erg ("-berghe"), mit aller Zubehör und den eigenhörigen Leuten an die Kirche St. Annen tor Nyenkerken gnt. zu Gildehaus und an Graf Bernd zu Bentheim. Die Auflassung erfolgte vor Johan Rutinc, Richter zu Schüttorf ("Scuttorpe"), an Schulte Zyrinc und die Ratleute der gnt. Kirche. Gerichtss-chöffen zu Schüttorf: Gert Pottikin, Hinric de Scelle, Hinric van den Tye; Zeugen: Johan van Munstere, Gerlagh de Bodde. Es siegeln Symon und Arnd van Dedem und der Richter.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Abschrift durch Hofrat und Bibliothekar Jung zu Hannover 1769, wohin die Urkunde aus dem Pfarrarchiv Gildehaus für die Bentheimische Geschichte entliehen war.
LAUFZEIT 1369 Dezember 4

104.Inventaris van het archief van het geslacht Van Dedem en aanverwante geslachten, 1369-1877
A.A. GILDEHAUS. 289 Acte, waarbij Symon van Dedem, Arnt zijn zoon en Lijse, zijn huisvrouw het goed Verwolde transporteren aan de schout Sijringk en de raadsluiden van de kerk te Gildehaus ten behoeve van Sint Anna ten Vierkirchen genaamd ten Gildehus en der graven van Bentheim. (Afschrift) 1369

105.Veroffentlichungen der Westdeutschen Gesellschaft fur Familienkunde e.V. Sitz Koln, nr. 53
Einwohner Emmerichs im 14 und 15 Jahrhundert und historischen Hintergrund.
bl. 130. Alphabetische Liste der Einwohner Emmerichs von 1370-1470. Spendenliste von St. Martini.
1370-1399 und 1408-1466
Evert van Dyedem, Gese sein Weib.
1370 - 1399
Johan van Dyedem, Hille sein Weib und Deric Bongarts
1370-1399 und 1408-1466
Herr Evert von Dyedem, Geze van Dyedem Mechtelt und Neze Schwestern.
Suster Grite und Mehtelt van Diedem, Warterin der Beginenschwestern zu Emmerich, wurden zehn fette Ochsen und eine fette Kuh in der Soester Fehde geraubt und 1447 entschadigt. (ded S. 332)

106. Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen, Band 2; Inventar der Urkunden des Stiftsarchivs Xanten (1119-1449).S
bl.67.
2 Januar 1371
Die Ehe- und Burgersleute Henr. und Nella Gyesiken verkaufen an Joh. de Duysborgh, Rektor der Andreaskapelle, fur samtliche Vikare zu Xanten eine Erbrente von 2 Schill. aus Haus und Hofstatt des Henricus Krykenbech in der Marstrasse (pl. Maris), zahlbar je zur Halfte auf Ostern und St. Viktor, und uberreichen eine Bezugliche Xantener Schoffenurkunde. - Verhandelt "in capella s. Johannis sita in eccl. Xanct." vor dem Kleriker Sanderus de Dydem und Laien Joh. Papenhoef als Zeugen. Beurkundet vom Notar Herm. de Mattelyr de Burken.

107.Inventaris van het oud archief van het kasteel Middachten
P.N. v. Doorninck
Gebr. Van Brederode, Haarlem 1896
no. 14
18 april 1371.
Edwart bider genaden goits hertoge van Gelre en greve van Zutphen bekent schuldig te zijn aan Evert van Steenre knape, van rechter schout, 400 audere schilde goed van goud en van gewicht en verbindt daartoe alzulk goed als Dous van Dijedem, schepen van Arnhem, van zijne moeder Alianora van Engelant te pacht plach te hebben: namelijk een stuk land gelegen tussen de Bedeweiden en de Havelenwerde, ter Yselwert ane, met twee margen land in de Bedeweiden; een stuk land in Tourf lande en dartoe den teenden beneden, in Hekerbroic, geheiten die Nijeteende, die ons toebehoirt, alle deze goederen zijn gelegen in het gericht van Arnhem en onder den clocken van Doesborch, alsmede nog derde halve mauder zaeth, gelegen opten hogen op Redervelde.

108.Chroniken und Urkunbuch des Geslechts Momm oder Mumm, Teil II bl. 17 no. 549.
20 Marz 1372.
Gert Mumm von Kell Zeuge bei dem Vergleiche des Deutsch-Ordens Comthur Evert von Didam mit den Gebrudern von Enghusen.
(Aus dem Ordensarchive zu Utrecht).

109.Veröffentlichungen der Historischen Kommission der Provinz Westfalen
Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen,
Band I Regierungsbezirk Münster Heft IV, Kreis Steinfurt. bl. 108
Münster 1907
11 Juni 1372.
Symon van Dedem und sein Sohn Arnd van Dedem tragen die Lehnwahre des Hofes zu Haltern im Kerspel Lere (Haltern, Leer, Kreis Steinfurt). und den Hof zu Haltern samt den Leuten und altem und neuen Zubehör dem Ludgere van Soneborne erblich auf, wie sie denselben Mannschaft von den Herren von Stenvorde hielten und Ludger wieder zu demselben Rechte von ihnen hielt, und verzichten auf alle ihre Ansprüche daran zu Behuf des Herren von Stenvorde.

110.Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen, Band 2; Inventar der Urkunden des Stiftsarchivs Xanten (1119-1449).
bl.76.
9 Juni 1374
Auf Anstehen des Kan. und Portars Woltherus Passchart stellt der kaiserliche Notar Gerardus Hese de Berka ein Transsumt uber die Urkunde 1374 juni 6 aus. -- Verhandelt "in cinsistorio eccl. Xanct... ubi...d. officialis curie Xanct. ad reddendum jura pro tribunali sedere solet", vor Wilhelmus opper Meer und Joh. de Werdena, Vikaren, sowie Sanderus de Dydem und Gerardus Fabri, geschworenen Notaren der Xantener Kurie, als Zeugen.

111. Veröffentlichungen der Historischen Kommission der Provinz Westfalen
Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen,
Band I Regierungsbezirk Münster Heft IV, Kreis Steinfurt. bl. 125
Münster 1907
5 Juli 1375.
Symon van Dedem, Matheus van Sconenvelde und Johan van Covorde bekennen, Herrn Otten van Benthem, doemproveste tho Paderborne, oder Ecberte van Northorne, ihrem ome, 22 Mark Pfennige mnst. schuldig zu sein und dieselben auf nächsten Mertijns dach zu bezahlen bei Strafe des Einlagers in Scuttorpe binnen 3 Tagen nach geschehener Mahnung. Haben sie 14 Tage dort gelegen, zo zolle wij ze bereden (befriedigen) met rogrorighen (Ruck, rühren, also beweglichen, transportierbaren) panden, de ze trecken und voren moghen, dar ze er zementlike ghelt an nemen moghen. Tun sie das nicht, zo mochte greve Otto ofte Ecbert vors. dit vors. ghelt wijnnen up ehn pert ofte twe, oste fetten dar up ehn pert ofte twe, dar zolle wij ze of unthavenen und al sadelos af holden.

112. Vereinigte Westfälische Adelsarchive e.V.
Bur.C / Kredit- und Schuldensachen, Nr. Bur.C - Urk. 43
(Bur.C - Urk. 43) Symon van Dedem, Matheus van Sconenvelde und Johan van Covorde wollen Herrn Otton van Benthem, Dompropst zu Paderborn ( ), oder ihrem Oheim ( ) Ecberte van Northorne geschuldete 22 Mark zu Münster ( ) gängiger Pfennige auf nächsten Martinstag zurückzahlen bei Einlagerverpflichtung in Schüttorf ( ) und folgender Pfändung. Die Aussteller siegeln.
BESTELLSIGNATUR Bur.C / Kredit- und Schuldensachen, Nr. Bur.C - Urk. 43
LAUFZEIT 1375 Juli 5 (crastino Odolrici conf.)
INHALT 3 ursprüngl. anh. Siegel: 1) S. v. Dedem, undeutlich, Bild: 3 zweireihig geschachtete Rechtsbalken, 2) ? M. v. Sconenvelde, undeutlich, Bild: Sonnenrad, 3) ab
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Ausf.-Perg.
ARCHIVALIENTYP Urkunden: Urkunde (vormodern)
SONSTIGE ERSCHLIEẞUNGSANGABEN Druck: Jung, Cod. Dipl. Nr. 106, S. 214f., Regest: Döhmann, INA, Nr. 23, S. 125

113.Inventaris van het archief van het geslacht Van Dedem en aanverwante geslachten, 1369-1877
D.D. ULZEN. 299 Acte van Bernd, graaf van Bentheim, waarbij Herman von Northorne, priester, aan Simon van Dedem en diens zoon Arend twee molt rogge uit de erve Wijferding te Ulzen verkoopt met recht van wederinkoop. (Afschriften) 1375 2 stukken

114.Findbuch Reichsstift Elten - Hauptsstaatsarchiv Dsseldorf nr. 120.68.1 Urkunden und Akten
Urkunde 27   -   22 februari 1376.
Johjhan gheheyten D...har von Dydem ... und Gerloch .... bezeugen eine Rentenverschreibung zugunsten des Stift Elten.
(De tekst op de oorspronkelijke urkunde is nagenoeg onleesbaar.)

115. Veröffentlichungen der Historischen Kommission der Provinz Westfalen
Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen,
Beiband I Regierungsbezirk Münster Heft II, Kreis Coesfeld bl. 375
Münster 1904
27 oct. 1381.
Arnd van Dijdem, seine Frau Lijze und ihre Kinder Symon, Herman und Gryete verkaufen dem Henrike Robertinch den Zehnten, den er bisher als Lehen hatte, und der gelegen ist im Kerspel Borken, Bschft Markope (Marbeck) und versprechen Whrschaft.

116. Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen, Band 2; Inventar der Urkunden des Stiftsarchivs Xanten (1119-1449).
bl. 101.
21 Januar 1382
Vor den Schoffen zu Xanten (jo. Bemel, Theod. van den Bleech) verkaufen die Eheleute Joh. und Alit Pauwe an die Eheleute Henr. und Gude van Barck eine Erbrente von 8 Schill. und 6 Pfg., die sie bezogen aus einem Erbe, auf dem eine Scheune steht und das jetzt Joh. Bouman und Joh. ten Putte gehort, gelegen in der Viesteghe hinter der Ankaufer Erbe, angrenzend an das Erbe von Nese Rutgers bezw. das der Ankaufer. Die Zahlung muss an den in Xanten ublichen Terminen erfolgen. Die Verkaufer ubernehmen die Garantie fur die spatere Zustimmung der beiden noch unmundigen Kinder Henr. und Dyderich aus Alits erster Ehe mit Sanderus van Dydem.

117. 1383 April 4
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0242 / Emmerich, St. Martini Stift, Urkunden AA 0242, Nr. 319
Nesa de Diedem legiert dem Martinikapitel zu Emmerich zu ihrem und ihrer Eltern Seelenheil eine jährliche Rente von 7 Schilling aus einem Stück Land, genannt die Gheer, bei Wilheze gelegen. Notariatsintrument (Gherard Hugonis).

118.  De Graven van Limburg Stirum in Gelderland en de geschiedenis hunner bezittingen; tweede stuk, regestenlijst - index.
5 febr. 1385
Arnt van Dyedem draagt over aan jonker Giisbert van Bronchorst, heer to Borklo, hetgeen hem aanbestorven is van zijn tante Grete des Dempigen, en waarover hij een aoord heeft aangegaan met Clawes van der Vechte c.s. en Vrederych Paeschdach.

119. Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen, Band 2; Inventar der Urkunden des Stiftsarchivs Xanten (1119-1449).
bl. 115.
26 Mai 1386
Die Eheleute Herm. und Kath. inghen Wynkel verkaufen an den Vikar Joh. de Duysborgh fur das Stiftskapitel eine Erbrente von 6 Schill. aus ihrem Hause samt Hofstatt in der Stadt X. zwischen den Hausern von Joh. ingher Smitten bezw. Sanderus de Dyedem, Sohn des  Sanderus. - Vrehandelt in der Wohnung des genannten Vikars auf der Immunitat vor den Vikaren Ludolphus de Duysborgh und Henr. Ernesti als Zeugen. Beurkundet vom kaiserl. und vom Offizial der Koner Kurie bestatigten Notar Joh. van den Egher de Kalkar.

120. De Graven van Limburg Stirum in Gelderland en de geschiedenis hunner bezittingen; tweede stuk, regestenlijst - index.
28 october 1390
Arnd van Dedem erkent schuldig te zijn aan jonker Ghiisbert van Brunchorst, heer to Borclo, 5 rijnshe guldens, terug te betalen op 2 februari e.k.

121. Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen, Band 2; Inventar der Urkunden des Stiftsarchivs Xanten (1119-1449).
bl. 129.
9 Dezember 1390
Die Ehe- und Burgerleute Herm. und Katherina ingen Winkel verkaufen an den Vikar Joh. de Duysborgh fur das Stiftskapitel eine Erbrente von 12 Schill., zur Stiftung von zwei Memorien, und zwar des Wesselus Gisonis de Kalkar und seiner Verwandten sowie von Johanns Schwester Elizabeth de Duysborgh, zu erheben je zur Halfte auf St. Viktor und Ostern aus der Eheleute Haus, Hofstatt und Erbe in der Staadt X. zwischen Erbe von Theod. Heseman (alias Johannis ingher Smitten) bezw. des Sanderus, des Sohnes des  Sanderus de Dyedem. Das Haus darf nicht witer belastet werden. - Verhandelt "in cimiterio scolarium iuxta ambitum eccl. Xanct." vor dem Priester de Rade und dem Laien Theodericus, dem naturlichen Sohne des Herrn Henr. de Hessen, als Zeugen Beurkundet von dem Notar Joh. van den Egher de Kalkar.

122.Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen, Band 2; Inventar der Urkunden des Stiftsarchivs Xanten (1119-1449).
bl. 142.
13 August 1393
Vor den Schoffen zu X. ubertragen Henrich und Derich, die Kinder der  Eheleute Sander und Aleyd van Dydem, den Eheleuten Henr. und Gude van Barck eine Erbrente von 8 Schill. und 6 Pfg., die Joh. Pauwe und dessen Frau Aleyd, ihre Mutter, von Heinrich gekauft hatten, zu erheben aus einem Erbe, auf dem nun eine Scheune steht und das Joh. de Putt und Joh. Bumans gehort, gelegen in der Viestege hinter dem Erbe und Nese Rutghers bezw. der Ankaufer.

123. Veröffentlichungen der Historischen Kommission der Provinz Westfalen
Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen,
Band I Regierungsbezirk Münster Heft IV, Kreis Steinfurt. bl. 289
Münster 1907
10 Januar 1398
Clawes van Beveren, seine Frau Jutte und seine Kinder Wenemer und Vrederic geben ihre Einwilligung zu der Schenkung Johans van Beveren und seine Frau Trude (Reg. 41). Hinzugefugt ist hier zwischen Berschemuedeshues und Croemekoteshaus: " und also dane recht, alze hi hadde an den hoeve to Richterinc" (Richtering, Bschft Frensdorf, vor Nordhorn).
Zeuge u.a. Aernd van Diedem, borchman te Bentem.

124. 1399 April 3
Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen
B 101u / Domkapitel Münster / Urkunden, Nr. 0 - III U Nr. 10.
Hermann de Rijve, Freigraf des Junkers von Tecklenburg (Tekeneborgh), setzt die im folgenden Genannten und ihre Helfer, die insgesamt vor ihm verklagt worden waren, in ihre Rechte wieder ein und gebietet allen Freigrafen und Schöffen, sie nicht zu behelligen: Herrn Otto von Hoya (Hoye), Bischof zu Münster, Herrn Johann von Hoya, Bischof von Paderborn, Herrn Erich, Grafen von Hoya, Herrn Otto, Grafen von Hoya und von Bruchhausen (Brochusen), Herrn Bernd, Grafen von Bentheim (Benthem), Herrn Engelbert von Nassau (Nassou), Dompropst,.Herrn Hermann Fransoys, Domdekan, die Herren Hermann von Münster, Rotger Schunde, Hermann von Keppel (Keppele) und Hermann Droste, Domherren zu Münster, Heidenrich de Sasse, Lubbert de Sasse, Rembert de Weder, die Brüder Bernd, Rolf und Ludolf (Ludike) von Asbeck (Asbeke), Lubbert von Langen, Rolf von Langen, Eberhard (Everd) von Langen, die Brüder Goswin und Dietrich von Heek, Rotger von Gimbte (Gymmete), Gerd von Keppel, Sweder von Diepenbrock (Deypenbroke), Eberhard (Everd) von Eil (Eylen), Heinrich, Albert und Hermann von Wüllen, Hermann de Bever, Johann Pykenbrock, Dietrich von Hamern (Hameren), Johann Pykenbrock Hagen, Mense von Heiden (Heydene), Heinrich von Empte (Emete), Dietrich von Empte, Gerd Schule, Hugo von Benninghausen (Bennynchusen), die Brüder Ceriges und Johann von. Schedelich (Schedelike), Gerd von Weddern (Wederden), Gerlach von Wüllen, Dietrich Strick, Cords Sohn, Dietrich von Borghorst (Borchorst), Bernd von Münster (Munstere), Johanns Sohn, Gottfried (Godike) von Münster (Monstere), Friedrich von Senden (Sendene), Heinrich Gyginch, Hermann von Merveldt (Mervelde), Hermanns Sohn, Wessel von Lembeck (Lembeke), Heinrich von Velen, Hermann Schenking (Schenkinch), die Brüder Heinrich, Lubbert und Hermann von Rorup (Rodorpe), Friedrich Verynch, Israel Krampe, Dedeke Schade, Lambert von Boenen (Boynen), Hermann von Visbek (Visbeke), Wichmann Glode, Staes Grijp, Hugo von Dinklage (Dynclage), Conrad Unland, Ledebur van Twislo, Johann von Schagen Loborch, Sander van Horne, Florike Schalver, Bertold von Hanstedt (Honstede), Rabodo von Pente (Penthe), Rolf von Lutten, Hermann Elmendorf (Elmedorp), Johanns Sohn, Johann von Schagen d.Ä., Johann von Sutholte (Zutholte) d.Ä., Herbord von Sutholte, Johann von Elmendorf, Heinrich Elmendorf, sein Sohn, Hermann und Florike de Krudere, Johann von Dinklage, Johann von Kökelsum (Kukelsem), Johann Voss, Cord von Herbern (Herborne), Dietrich von Plettenberg (Plettenbracht), Engelbert von Senden (Sendene), Johann von Empte, Gerd Stenbeke, Johann van Warmelo (Wormeln ?), Heinrich von Ascheberg (Asscheberge), Arnd van Walsem, Heinrich de Druge, Bernd von Münster Bastard, Richwin von Enger, Reneke van Brusterhusen, Gerd van Valde, Dietrich de Teygeler, de gude Hinrich, Gerhard de Scrivere, Rotger Borchardinch, Johann Kempinch Bastard, Heinrich Tenkinch, Rotger van den Hage, Bernd van Velsten Bastard, Heinrich von Holtwick (Holtwijck), Dietrich de Scrivere, Heinrich von Bronckhorst (Brunchorst) Bastard, die Brüder Andreas (Dres) und Johann van Westerhem, Wulfhard Botteyg, Hermann Dalhus, Stephan (Steven) de Wijnman, Hermann Tenkinch, Heinrich von Visbek, Heinrich Droste, Heinrichs Sohn, Engelbert Bekele, Antonius (Tonyes) von Hetterscheidt. (Hetterschede), Johann von Visbek, Johann Schilt, Gerd van Vredevorde, Bernd van Hekeren, Werner van den Bucworden, Ludolf (Ludike) von Vechtrup (Vechtorpe), Dietrich. van Edelinchdorpe. gen. de Scriver, Johann Egginch, de Stamerne Menke, Bernd de Kock, Arnd de Voss, Andreas van dem Rodenberge, Dietrich Hughe, Heinrich. Remme, Hennike de Schutte gen. Zweyt, Heinrich von Vechtrup Bastard, Johann gen. Valke (Walke), Wichard von Ense, Dietrich Klenke gen. Quarteyr, Maes van den Berge, Gieselbert van Westhusen, Coep Bertrams, Hermann van der Molen, Bernd Droste, Hermanns Sohn, Heinrich Bunstorp, Gerd Buckesfoerd, Johann von Asbeck, Heidenrich Wolf, Friedrichs Sohn, Engelbert van Mechelen, Heinrich van der Leyten, Johann Schotelkorff, de Tegger Koneke, Dobelgerdes Bruder, Bernd van Dorte gen. Huppelkrage, Johann de Witte, Heinrich van Eysschede, Heinrich Borste, Arnd de Boker, Lubbert von Galen, Lubbert von Rechede gen. de Bijter, Johann von Rechede,Pulses Sohn, Johann Blomensaet, Werneke de Buck, Heinrich von Merveldt, Ludolf (Ludike) von Asbeck, Ludolfs (Ludike) Sohn, Dietrich von Gimbte, Helmich Blome, Walter van der Beke gen. de Prediker, Hermann de Bremer, Eberhard. (Everd) von Langen, Wilkens Sohn, Gerd Speke, Hermann de Schutte, Johann de Leterne, Gerd Rumeswinkel gen. Schumeketel, Dietrich de Bremer, Johann Tonyes van Berntfelde, Johann Borste, Otto van Toven, Johann Sparenbergh gen. Schonemere, Johann Snoye, Duvelhoves Sohn, Hinke ton Vene, Johann van Haslike, Eberhard (Everd) Spaen, Gossen van Engelssen, Ludwig van den Broke, Cord Krakerugge, Johann Voss, Heinrich Kreyl, Gerd de Schetter, Johann Hake, Cords Sohn, Wernbolt van Vullen, Cop Tyvord, Eberhard (Everd) van Lare, Eberhard (Everd) Aschoff, Bernd von Haren, Hermann und Rolf Westerholt, Johann van den Kampe, Cord van der Dorneborgh, Otto van Alden, Bernd Münchard, Eberhard (Everd) van der Marke, Gerd de Buter, Heinrich van Mechelen, Johann von Schedelich, Johanns Sohn, Hermann de Swicker, Johann de Swicker gen. Museprester, Bernd van der Kemenaden, Gottschalk van Schonenbeke, Heinrich Udinch, Sweder von Lette, Heinrich von Hamm (Hamme), Rolf von Haren, Lambert Ellinch, Rotger Clot von Seppenhagen, Gottfried (Godert) Horstete, Heinrich Hupe, Gottfried (Godike) Tudich, Gottschalk Hemstede, Heinrich Moleman, Johann Cloppekiste, Henneke Tudich, Wulfhard Rynchoff, Johann Hesterbergh, Heinrich und Otto Hesterbergh, Friedrich de Wever, Arnd Tekeneborgh, Claus de Duker, Bernd Droste, Sander Droste, Heinrich Droste, Alberts Söhne, Friedrich van Bra, Coep Oltman, Johann Osterwede, Johann und Hermann Swenke, Cord von Meppen, Stephan van den Beyle, Otto von Meppen, Heinrich und Coep Buttele, Claus Mundeyl, Eberhard (Everd) von Düthe (Duthe), Rolf Schat, Gerd Swartewolt d.J., Johann van den Beyle, Otto Korff, Claus van dem Rijne, Wilbrand Schade, Heinrich Schouwe, Gerd von Hamm, Meinhard van Lunne, Johann Lanschals, Gottfried (Godike) Lanchals, Johann de Schutte, Heinrich de Schutte, Otto Doringelo, Heinrich van Scholden, Wilken Stedinch, Tylman, Egbert Slyngworm, Hermann de Schilder, Wessel de Duker, Johann von Bremen, Johann de Grote, Arnd Nolle, Dietrich de Schutte, Johann van der Laghe, Dietrich Lechtinch, Heinrich de Schutte, Gerd de Gijr, Friedrich de Scriver, Heinrich Stortekule gen. Schotbeke, die Bürgermeister und Räte der Städte Münster, Coesfeld (Coesfelde), Bocholt (Bocholte), Borken, Haselünne (Haselunne), Meppen, Warendorf (Warendorpe), Telgte (Telget), Beckum (Bechern), Alt- und Neu-Ahlen (Alen beyde olde raed und nye) und die in diesen Städten wohnhaften Schöffen, weiter Johann Kerckerinck (Kercherinch), Heinrich Warendorp, Arnd Bischopink (Bisscopinch), Gottfried (Godike) de Swarte, Johann von Eil (Eylen), Gerd van Holte, Gerd van Dynslake, Johann Santen, Heinrich de Schutte, Hermann Trage, die Brüder Friedrich und Hermann Schulte, Heinrich van Wysschelo, Johann de Hert, Heinrich Scoke, Hermann von Merveldt, Heinrich Pryns, Gottfried (Godike) Volenspet gen. de Vette, Ludolf (Ludike) von Ahlen, Ludolf (Ludike) van Esten d.Ä., Rotger van der Dorneborgh, Bernd Wolf, Heinrichs Sohn, Lambert van den Brynke, Themme van Werne, Hermann van Ekeren, Wessel Schorlemer, Rotger Lurewolt, Otto Valke, Johann Wittenbergh, Antonius (Tonyes), Kop, Cord van dem Retberge gen. Levenicht, Johann Droste, Claus von der Recke (Reke) gen. Quast, Gerke de Dore, Hannijn, Arnd van Volkinchusen, Gerd Stute, Heinrich von Beckum, Albert Mosterd, Peter van Berchem, Hermann Remelinchusen, Helmich von Sümmern (Zummeren), Dietrich Sprenge gen. der Kleine, Bernd Knop, Johann von Herbern, Johann Segenkrage, Johann Morrien, Henneke Hake, Heinrich van den Torne (Torve ?), Otto van Boclo, Eberhard (Everd) de Rode, Hermann van Godelinchem, die Brüder Ortwin und Heyne de Bosen, Johann Rolves, Rembert de Ruter, Wilhelm de Schutte, Albert Krumwijde, Hannes de Schutte, Leifhard Müddinch, Johann Vot, Johann und Rolf, seine Söhne, Claus von Bevern (Beveren), Wennemar und Friedrich, seine Söhne, Arnd van Dedem, Simon und Hermann, seine Söhne, Ludolf von Grasdorf (Gravestorpe), Lubbert Ebelhanneke, Johann de Monick, Johann von Haltern (Halteren), Arnd Vylherinch, Johann Stoverman, Cop Kopernagel, Gerd Dobbe, Kornhinrich, Johann de Gleve, Gottfried Haleholssche, Johann Rutynch, Johann Schecke, Arnd tor Molen, Hermann Borghenicht, Heyne von Langenhorst, Dietrich Kovleysch, Werenbolt de Korte, Eberhard (Everd) de Wynter, Johann Scheygert, Wicbolt Hussenhovet, Claus und Johann Cleysen, Ludolf (Ludike) de Scrodere, Johann de Becker, Heinrich de Scroder von Ochtrup (Ochtorpe), Rolf Tonyes Bullerbernd, Johann Tommeker, Cord von Horstmar (Horstmer), Dietrich van Drunten, Diethard ton Rode, Johann Platenmeker, Rolf van den Mynnesten, Rolf, sein Vater, Johann Duvelken, Johann Gloyenatel, Hermann ton Slade, Johann Sporeverinch, Heinrich de Mesmeker, Johann de Mesmeker, Hermann Palte (Plate), Sweder Bolosse, Stypenhanneke, Tyes Hanne, Eberhard (Everd) von Lingen (Lynghe), Johanns Sohn, Johann van Runen, Johann Hovejuchche (Hovejuchghe), Johann ton Slade, Werneke Hartghers, Poppenhanneke, Heinrich Vrijthoff, Johann de Strakebodeker, de Luttike Arnd. Siegelankündigung des Freigrafen. feria quinta infra octavas festi pasche
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Ausf., Perg.; anhängendes Siegel. - Einige abweichende Namensformen der folgenden Nr. sind in Klammern hinzugefügt.
Teildruck: Old. UB V Nr. 544.
Druck: Meppener UB Nr. 150.

125. Veröffentlichungen der Historischen Kommission der Provinz Westfalen
Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen,
Band I Regierungsbezirk Münster Heft IV, Kreis Steinfurt.
Münster 1907
15 juni 1399
Bernd, greve tho Benthem, belehnt Henricke van der Toerne mit seinem bentheimische Lehen so wie dessen Eltern sie von den Vorfahren des Grafen zu halten pflegten. An und über waren die gräflichen Mannen Aernd van Dedem, Ortwijn de Voze und Herman van Ghodelichem.

126. Findbuch der Herrschaft Hueth. (Hauptstaatsarchiv Dusseldorf nr. 110.12.1)
Urkunde 93 bl. 22
24 juli 1401
Friedrich, Herr von dem Berge und von Bilant, Ritter, bezeugt dass Evert von Diedem und Arnt Hirtebrueck, Bastard, sich uber ihren Zwist wegen der Erbschaft von Adelheid und Nezen von Diedem gelegen in der Herrschaft 's Heerenberg verglichen haben. Gerichtsleute: Vranke von Lengel, Diric Brant, Louys van Leynhem, Richard von Wielheze.
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0588 / Hueth, Urkunden AA 0588, Nr. 79
FRIEDERICH, Herr von dem. BERGE und von BILANT, Ritter, bezeugt, daß EVERT von DIEDEMS und ARNT HIRTEBRUECK, Bastard, sich über ihren Zwist wegen der Erbschaft von ADELHEID und NEZEN von DIEDEM gelegen in der Herrschaft 's HERENBERG verglichen haben. Gerichtsleute: VRANKE von LENGEL, DIRIC BRANT, LOUYS van LEYNHEM, RICHARD von WIELHEZE. D. in vigilia beati Jacobi.
LAUFZEIT 1401 Juli 24

127. Veroffentlichungen der Westdeutschen Gesellschaft fur Familienkunde e.V. Sitz Koln, nr. 53
Einwohner Emmerichs im 14 und 15 Jahrhundert und historischen Hintergrund.
bl. 19.
1404 - 1476
Die ersten 62 Schwestern des St. Agnes Konventes zu Emmerich seit Grundung sind namentlich bekannt. u.a.
Mechtelt van Diedem (1404 - 1476)

128. Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen, Band 2; Inventar der Urkunden des Stiftsarchivs Xanten (1119-1449).
bl. 355.
5 April 1405
Constantinus, Abt, Bartoldus Braedbeke, Prior, Everwijnus, Subprior, und der Konvent des Klosters Hamborn verkaufen an den Xantener Kan. Joh. v. Tiegel folgende Zinsen: 12 Pfennige aus Hof und Erbe Hennykens ten Put, in dem z. Z. Reyneken Mandemeker wohnt, 8 Schill. aus Haus und Hofstatt der Beel Stevens in der Scharnstrate neben dem Hause des alten Leyvel, 9 Pfennige und 1 Kopkijn aus Haus und Hofstaat der Katherijnse Rempen und deren Mannes Henrick van der Huldongh in der Marstrate neben Haus und Hofstatt, die Herman vanden Wijer gehorten, 3 Schill. aus Haus und Hofstatt von Dederich Helmychs Sohn, 15 Schill. aus Haus und Hofstatt Henricks van Dydem (jetztiger Besitzer Johann van Moenmytten) neben dem Hause des gen. Joh. van Loeyte. - Vor den Xantener Schoffen ubertragt dann der gen. Joh. v. Tiegel die vorbezeichneten Zinsen an die Eheleute Joh. v., Loeyte und Drude.

129. 1409 Mai 1
Vereinigte Westfälische Adelsarchive e.V.
Bur.I.Uk / Stift Wietmarschen, Urkunden, Nr. Bur.I.Uk - 89
Ludolf van Schonevelde gheheten van Gravestorpe, seine Frau Aleyt und ihre Kinder Machowes, Ludolf, Willem, Johan, Hinrijc, Hermen, Ode, Grete und Lize verkaufen der Mechtolt van den Rutenberghe 3 1/2 Molt Winterroggen by Twenter hoepmate aus ihrem Gute Roderkinck im Ksp. Ülsen, Bauerschaft Herdingen, als Pacht jährlich zwischen Martini und Mittwinter lieferbar, vor Avende Grubben, geschworenem Richter zu Ülsen. Kornoten: Kerstien van Ochtorpe und Gheerd de Gruter. Gerichtsleute: Arend van Dedem, Arend van Brantlicht. Ludolf, Aleyt, Machowes, Ludolf und Willem sowie der Richter siegeln.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Pgt.
von 7 Siegeln nur die beiden ersten erhalten

130.1409 Juni 1
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0242 / Emmerich, St. Martini Stift, Urkunden AA 0242, Nr. 512
Vergleich zwischen dem Martinikapitel zu Emmerich und dem Kirchenvorstand zu Netterden an einer und dem Evert van Diedem an der anderen Seite über den Feldzehnten des ersteren von verschiedener Länderei im Kirchspiel Netterden. Saterstag nach Pfingsttag. Original, Pergament, Stadtsekretsiegel.

131. Veroffentlichungen der Westdeutschen Gesellschaft fur Familienkunde e.V. Sitz Koln, nr. 53
Einwohner Emmerichs im 14 und 15 Jahrhundert und historischen Hintergrund.
bl. 31.
22 Dezember 1409
Vor Johann Vlint und Henric uther Merwick, Schoffen in Emmerich pachten die Eheleute Conrad und Hille van Griet von Evert van Dyedem Land neben Gerbrich van Vliederen. (Hueth).
Zie ook:
Findbuch der Herrschaft Hueth. (Hauptstaatsarchiv Dusseldorf nr. 110.12.1)
Urkunde 109 bl. 26
22 December 1409
Die Schffen Emmerich, Johan Vlint und Henrich uytther Merwick bekunden dass Konrad von Grieth und Frau Hille von Evert von Diedem 7 1/2 Malter Saatland auf ihr beider Lebenlang gepachtet haben.

132. Beiträge zur Geschichte von Wissel und Grieth und zur Genealogie Niederrheinischer Geschlechter und zur Genealogie Niederrheinischer Geschlechter
Von Dr. Robert Scholten
Cleve 1899, Fr. Boss’schen Buchdruckerei bl. 152
1409
1409 nehmen Conrad v. Grieth und seine Frau Hille von Everh. von Diedem Land zu Leibgewinnsrechten.

133. 1420 April 4
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0242 / Emmerich, St. Martini Stift, Urkunden AA 0242, Nr. 556
Evert van Diedem und seine Ehefrau Elisabeth verkaufen dem Martinikapitel zu Emmerich ein Stück Land gelegen in den Heeschen Schlägen, 5 Maltersaat haltend. Auf St. Ambrosiustag. Original, Pergament, 3 Siegel (Evert van Diedem, Sweder Hotman, Johann Vlint).

134. Die stadsrekeningen van Zutphen 1364-1445/46
uitgegeven door R. Wartena - deel II. bl. 296
Gemeentearchief Zutphen
1421/1422
Rekening van de hoofdmeesters
Item verloent den wercluden Johan Beltken 10 dagen des dages 6 coppert maken 2lb. 9 coppert.
Item Oetbert van Diedem 10 dagen maken 2lb. 9 coppert.

135. Huisarchief van de voormalige havezathe De Gelder
bl. 44
10 febr. 1435
Herman van Monster Hinrichssone van Monster en Symon van Dedem, Johan van den Kloester en Diderich Dorre, verklaren als de¬dingslieden voor Bern van Monster en juncfer Johan van Runen, dochter van wijlen Johan van Runen, akte van huwelijksvoor¬waarden te hebben aangegaan.
(Zie ook register van charters en bescheiden berustende bij de vereniging tot beoefening van Overijsselsh Regt en Geschiedenis te Zwolle bl. 58).

136. Chroniken und Urkundenbuch des Geslechts Momm oder Mumm, Teil II, bl. 51-52 no. 595.
Aus dem Burgerbuche der Stadt Arnheim beginnend mit 1435.
1440.
sub Burgimagistrts Doirnynk et Nuwelant 17, darunter Roloff von der Lawyck, Henrichs Sohn; Jacob von Aemb, Arntz Sohn, Johan Johans Sohn von Diedam.

137. Inventaris van het archief van het St. Agnes Convent te Emmerik
no. 18
15 november 1441
Diric Coernken met Mechtelt, zijne vrouw, bekennen verkocht te hebben aan Jutte van Boemel, Griet Scoemakers, Mechtelt van Diedem, Griet Taken, Yde van Huntem en hunne medezusters in het St. Agneten Convent te Embric, de tijns uit een stuk land gelegen in de Wolfte, dat nu aan de zusters toebehoort.

138. Inventaris van het archief van het St. Agnes Convent te Emmerik
no. 20
3 augustus 1442
Aernt van den Grotenhuys en Steven Luyf bekennen in erfpacht gegeven te hebben voor 4 oude buddreghers, jaarlijks te betalen op Alle Heiligen misse, aan Wilhelm Blyfhier, priester, besorgher van het convent van sancte Agnieten binnen Embric, Jutte van Boemel, Griet Scoemakers, Mechtelt van Diedem, Griet Taken en hunne medezusters en nakomelingen, een stuk van hun have gelegen aan den have der zusters.

139. Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen
W 151 / Sammlung Westfälische Familien (z.T. Dep.) / Akten, Nr. 36
Streit zwischen Arnd van Dedem und Herman Schenkink um das Gut Raterdinc
LAUFZEIT um 1450

140.  15.6.1455
Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen
V 501u / Verein für Geschichte und Altertumskunde Westfalens, Abteilung Münster (Dep.) / Urkunden, Nr. 259
Berndt und Arndt, Grafen zu Bentheim und Herrn zu Steinfurt, bekennen, dass sie die alleinigen Hauptschuldner der Schuld von 1000 Rhein. Gulden sind, die sie und ihre Burgmänner: Matheus van Gravestorpe, Johan van den Laer, den Brüdern Hermann und Arndt van Dedem, Berndt van Langen, Corp van Godelinckem, Ghert van Hebben, Florken, Raven und Rembert van Lasterhuzen als ihren Bürgen bis acht Tage nach kommendem Michaelisfest an den Ritter Gherd van Keppel zu zahlen sich verpflichtet haben, und dass sie genannten Corp van Godelinckem von seinem Versprechen entbinden und schadlos halten wollen.

141. Inventaris van het archief van het St. Agnes Convent te Emmerik
no. 41
10 mei 1459
Johan die Wale met Fie, zijne vrouw, bekennen ver kocht te hebben voor 180 oude schilden aan Wilhelm Blyffyr, verwaarder van het St. Agneten convent te Emrick, Griete Schoenmekers, Mechtelt van Dyedem en de gezamenlijke zusters van het St. Agneten convent te Emrick, 8 malder zaad land, gelegen in het land van den Berge, buurschap van Brueckheze, hebbende een erfweg door het Pessken, daar Derick Coninck nu op woont, belast met 3 oude schilden rente aan Theodorus Momme, ten behoeve van Fijke van den Bongert, zuster in het convent te Huessen, losbaar met 42 oude schilden.
Ten overstaan van Derick van der Haigh, Cel Vlynt en Gerit Hop schepenen te Emrick.

142. Inventaris van het archief van het St. Agnes Convent te Emmerik
no. 49
23 februari 1470
Gertrut van Elze en Elzken Connincx, zusters in het St. Agneten convent te Emrick, met consent van Mechteld van Dyedem, matersche en Lutgherd van Hellu, procuratrice, Peter van Ghent, confessor en Cornelis van Mechelen zijn medgezel, van het genoemde convent, hebben gegeven en overgedragen aan Johan van Dornick met Elzke, zijne vrouw, hun aandeel van alzulk versterf en nalatenschap gelegen in en buiten Emrick, hun aangekomen door het overlijden van Griete van Offlande, hunne moeie, weduwe Cracht van Offlande. Waarvoor het convent ontvangt een jaarrente van 10 Rijnsche gl., 14 malder zaad land gelegen in het lande van den Berge, genaamd Brantzmate en 2 koeweiden land gelegen in der Hetter op den Brynck.
Ten overstaan van Gerit van Elze en Henrich van der Haar, mede-erfgenamen als getuigen.

143. Inventaris van het archief van het St. Agnes Convent te Emmerik
no. 51
17 maart 1470
Albert Kael en Yde, zijne huisvrouw, bekennen verkocht te hebben aan Peter van Ghent, confesseur, Mechtelt van Dyedem, matersche en Lutgard van Hellu, procuraitrixsche en voort het gemeene convent van sunte Agnieten convent te Emrick 3 schepel zaad land, gelegen bij Brantsakker tegen der Heesmeess.
Ten overstaan van Gerit van Elze, als getuige.

144.  1470 Mai 13
Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen
D 701u / Grafschaft Tecklenburg / Urkunden, Nr. 290
Vor Ludger von Andervenne, Richter zu Lynghe, genehmigen Ermgard, Witwe de Arnds von Dedem, mit Sweder von Overhagen, ihrem Vormund, und Symon und Arnd ihren Söhnen, den von Cord Gogreve, sel. Arnds Sohn, und seiner Frau Pelleken den an Graf Claus von Tekeneborch vorgenommen Verkauf des Hagenbergs Hauses im Kirchspiel Loete und des Koninges Hauses zu Wallenbrock im Kirchspiel Kappelen für die Summe von 200 rhein. Gulden und 8 Gostelatz. Gulden. Zeugen: Lambert Budde der Junge, Friedr. von Brae, Wylhelm Closter, Joh. v. d. Kampe, Knappen. Datum: 1470 Domin. quae dicit Jubilate.

145. Huisarchief van de voormalige havezathe De Gelder
bl. 47
30 juli 1484.
Everwijn, graaf van Benthem, verklaart dat in tegenwoordigheid der leenmannen Hynrick van Besten en Arndt van Dedem, Evert van Zwendorpp ingevolge verkoop en levering van Hynrick Holterman, gograaf van Nothorn, afstand gedaan heft van het leen dat bestaat uit het huis Zwendorpp en de molen aldaar c.a., gelegen in het kerspel Brantlacht, en dat hij als leenheer Arndt Buthekamp met dat leen beleend heeft.

146. 1486 März 8
Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen
D 701u / Grafschaft Tecklenburg / Urkunden, Nr. 322
Vor Arndt Buthekamp, Gograf zu Ulsen und Richter zu Velthusen, des Grafen Everwin zu Bentheim, verkaufen Ermgard von der Schulenborch, wie auch Arndt der Alte, Johan und Arndt der Junge von Dedem, Brüder, ihre Söhne, dem Grafen Claus zu Tekenneburch Haus, Erbe und Wohnung zu Sladen in der Grafschaft Tekenneburg und im Gericht und Kirchspiel Langerke gelegen, so wie sie solches von sel. Cord den Gogreven, ihrem Bruder, Schwager und Vetter geerbt haben. Datum 1486 des Gudensdages an sante Victors dage.
Veroffentlichungen der Westdeutschen Gesellschaft fur Familienkunde e.V. Sitz Koln, nr. 53
Einwohner Emmerichs im 14 und 15 Jahrhundert und historischen Hintergrund.
bl. 135.
1486.
Das Burgerrecht der Stadt Emmerich erhielten u.a.
Henrick van Didam 1486.

147. 19.3.1487
Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen
U 186u / Familie Raet von Bögelscamp / Urkunden, Nr. 10
Everwyn, Graf zu Bentheim, und Everwyn, Graf von Bentheim und Herr zu Steinfurt, schließen mit Einwilligung ihrer Burgmannen und Städte, nämlich von Seiten Bentheims: Schotte de Bever, Herman Voet, Herman Wullen, Matheus von Schonefelde gt. Gravestorp, Hinrick van Munster, Arndt van Dedem d. Ä. und der Städte und Wigbolde Schuttorpe, Northorne und Nyenhues; von Seiten Steinfurts: Bernt van Langhen, Sondach van Munster, Johan van Senden, Wylken Hewen, Gert van Scheven, Johan van Reyne und Stadt Steenforde und Wigbold ther Gronouwe eine Erbverbrüderung unter Wahrung der männlichen Erbfolge unter standesgemäßen Abfindung und Ausstattung der Töchter. Die Aussteller siegeln sämtlich, wobei Steinfurt und Gronau sich des Siegels des Richters zu Steinfurt, Hinricke van den Kretheyr bedienen.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Überlieferungsart: Original,Vermerke: Praesentatum Bentheim 4 Maii anno etc. 76. - Erbvertrag zwischen Bentheim und Steinfurt anno 1487 uffgerichtet. H - N 23
Vereinigte Westfälische Adelsarchive e.V.
Bur.D / Familiensachen (einschl. der durch Heirat oder Erbschaft erworbenen Güter), Nr. Bur.D - Urk. 2
(Bur.D - Urk. 2) Erbvereinigung zwischen den Vettern Everwin II. Graf zu Bentheim und Everwin (II.), Graf zu Bentheim und Herr zu Steinfurt, ihren Burgm-annen und Städten über die Grafschaft Bentheim und die Herrschaft Steinfurt
BESTELLSIGNATUR Bur.D / Familiensachen (einschl. der durch Heirat oder Erbschaft erworbenen Güter), Nr. Bur.D - Urk. 2
LAUFZEIT 1487 März 19
INHALT Wy Everwyn greve toe Benthem und wy Everwyn greve van Benthem her toe Stenforde doen kundt, enkennen und betughen openbaer in und vermytz desseme besegelden breve vor uns unde unse ervenden, anervenden und nakomelynghen, dat wy myt unseme vryen willen und wol mvorbedachten mode myt toedanycheit und vullenkomenen berade unser beider lande und herlycheiden, borchmanne und steden, nemptlick hyr naebescreven, als Schotte de Bever, Herman Voet, Herman van Wullen, Matheus van Schonefelde ghenandt Gravestorp, Hinrick van Munster und Arndt van Dedem de elder und unser dryer steden und wibbolden als Schuttorpe, Northorne und Nyenhues up unser Benthemer, und Bernt van Langhen, Sondach van Munster, Johan van Senden, Wylken Hewen, Gerdt van Scheven und Johan van Reyne, und stat Stenforde und wybbolde ther Gronouwe up de anderen zyden overkomen und eyndrechtlike eyns sijt geworden erfflike, ewelike jummermer und toe allen tyden stane und ewelych toe durende dorch nut und beste unser twyer lande by eren und wesendt unvordorven und unghesplyttert the blyven, dat unser beider lande und herlicheyt vorgescr(even), daer nychts van uithgescheyden, toe ewigen daghen sollen blyven by manspersonen, als nemptlik tellen und voden wy eder unse ervenden, anervenden oft nakomelynghen manskunne toe beiden zyden, soe sollen de manskunne eder manspersone eder personen toe den lande und herlicheyt elck beervet wesen und de hebben und holden myt aller slachter nut, profyt und vorvallen, gelick wy de nu elck hebben.
Weir oick sake, dat eyn unser herlicheit und lande manspersone eder personen telden und vodden und de ander telde und vodde eyn enyghe dochter eder twe eder dre dochtere, der enyghen dochter als toe Benthem sall men beraden an eren mereren oft ghelicken und gheven der mede theyndusent goldene rynsche guldene und der anderen dochter oft derde dochter, de twe sal men brenghen an edell stychte und capittell nae der adeldomer state eder bestaden nae geleghe, dat sick irfunde sone und vruntschop mede the makene, myt dusent goltguldenen eder myt twen dusent goltguldenen, de welcke dusent eder twedusent goltguldenen sold-en ghaen van der eldesten dochter summen, nemptlik dat de Benthemesche eldeste dochter toe erer bestadynghe behelde achtedusent goldene rynsche guldenen. Und als de dochter eder dochtere, soe uithbestadet und then eren gebracht werden, soe sollen de ewighe vortychnysse doen gerichtlike nae gerichts rechte, zede und ghewonte der lande, daermede de erffsoen eder sonne der herlicheyt van Stenforde, der graveschop van Benthem gheheyl und ghans mytter toebehorycheyt vorwaert syn, sunder enych vornemen enygerleye kunde, de Got hevet gheschapen und maket. Und der enyghen dochter toe Stenforde eder dochtere eyn eder twe meyr weer dan eyn der enyghen dochter, sall men gheven und beraden gelick de Benthemeschen dochter an eren mereren oft gelyken myt achtedusent goldenen rynschen guldenen und weir dan der dochter meer als van der Benthemesche dochter oft dochters gherort ys, soe solde men de oick brenghen eder bestaden myt vortygnysse, wo vurgesc(reven) steyt, van der Benthemeschen dochter oft dochters, soe dat de eldeste dochter styff to ereme berade behelde achtedusent goldene rynsche gulden und de Benthemesche soen eder soens daer nae hebn und holden de herlicheyt van Stenforde myt aller toebehoir, gelick und wo de Stenfordesche soen eder soens de graveschop van Benthem solden hebben und holden.
Dan ysset sake, dattet Godt van hemelrick alsoe ghevoghet und schyckt nae synen gotliken willen, dat elck unse landt und herlicheyt voden, vortbrenghen und tellen elck manspersonen eder kunde de manspersonen elck van unser beider herlicheit und landt, sollen de landt und herlicheit holden gelyck wy nu doen.
Weirt oick und aver sake, dat elck unse landt und herlicheit und wy unse erven, anervenden und nakomelynghen vodden, telleden und vortbrechten enyge dochter eder dochters toe elcken lande und herlicheit, de enyghe dochter oft dochters sollen de herlicheyt und landt elck dat syne beholden und uphyliken und hebben myt allen toeghedanden, ghelik wy nu hebben und vorder krygende moghen weerden, sunder enych kynder und myddell.
Und desse alle bestadinghe, beraden und erlicke brenghynge toe
ghescheynde, the done und the vullentrecken by rade unser
heren maghe und vrunden, borchmanne und stede vorgerort.
Weir oick sake, dat eyn oft beide desse landt meer dochter dan dre vodden, telden und vortbrechten, soe solde men gelike wol de interlyckste nae ereme state brenghen und besorghen.
Alle dusse puncte und articide, wo hyr boven staen bescreven, sementlick und itlick bysunders, beloven, beleven und bewillighen wy Everwyn und Everwyn greven toe Benthem hem toe Stenforde und wy borchm-anne und stedn van beiden landen und herlicheyt und zyden waer, stede, vast, ewelick und jummermer the holdene vor uns, unse ervenden und anervenden und naekomelynghen unvorbrocken in rechter eedestat sunder enygerhande argelyst und behaell. Des wy Everwyn und Everwyn greven toe Benthem heren toe Stenforde und wy borchmanne und
stede vorbenompt bekennen vor uns, unse ervenden, anervenden und naekomelynghen dorch nut und beste beider landen und herlicheyt vorgerort, elck unse segel witlichn an dessen breiff hebben doen und heyten hanghen. Und wy scheppenen und stadt Stenforde und wybbolt ther Gronouwe ghebeden hebben Hinricke van den Kreteyr, in der tydt rychter toe Stenforde, dyt vor uns, unse ervenden und naekomelynghen the besegelen umbe gebreck, wy ghyn eghen segell enhebn, deme ick Hinrick vurgescr(even) umme bede willen also ghedaen und myn segel an dessen breiff ghehanghen, der twe zijt und elck der landt und herl-icheyt und wy heren daer van eyn hebben umbe eyn elck der landte, dusse puncte stedelych hebben und wetten. Gegheven indt jar unsses Heren Dusent veyrhundert und seven unde tachtentych des nesten maendaghes nae Oculi.
, 18 ursprünglich anh. Sg., alle beschädigt.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Ausf.-Perg.
BEMERKUNGEN Die zweite Ausf. wurde durch den ehemaligen bentheimischen Rat [F. W.] Frhr. von Raet zu Bögelskamp, der 1805 seine Bestallung als Archivar durch Graf Ludwig erhielt, entfremdet und ruht heute in der v. Raetschen Sammlung als Urk. 10 im Landesarchiv NRW, Abteilung Münster. Dieses Stück diente v. Raet offensichtlich als Vorlage für seine Abschrift, die Niesert dann in seine Steinfurter Urkunden-sammlung mit aufnahm. Hierzu vgl. die Konkordanz in INA NF 6. 1976 S. 450—467.
SONSTIGE ERSCHLIEẞUNGSANGABEN nein, Druck: Niesert, Urk. Steinfurt 2. 1835, Nr. 17 S. 91-97 mit zahlreichen Fehlern

148. 1490 Februar 12
Vereinigte Westfälische Adelsarchive e.V.
Bur.D / Familiensachen (einschl. der durch Heirat oder Erbschaft erworbenen Güter), Nr. Bur.D - Urk. 50
Everwyn Graf zu Bentheim will schadlos halten seinen Burgmann Arndt van Dedem de olde für seine Bürgschaft im Leibzuchtsbrief (tuchtersbreff) gegen die Brüder Magnus und Balthasar Herzöge zu Mecklenburg usw. und seine Gemahlin, Fürstin Ingeborg, er verpflichtet sich zum Einlager in Schüttorf (Schuttorpe) und siegelt.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Abschrift-Papier: Accordeert met het principal in francijn geschreven, twelk ik ondergeschreven na gedane collatie getuyge \: by gebrek van eem notaris :\Adolplus Benthem pastor te Dwingelo
danach Abschrift durch Sekretär Gerhardt a Bipper, danach Abschrift durch J. Davids (o. D.).

149. 1499 Mai 31
Vereinigte Westfälische Adelsarchive e.V.
Ass.Uk / Assen, Urkunden, Nr. Ass.Uk - 706
Vor dem Knappen Koep van Beesten, geschworener Richter des Herrn Konrad, Bischofs von Münster und Administrators von Osnabrück (Osenbrugge), zu Haren, verkaufen Arndt van Dedem, seine Frau Styne und ihr Sohn Jaespar dem Wormelt van Hede, dessen Frau Wolburch und ihrem Sohn Melchior ihren Anteil an der Rente aus dem alten Hof (den olden have) zu Altenharen (Oldenharen), nämlich 2 1/2 Molt Roggen, den vierten Teil an der Lehnware von Lambert Menckens Erbe zu Haren, den vierten Teil an dem Haus (wonynge) und Burglehen zu Landegge (Lantdegge), den vierten Teil an zwei Erben zu Raken im Gericht Haren, von denen das eine einst Hüppers Erbe hieß, das andere Hinken Erbe genannt wird. Die Verkäufer haben diese Einkünfte und Güter von + Albert Lanckhals geerbt. Die Verkaufssumme beträgt 140 rheinische Gulden (seven styge). Die Verkäufer versprechen Währschaft. Der Richt-er und Arndt van Dedem siegeln. Kornoten: Lambert to der Hoerne, Müller Lambert. Beistand: Dyker Reyner, Hermannus, Frone zu Haren, u.a.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Ausf.-Perg.
2 anh. Siegel: 1. Koep van Beesten (stark beschädigt; Umschrift: S‘ CO........ BEESTEN; vom Bild Andeutung eines Rades erkennbar), 2. Arndt van Dedem (beschädigt; Bild: 3 zweireihig geschachte Rechtbalken),Rückseite: Inhaltsvermerk

150. Het oud archief van de gemeente Zutphen
Derde stuk   - regestenlijst van brieven  -  index
Door M.M. Doornink-Hoogenraad en W. Zondervan
Deel 1
Walburg Pers 1981
Bl. 196 no 1247
1501 september 22
Doctor Adriaen van der Meer en broeder Derick van Diedem, prior van het Predikherenconvent binnen Nijmegen, aan de stad Zutphen
Rechtvaardiging van de geestelijke ban die zij op Henrick, heer van Homoet en Wyssch gelegd hebben wegens een vordering die voor de bank van Zutphen niet naar de eis is behandeld.
Mörs

In het boek "Achthonderd jaar in rechte lijn (genealogie Doys - Van Loil - Roeloffzen" staat in de voetnoot 171 Mededeling door de heer H.P.L Tomas, Didam, die zo vriendelijk is geweest om mijn bevindingen te controleren. Deze mededeling van de schrijver is onjuist. Ik heb mijn gegevens over het geslacht Loil, net zoals op deze website, aan de schrijver ter beschikking gesteld.  

Geslacht Loel (Lol, Lole, Loel, Loell, Loil, Loill, Loyl, Loyll)

1.Klever Archiv
Schriftenreihe des Stadsarchiv Kleve
Redaktion Klaus Flink
No-6 Das Kopiar der Grafen von Kleve.
Bearbeitet von Wolf-Ruediger Schleidgen
Kleve 1986
30 September 1258
Graf Otto von Geldern entlässt den Dietrich, Sohn des verstorbenen Ritters Heinrich von Loil, aus seiner Ministerialität in die des Grafen von Kleve.

2.Inventare der nichtstaatlichen Archive der Provinz Westfalen,
Band 1. Regierungsbezirk Münster, heft 1. Kreis Ahaus
Inventare der nichtstaatlichen Archive des Kreises Ahaus
bl. 12
22 januar 1339
Rolef van Dedem und Dyderich Doys van Lole bekunden dass Crach Ambeloncs Sohn, in der holtsprake zu Waverlo dem Willemme van Lole fr 6 Bfd. ein halbes Vuder (voder deel) eigenen Anteils an der Waverlo Mark unter Vorbehalt der Wiederlöse versetzt habe.
Zeugen die Marktgenossen: Lubbert van den Behuss, Henric sein Bruder, Evert ter Borgh, Willem ter Borgh, Dyderic van Elze. Griete, Henricks wiif van Lo

3. Gelre Bijdr. en Meded. XXVII. 233-238.
Het slot Didam en zijn leenregisters.
Lijst der leenen van Meurs, behoorende tot het slot Didam (voor 1346).
.................................van Diderick gr............
.................................te leen ontfangen ee.......
..........................wyngarden w...dt..................
No. 1 Jonge Henrick Conynck Derix son siin guet.
No. 2 Her Johan van Lymborgh, her Derick van Lymborgh sullen
man wesen van enen have (geheeten) Lymborgh.
No. 3 Derick Kloykinck siin guet toe Diedam, geheeten des
Aelden guet.
No. 4 Willem Holsecamp hefft te leen ontfangen van den vorg.
heren van synen guede 5 mald(er) in Loelrebroick, 9
scepel sait in die Aelde mait, een mald(er) roglandts in
Loelreve(l)t, .... scepel saitlants in den Busslegen, een
voederdeel in Loelreholt, een voederdeell in ..... myn
een vierdell, ind an desen guede hefft Willems moeder oer
liifftucht.
No. 5 Henrick Henrick Ludekenns een voerst voderdeel in Waver¬loeholt.
No. 6 Griete, Henricks wiif van Loel, heeft te leen ontfangen
van den vorg. heren een malder sait in Hekerwerde.
No. 7 Jorden Mom hefft te leen ontfangen van den heren van
synen guede Waetschart guet, die selve Jorden 3 , die hee
noch maken sal.
No. 8 Derick van Loel *) eenen acker in synen hoff.
No. 9 Roloff Schonys hefft ontfangen siin guet tot Diedam, dat
Lubbert ten Vehuyss vort van ons helt.
No 10 Gerlich die Richter hefft ontfangen lant, gelegen te
Waverloe, ende duet jairlix 5 mal(der) roggen, vier
royden hoys in die Aelde mait en de 2 voederdeel in Wa¬      verloholt ten Zutphense rechten.
*) Hoogst waarschijnlijk de vader van Doys van Loel, beleend in het oudste leenregister te Anholt. Dirk van Loel moet ca. 1300 geboren zijn en was dood in 1380 (van Spaen).
(loopt door tot no. 24).
No. 23 Wolter Snoy **) hefft te leen ontfangen een stuck erffs
by Troest, geheiten Snoyen mate, twe roeden hoys in die
Nye mait ende een voederdeel in Loelreholt ten
Zutphensche pondingen leen.
**) Wolterus Hendricuszoon Snoye, gerichtsman te Bergh, 1303 maart 23 (arch. Bergh).
Wolter Snoye, beleend met Everwijnshoeve te Wele 1326 (G.L.R.); 1328 april 23 Wolter Snoye, richter Doetinchem (Archief Betlehem no. 156).
3.Grondstein – De Liemers No 25  - A.G. van Dalen bl. 4
Omstreeks 1340
Omtrent 1340 kreeg Willem van Loel de waard ten Gronde van de graaf van Kleef in pand.
Collectie van Spaen no. 197

4.1342 März 19
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0472 / Rees, Stift, Urkunden AA 0472, Nr. 153
Everhard von Budberg Dechant, Dietrich von Wittenhorst Scholaster, Gerard von Lo Thesaurar, Dietrich von Nimwegen Cantor, Heinrich von Wittenhorst, Lueden von Hennenbergke Canoniche, Lambert von Wittenhorst, Canonich und Pfarrer zu Rees, bekunden, daß Menta Gruten (fermentaria), Wittwe des Johann von Loyl, und ihr Sohn Dietrich Doys nebst dessen Frau Haza dem Capitel ihre Rechte an dem Valken-Acker im kleinen Reeser Felde zur Dotierung der Vicarie s. Lamberti übertragen haben. Feria II post Judica.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Siegel abgefallen

5.A.H.B. no. 22 bl. 25 Didam
1346
Register op de Leenaktenboeken
De Leenen op het huis Bergh (uitgave 1929)
Fukenguit, dat gelegen is to Grefflinchem in den kerspel van Didem, to 3
Henrick Mom, voor 1346
Doys van Loil, 1386
Johan van Loil Henrixsoen to Rees. Hij lijftocht zijn vrouw, (1438?).
Heer Gadert van Wylake, ridder, na doode van Johan van Loil 1455 Juni 8.
Item vernieuwt den eed, 1467 Juli 1. De vrouw van Johan van Loel, thans gehuwd met Johan van Bilant tot Halt, behoudt den lijftocht.
Alof van Wylaick, na opdracht door zijn broeder Cristoffel, oudste zoon van heer Gadert vnd. 1492 December 5.
Christofer van Wylaick, na doode van zijn broeder Aloff en na verzuim, 1509 Augustus 6
Etc

6.Het oud-archief der gemeente Arnhem
reg. 119
27 mei 1351.
Ghiselbertus Lambertus' zoon en Otto Doeus de Lole, schepenen te Arnhem oorkonden, dat heer Amilius, priester vicaris in de parochiekerk aldaar, overgedragen heeft aan heer Jacobus gezegd Hardtsthene, vicaris in die kerk, de renten van 13 schellingen kleinpenningen 's jaars uit het huis van Benno gezegd Duvel, van 5 schellingen en 8 kleinpenningen 's jaars uit een huis in de Rijnstrate en van 14 1/2 kleinpenning 's jaars uit het huis "Lapides parva".

7.Het archief der commanderij van St. Jan te Arnhem
reg. 132
26 april 1354
Henricus de Jamerlo en Otto Doeus de Lole, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Arnoldus de Hulsbergh, met zijn vrouw Aleydis, en Alardus Wynterszoon met diens vrouw Katherina hebben overgedragen aan Agnes de Lopen een erf achter het huis en erf van Henricus de Bosinchem, naast het kerkhof van St. Johannes, uit welk erf een rente van 18 penningen en vier kapoenen gaat.

8.Het oud-archief der gemeente Arnhem
reg. 147
11 november 1354
Altetus Zasse en Otto Doeus de Lole, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Ghysela Duroles overgedragen heeft aan meester Arnoldus van den Gruuthuus, ten behoeve der vicarissen in de parochiekerk aldaar, een rente van 2 pond kleinpenningen 's jaars, gaande uit het huis van Henricus, den schoenmaker van Cleve.

9.Het archief der commanderij van St. Jan te Arnhem
reg. 137
7 december 1355
Otto Doeus van Lole en Goossen van den Gruuthuus, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Dyderic die Ghruther, als erfgenaam van Clawes heer Claweszoon, en Henric Bothuus de vleeschhouwer als erfgenaam van Agneyte, de vrouw van Clawes voornoemd, verklaren te weten, dat Clawes aan de heren van St. Johan te Arnhem een rente gegeven heeft van 1 pond 's jaars, gaande uit een huis en hofstede te Berinchem, waarna zij verklaren, dat dit geschied is met hun goedkeuring.

10.Het archief der commanderij van St. Jan te Arnhem
reg. 138
16 december 1355
Henric van Jamerlo en Otto Doeus van Lole, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Conegont, vrouw van Reyner van den Aenstoet, heeft verkocht aan Egbert van Halle een huis en hofstede, gelegen te Berinchem, waaruit een rente van 1 pond 's jaars gaat voor Clawes heer Claweszoon.

11.Het oud-archief der gemeente Arnhem
reg. 160
7 januari 1356
Otto Doeus de Loele en Goswinus van den Gruuthus, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Genekinus, de timmerman, echtgenoot van Hilla Copardus Ketelers dochter, overgedragen heeft aan heer Johannes de Weselia, cureit te Doern, een rente van 2 pond kleinpenningen 's jaars uit zijn aandeel aan een huis te Arnhem.

12.A.H.B. Reg. 128.
1357 1 mei.
Johan, graaf van Cleve, beleent Aelbrecht Deus van Loil met het goed Loel in het kerspel Didam, welk een dienstmansgoed was, en waarvan het huis een open huis zal zijn.
Gegeven int jaire ons Heren dusent driehondert soeven ind vifftich op sente Philips' ende sente Jacops ende sente Walburgisdach. (Afschrift in Inv. no 3163 fol. 267 verso).
no. 516.
Loil Kerspel Didam.
dat huys den hoff ende alinge guet van Loil to enen pundigen lene ind dair to gehoeren des Coninghs guet en des Korten (Curten 1395) guet dair bij gelegen (also als die in den kerspel van Deden gelegen syn) (Z.U.L.)
S. Kleve Lehen 88.
1/ 1357 Mai 1 Aelbrecht Deus van Loel
(1 62,b Kleve Mark Urk. 391)
2/ 1392 Deus van Loil (1, 20a).
3/ 1419 November 15 Roeloff van Holthuysen als momber des
(unmmdigen) Johan van Loil, Sohnes seiner Schwester
Griete van Loele, Derkx wijff van Loel was (1,76a).
4/ 1440 August 20, Wilhelm, here ten Berch, ten Bylant (ind to
Hedel); "dat Johan van Loil voorsr. ind syne erven
voors. dairaff ontrechtich weren" (Z.U.L.) ind oick dat
huyss ind vestnisse die dair nu syn ind onse leen
voors. getymmert moegen werden.
(Offenhaus 2,33a Kleve lehen 88)
1449 ff s nr. 80 (Bylandt nr. 545 11F? Millingen).

13. Het archief der commanderij van St. Jan te Arnhem
reg 151
6 april 1359
Otto Doeus de Lole en Godefricus van den Gruuthuus, schepenen van Arnhem, oorkonden, dat Henricus Snoy en Johannes van der Weyden hebben verkocht, namens de kinderen van wijlen Berniri (?) de Elden, aan Godefricus den Munter acht morgen land opten Griete en in den Westerwelde achter de kerk van Elden.

14.Het oud-archief der gemeente Arnhem
reg. 198
9 april 1362
Otto Doeus de Lole en Cearius Jacobus's zoon, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Fredericus Copardus Ketelers zoon overgedragen heeft aan heer Jacobus Harthene, priester, een rente van 1 pond 's jaars, gaande uit het hem toekomende derde deel van een huis en uit zijn "kamer".

15.Het archief der commanderij van St. Jan te Arnhem
reg 159
25 oktober 1362
Otto Doeus de Lole en Cesarius Jacobi, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Wilhelmus Pampus en zijn vrouw Gesa verklaren, dat Johannes de Ghiese uit hun huis en erf zal hebben een rente van tien solidi 's jaars.

16.Het archief der commanderij van St. Jan te Arnhem
reg 160
13 november 1362
Hermannus de Weylhusen, richter te Arnhem, Henricus van der Hellen en Otto Doeus de Lole, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Johannes, zoon van Hilla Munters en Hilla zelf hebben overgedragen aan Wolterus Ghiese het huis en erf van wijlen Stephanus ter Lewe, dat wijlen Godefricus Munter in eigendom had, en waaruit Johannes en Hilla 29 solidi 's jaars hebben en Henricus van der Hellen twee kapoenen en twee denariën 's jaars.

17.Het oud-archief der gemeente Arnhem
reg. 206
20 januari 1364
Steven van Bymmen, Jacob Ridder van Arnhem, ridder, Herman van Weylhusen, richter, Wynant Ridder, Henric van der Hellen, Ghisebert Zas, Henric van Jamerlo, Herman die Scriver, Ghisebert Lamberts zoon, Rolof van Velu, Berwout die Joede, Otto Doeus van Lole, Steven Ploech, Gosen van den Gruuthuus, Cerys Jacobszoon, Jacob Lambertszoon, Herman van Cleve, Jacob Birwisch, Dideric die Velu, Willam Borro van Doerne, en Gadevert van den Gruuthuus, richter, schepenen en raad van Arnhem komen overeen elkaar te waarborgen tegen de gevolgen van hetgeen de pastoor heer Jacob van Westerwort uit hoofde van een door hen gemaakte verordening ten aanzien van lijkdiensten mocht ondernemen.

18.Het oud-archief der gemeente Arnhem
reg. 207
2 februari 1364
Otto Doeus de Lole en Wilhelmus Borro de Doerni, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Theodericus Haversac en Grieta, zijne echtgenote, overgedragen hebben aan Wolterus de Duven een rente van 3 pond kleinpenningen 's jaars, gaande uit hun aandeel aan het huis ter Sluys.

19.Het oud-archief der gemeente Arnhem
reg. 211
11 oktober 1364
Otto Doeus de Lole en Wylhelmus Borro de Doernic, schepenen van Arnhem, oorkonden, dat Greta, weduwe van Arnoldus van Oesterbeeck en Arnoldus haar zoon, overgedragen hebben aan heer Jacobus de Westerwoert, cureit der parochiekerk aldaar, een rente van 10 shellingen kleinpenningen 's jaars, gaande uit het huis van Bernardus de Wijnberghe.

20.1364 Oktober 29
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0472 / Rees, Stift, Urkunden AA 0472, Nr. 214
Der Knappe Johann von Wittenhorst Sohn des Heinrich schenkt der Stephans-Vicarie ein Haus in der Wallstraße (Anlieger: Reinhold Starker, Priester, Hartmann Sohn der Ymma, Renten an: Pfarrer in Dingden u. Augustiner in Wesel), das ihm die Begine Mechtild von Loye, Pensa, Tochter des Johann Wilden, und ihr Vormund Hermann von Harsom am 9. August 1357 überlassen haben. Zeugen: Dietrich v. Wittenhorst, Dechant von S. Martin zu Münster, Lambert v. Wittenhorst, Johann von Ysentorp Priester, Rector der Schulen zu Rees, Eylger von Hekeren und Heinrich von Loel Knappen.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Zeichen des Notars Marsilius von Cleve

21.1365 Novenmber 29
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0133 / Bedburg/Kleve, Urkunden AA 0133, Nr. 81
(81) Evert von Loel führt sich mit dem Stift Bedbur in Betreff des Zwistes, der zwischen ihm wegen des Gutes zu Diedern bestand, unter Verzichtsleistung auf jeden ferneren Anspruch. Besiegelt hatte Evert und Johann von Loel, von deren Siegeln nur noch Reste übrig sind.
ALT-/VORSIGNATUR Altsignatur: 50
BEMERKUNGEN Sloet, Bedbur, Nr. 92

22.Het oud-archief der gemeente Arnhem.
reg. 226
25 februari 1367
Otto Doeus de Lole en Jaobus Lambertus' zoon, schepenen van Arnhem, oorkonden dat Johannes de Cranenborch en Lomodis, zijne echtgenote, overgedragen hebben aan Grieta Henricus' dochter een rente van 20 schellingen 's jaars, gaande uit hun huis op den hoek van een nieuwe straat.

23.Het oud-archief der gemeente Arnhem
reg 227
29 april 1367
Otto Doeus de Lole en Wilhelminus Borro de Doernic, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Walwinus de Wij en Aleidus, zijne echtgenote, overgedragen hebben aan Jacobus Haertstheene, priester, ten behoeve der viarissen in de parochiekerk aldaar, een rente van 20 shellingen kleinpenningen 's jaars uit het huis van Lutgardis Pepeken en een rente van 10 schellingen kleinpenningen 's jaars uit het huis van Everardus de Apelteren.

24.Het oud-archief der gemeente Arnhem
reg. 232
23 november 1367
Berwoudus dye Joede en Otto Doeus de Loele, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Margareta, weduwe van Arnoldus de Oesterbeec en haar kinderen, overgedragen hebben aan heer Jacobus te Westerwoert, cureit der parochiekerk aldaar, een rente van 2 pond 's jaars, gaande uit het huis, dat vroeger van Henricus Bronchorst was.

25.Het oud-archief der gemeente Arnhem
reg. 233
19 maart 1368
Otto Doeus de Loele en Godefridus van den Gruuthuus, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Truda van der Couderweye en Thgeodericus, Truda's zoon, overgedragen hebben aan heer Johannes de Wesalia, priester, een rente van 8 shellingen kleinpenningen 's jaars gaande uit een huis te dier stede.

26. 2072 St. Nicolai Broederschap te Arnhem 1, Inventaris
2. Beheer der financiën en goederen, 2.1. Stukken van algemene aard
102 Register bevattende afschriften, voornamelijk van akten betreffende renten, eigendomsoverdrachten en schulden, over de periode 1336-1422. Opgemaakt in de 15e eeuw, 1336-1422; opgemaakt in de 15e eeuw. 1 band 42. 1368 februari 28 [des manendages nae Sente Mathiasdach des Apostels) Otto Doeus van Lole en Willem Borre van Doernic, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Dirc Litze en zijn vrouw Alijt hebben overgedragen aan Henric Hillenzoen en Derc Peperman, ten behoeve van de Broederschap een rente van 28 schellingen, gaande uit hun huis en erf, gelegen tussen huis en erf van Dercs moeder, Alide, en dat van Peter Scipmaker, uit welk betrokken huis en erf reeds een rente van 6 schellingen 's jaars gaat, en dat zij hebben verklaard ervoor in te staan dat gedurende jaar en dag alle verplichtingen worden nagekomen op onderpand van de jaarrente die zij zelf genieten uit huis en erf van Cochman, waarvoor als borgen zijn aangewezen Willem Mandemaker en Willem Bierman, die, wanneer Dirc Litze en Alijt hun verplichtingen niet nakomen, te Arnhem in leisting zullen gaan

27.Het oud-archief der gemeente Arnhem
reg. 237
30 augustus 1368
Otto Doeus de Loele en Goedefridus van den Gruythuus, schepenen van Arnhem, oorkonden dat Wilhelminus de Wageninghe en Elisabeth, zijne echtgenoote, overgedragen hebben aan Jacobus Praet een rente van 1 pond 's jaars, gaande uit hun huis aldaar.

28. 2072 St. Nicolai Broederschap te Arnhem 1, Inventaris
2. Beheer der financiën en goederen, 2.1. Stukken van algemene aard
102 Register bevattende afschriften, voornamelijk van akten betreffende renten, eigendomsoverdrachten en schulden, over de periode 1336-1422. Opgemaakt in de 15e eeuw, 1336-1422; opgemaakt in de 15e eeuw. 1 band
45. 1368 september 17 [dominica post festum Exaltationis Sancte Crucis]
Otto Doeus de Loele en Rodolphus van Velu, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Theodericus Scriver en zijn vrouw Ava overgedragen hebben aan Henricus Hillensoen en Theodericus Peperman, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 1 pond 's jaars, gaande uit huis en erf van Hermannus Boet, en een rente van 1 pond 's jaars, gaande uit huis en erf van Gerardus Gortmaker, gelegen tussen huis en erf van Kirstianus Carpentator en dat van Nyese Wernersdochter

29.Het oud-archief der gemeente Arnhem
reg. 241
3 februari 1369
Otto Doeus de Loele en Jacobus Bierwyh, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Arnoldus Haec en Bata, zijne echtgenoote, overgedragen hebben aan heer Gerardus Bothus, priester, ten behoeve der vicarissen van de parochiekerk aldaar, een rente van 13 shellingen en 4 penningen, gaande uit een schuur, gelegen naast hun eigen schuur.

30.Het oud-archief der gemeente Arnhem
reg. 244
23 oktober 1369
Otto Doeus de Lole en Wynandus de Arnhem, schepenen te Arnhem, oorkonden dat heer Theodericus die Munter, priester, vergedragen heeft aan Hermannus Hermannus' zoon opter Beke, ten behoeve van Hilla Cuenreman, een rente van 1 pond kleinpenningen 's jaars, gaande uit een huis te dier stede.

31.Het oud-archief der gemeente Arnhem
reg. 245
26 oktober 1369
Otto Doeus de Loele en Jacobus Bruman, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Arnoldus Tengnegel en Jacobus, diens broeder, overgedragen hebben aan heer Gerardus Bothuus, priester, ten behoeve der vicarissen in de parochiekerk aldaar, eenige jaarrenten, gaande uit 9 huizen te dier stede.

32.Het oud-archief der gemeente Arnhem
reg. 248
28 januari 1370
Otto Doeus de Loele en Wynandus de Arnhem, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat heer Mauricius de Aerde, kanunnik aldaar, overgedragen heeft aan heer Gherarus Bothuus, priester ten behoeve der vicarissen aldaar, een rente van 3 pond kleinpenningen 's jaars, gaande uit het huis van Stina Lyeman.

33.Het oud-archief der gemeente Arnhem
reg. 249
13 februari 1370
Henricus de Jamerlo en Otto Doeus de Loele, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Ghysbertus Boedener verklaard heeft, dat Henricus Lakemengher aan de vicarissen der parohiekerk aldaar vermaakt heeft een rente van 10 schellingen 's jaars van de rente van 3 pond 's jaars, gaande uit het huis van Wynandus de Angeren naast het huis de Munte, voor het houden van memorin voor den erflater.

34. Het oud-archief der gemeente Arnhem
reg. 251
24 maart 1370
Otto Doeus de Loele en Wynandus de Arnhem, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Bertoldus tAvercamp verklaad heeft, dat Gherardus de Arnhem, of de presentiemeester een rente zal verkrijgen van 1 pond kleinpenningen 's jaars, gaande uit zijn huis dier stede.

35.Het oud-archief der gemeente Arnhem
reg. 253
22 september 1370
Henricus de Jamerlo en Otto Doeus de Loele, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Hildwardus Kerreman overgedragen heeft aan Henricus Volquinus' zoon een rente van 6 schellingen kleinpenningen 's jaars uit een huis te dier stede.

36.Beiträge zur Geschichte von Wissel und Grieth und zur Genealogie Niederheinischer Geslechter
Dr. Robert Scholten,   Cleve 1889
Bl. 198
Am 24 Sept. übergeben Dechant Lambert von Witenhorst und Vikar Herm Koyt als Exakutoren Heinrich’s von Witenhorst die eine Hälfte der von Joh. V. Billinghoven gekauften Güter Lütkenbocholt und die andere Hälfte, die Heinrich von seinem Bruder Johann gekauft hatte und stiften damit sieben Memorien. Johann hatte mit Hadewig v Herforst und Heinrich von Loel, der Sohn der Hadewig, an den Dechanten Lambert das halbe Gut zu Lütkenbocholt am 1370 verkauft

37.Het oud-archief der gemeente Arnhem
reg. 255
17 november 1370
Otto Doeus de Loele en Jacobus Bierwisch, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Godefridus Croech en Wilhelmus, diens zoon, overgedragen hebben aan heer Gherardus en Wilhelmus, diens zoon, overgedreagen hebben aan heer Gherardus Bothuss, priester, ten behoeve der vicarissen in de parohiekerk aldaar, eenigen renten, tezamen groot 6 pond 2 schellingen en 11 kleinpenningen 's jaars, gaand euit 11 huizen te dier stede.

38.Het oud-archief der gemeente Arnhem
reg. 260
13 april 1371
Henricus de Jamerlo en Otto Doeus de Loele, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Gesa, huisvrouw van Goedefridus Croech, ten behoeve van her Gherardus Bothuus, priester, optrdende voor de vicarissen in de parochiekerk te Arnhem, de transactie bedoeld in den brief d.d. 1370 november 17 (reg. no. 225) bevestigd heeft.

Hermann von Loe
39.1372 September 25
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0472 / Rees, Stift, Urkunden AA 0472, Nr. 238
Vor dem Notar Heinrich Alsteden vermacht der Dechant zu Rees, Lambert von Wyttenhorst dem Capitel seine Güter in Haffen, Kirchspiel Renen sowie den dritten Theil seiner Güter in Luttikenbocholt, Kirchspiel Millingen und bestellt zu Testamentsvollstreckern den Canonich Johann von Cöln genannt v. Feld (de Campo), die Vicare Meynhard Starckebac und Herman Kogt, den Knappen Hermann von Loel, Hadwig, Wittwe des Hugo von Hervorst, und Hadwig von Graes seine Schwester. Zeugen: Albert vom Sande, Johann in der Dellen Vicar, Johann Syberti, Heinrich Nabben, Johann Badel, Godfrid von Graes, Cleriker, Jordan von Holthusen Laie.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Siegel des Lambert, die andern abgefallen. Zeichen des Notars

40.1374 Sept 8
Stadtarchiv Krefeld
40/16 / Sammlung Walter Anton Vielhaber ( 12.10.1855 Krefeld - 31.12.1940 Freiburg i. Br., Seidenfabrikant), Nr. 40/16/ Urkunde 23
Mechtelt, Herzogin von Geldern, Gräfin von Blois und Zutphen, gibt ihre Zustimmung dazu, daß Willem van Loel und seine Erben ihr Haus Babberich (Babborgh) in derselben Weise innehaben sollen, wie vor ihm Henric Momme aufgrund eines Briefes der Herzogin. 1374 des vridages op onser [vrauwen] dagh nativitas.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Ausfertigung Pergament.,Siegelankündigung mit Siegelrest.

41.Vereniging Gelre -- Bijdragen en Meddelingen Gelre.
deel 4   -  1901
Dr. J.S. van Veen
bl. 12 e.v. De Zutphense landvrede van 2 februari 1375
oa. staan genoemd:
Doys van Lole; Wyllam van Lole, Johan van Lole; Ghert Mumme, Wolter ende Johan brodere van Kelle, Rolof Mumme.
40.Beiträge zur Geschichte von Wissel und Grieth und zur Genealogie Niederheinischer Geslechter
Dr. Robert Scholten,   Cleve 1889
Bl. 198
1375 Samstag nach Valentin geloben die Brüder Heinr. Und Joh. Von Hetterscheid die von ihren Verwandten Heinrich von Lole und Stephan von Witenhorst, einem Sohn von Heinrich, getroffene Erbscheidung halten zu wollen. (Huether Arch.)
1375 Februar 17
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0588 / Hueth, Urkunden AA 0588, Nr. 42
(42) Erbteilung der Brüder HEINRICH und JOHANN von HETTERSCHEIDE. Schiedsleute: STEVEN von WYTENHORST und HENNE von LOLE. D. sabbato post beati Valentin! martiris.

43.1376 Juni 16
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0588 / Hueth, Urkunden AA 0588, Nr. 45
MAES von BELLINCHAUE geh. BELLOF erkärt HEINRICH von LOLE und BERNDE von den HOLT für ein zu Handen ALBERTs von dem SANDE, Vikars zu REES, eingegangenes Gelöbnis schadlos zu halten. D. feria secunda post festum sacramenti.

44. 1377 Juli 19
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0588 / Hueth, Urkunden AA 0588, Nr. 51
HUGHE von HERVORST (S. besch.) gibt HEINRICH von LOEL, seinem Bruder, Vollmacht zur Auseinandersetzung über ihr väterliches Erbe mit DIETRICH von HERVORST, seinem Vetter. Zeugen: GIRLOICH von SUMMERN, Pastor van dem HAMME (S. besch.), ANDREES CREYNCH, Meister in den sieben Künsten. D. des sonendaghes naest sunte Margaryeten daghe.

45.De Liemers No. 25
Grondstein A.G. van Dalen
Bl 4.
Een akte van 23 november 1378 vertelt dat Willem van Loel deze waard van Adolf, graaf van Kleef in erfpacht had en “ick op den werdt ein huys ende vestinge getimmert hebbe” dat hij als open huis voor de graaf bewaren zal.

Archief van het Hof 4428
46.1378 November 23
AA 0053 / Kleve-Mark, Urkunden AA 0053, Nr. 608
Revers Wilhelms von Loil, dass das von ihm auf dem Werder, die Grunt genannt, errichtete und befestigte Haus Offenhaus des Grafen von Kleve sein soll. Gegeven 1378 op den dinxdach nae sent Cecilien daghe. 3 Siegel angehangen, 1 und 3 Umschrift beschädigt; 2 gut erhalten.
ZUGANGSBESCHRÄNKUNG Original für die Nutzung gesperrt. Digitalisat vorhanden; Für die Nutzung gesperrt bis 9999

47.Vereniging Gelre - Register op de leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en het Graafschap Zutphen.
Het kwartier Zutphen (J.J.S. Sloet en Dr. J.S. van Veen 1917).
No 61.
Doesburch.
Dat goet ter Borch met al syn toebehoringe gelegen tot Beynhem ontfinck.
Griet, weduwe Dirx van Loil 1380; ende Doys van Loil doet hulde (1402 melding dat het goet overgaat in andere handen).

48. Vereniging Gelre - Register op de leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en het Graafschap Zutphen.
Het kwartier Zutphen (J.J.S. Sloet en Dr. J.S. van Veen 1917).
no. 68.
Angerlo
- Dat goet tot Middendorp met al syn tobehoren gelegen tot Averlo (Angerlo) ontfinck.
Griet, weduwe Dirx van Loil 1380 ende haer soon Doys van Loil heeft gehult.
- Eadem ontfinck dat goet tot Middeldorpe met eenen theentken met synen tobehoren in den kerspel Angerlo in de lande van Zutphen gelegen tot eenen Zutphense leene anno 1403 Derick van Loele haer soon doet huldinge.
- Derick Deus van Loele bij transport syner moder Griet 1408
- Godert Winterpoel bij transport Derick voorn. beleent met den goede tot Middeldorp gelegen in het kerspel in Angerlo met den thiend als die Grieten van Loil plag 1413.
verder
Baldewijn ende Bernt Tailholt, gebroder, beleent deur heuren momber ende volmechtige Goossen Momme, a 1481

49.1383 Oktober 8
AA 0472 / Rees, Stift, Urkunden AA 0472, Nr. 261
Transsumt der Urkunde 1308 April 23, ausgestellt durch den Notar Alexand v. Duisburg genannt v. Pothe auf Bitten des Gerard Ummaet. Zeugen: Gotfried von Honepel, Heinrich von Wylaec, Heinrich von Loel und Stephan von Wittenhorst.

50.1384 Mai 31
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0472 / Rees, Stift, Urkunden AA 0472, Nr. 263
Stephan, Sohn des verstorbenen Stephan von Wittenhorst, überträgt dem Heinrich von Lole eine Rente aus dem Hause des Reyner von Honepel in der Delstraße zwischen seinem und dem der Luitgard Scurekin gelegen. Feria III post pent.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Siegel der Stadt (gut)

51.R.L.Baer/Lathum.
no. 11.
Een stuks lants.
Dous van Loile, 1386.

52.R.L. Baer/Lathum.
no. 13.
Stegeroepgoet, dat 2 molder zaits is, ende 1/2 voederdeel in Waverloeholt te Zutphense leen.
Henric van Loile, 1386.

53.A.H.B. no. 36 bl. 37 Didam
1386
Register op de Leenaktenboeken
De Leenen op het huis Bergh (uitgave 1929)
Item 4 mergen lants neest Johan Tyden, alreneest erve der grevynnen van Benthem ende der jonfer van Loel. Item 3 roden in der Aeldenmaiten, ende 1 ½ rode in der Nyermaiten. Item 2 steden, 1 voderdeel in Loelreholt in Mylsterholt, in Wolter Snoyen slage. Item ½ maldersaet, gelegen achter den Viltken, tusschen Rolof Mom ende Palick van Camphusen, tot 1
Herman Diericxzoen 1386
Derick Hermansz. 1458 Januari 9
Idem vernieuwt den eed, 1466 December 2
Gerlich Hermansz, na doode van zijn broeder Derick. Hij lijftocht zijn vrouw Flisten, 1483 September 14
Johan Lambertsz, na doode van zijn vaders-broeder Gerlich
Herman Lamberts Johansz, na doode van Johan Lamberts, 1536 Juli 8
Etc

54.1387  April 21
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0472 / Rees, Stift, Urkunden AA 0472, Nr. 273
Vor dem Official der Cölner Curie bevollmächtigt der Prokurator Heinrich von Bodberg den Knappen Heinrich von Loel, den Schöffen Rutger Mangelmann und Everhard Pyck gewisse Ländereien dem Capitel zu Rees zu übertragen. Zeugen: Herman Stakelwegge Propst von S. Georg, Hermann von Goch, sigillifer. Ausstellort: Köln
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Zeichen des Notars Arnold Johannis von Kettwich. Siegel verletzt

55.1387 Juli 3
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0472 / Rees, Stift, Urkunden AA 0472, Nr. 276
Vor den Schöffen Dietrich von Bucholt und Rutger Mangelmann verkaufen Heinrich von Lole und seine Frau Mechtild dem Johann von Cöln, Canonich zu Rees, Stücke Landes gelegen zwischen denen des Steven von Wytenhorst, Steven's Sohn, und des Heinrich von der Lyppe zwischen denen des Schöffen Lutter in der Dellen und des Johann von Isencruyts, zwischen denen des Convents Schledenhorst und des Conrad von der Porten mit Zustimmung der Geschwister des Heinrich, Dietrich, Hugo und Elisabeth. Crastino b. Processi et Martiniani.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Siegel der beiden Schöffen und des Heinrich

56.1388 März 8
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0472 / Rees, Stift, Urkunden AA 0472, Nr. 280
Vor den Schöffen zu Rees verkaufen Dietrich von Lole, Canonich zu S. Kunibert zu Köln, Hugo von Herverst, Propst der Xantener Kirche, Heinrich von Lole Knappe, seine Frau Mechtild und seine Schwester Elisabeth Nonne zu Bedbur dem Johann von Cöln, Canonich zu Rees, Stücke Landes zwischen dem des Steven von Wytenhorst und des Schöffen Heinrich von der Lippe sowie zwischen dem des Convents Schledenhorst und des Conrad vor der Porten gelegen. Dominica, qua cantatur Letare.

57.Het oud-archief der gemeente Doesburg.
regesten 145
1389 juli 5
Diderick Doys van Lole en zijne vrouw Griete, Johan van Lole en zijn vrouw Hadewich en Diderick Doys van Lole Willamszoon en zijne vrouw Griete verklaren verkocht te hebben aan Werner ten Have de helft van het goed, genaamd to Westerwick, in het kerspel Dreempt, leenplichtig aan de vrouw van Reynold van Reeys.

58.Het oud-archief der gemeente Doesburg
regesten 146
1389 juli 5
Dyderick Kelreweert, landdrost van Zutphen oorkondt dat Diderick Doys, benevens Johan en Dyderick Doys van Lole, gebroeders, zoons van Willam van Lole, verkocht hebben aan Werner ten Have de helft van het goed, genaamd to Westerwijck, in het keerspel Dreempt, leenplichtig aan de vrouw van Reynold van Reeys.

59.Het oud-archief der gemeente Doesburg
regesten 148
1389 oktober 21
Reynold van Reeys beleent Werner ten Have met het halve goed to Westerwick in het kerspel Dreempt na opdracht door Margriete van Lole en Dyrck Doys van Lole, haren zoon.

60.1390 März 14
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0147 / Bonn, St. Cassius, Urkunden AA 0147, Nr. 273
Klitzinck, Witwe Richwin Kotermans, Heinrich Montfort und seine Ehefrau Greta, Bürger zu Bonn, verkaufen schuldenhalber dem Dekan und Kapitel der Kirche St. Cassius zu Bonn im Stift Köln eine Erbrente und ein Erbleihamt, die sie bisher von derselben Bonner Kirche besessen haben, mit allen zugehörigen Rechten und Renten, nämlich 12 Malter Roggen Bonner Maßes, 22 Malter Hafer Bonner Maßes, je 2 Malter Erbsen und Bohnen Bonner Maßes, 1 Sack Salz, den Zehnten von 3 halben Morgen Wingert in dem Haiche und 3 Malter Weizen, die dieser Wingert entrichtet, den Zehnten von 3 Vierteln Wingert in dem Schyefgin und 9 Pfennige Zins, den Zehnten von 1/2 Morgen Wingert in der Stadt und 18 Pfennige, den Zehnten von 2 Morgen Wingert in der Schuddenauwe und 3 Malter Weizen von demselben Wingert und 4 Hühner, 1/2 Ahm Wein und 1 stoiff an dem langen Steyne, 1 bruchgurdel mit 2 hosenestelen, 1 neues Tafelmesser, 32 Schilling kelrepennynge, achtmal im Jahr Weißbrot (schoinbroit) wie üblich, 1 Viertel Äpfel an Martinsabend [10. November], Oblaten (ouelaten) gleich den Herren, 3 Fladen zu Pfingsten, 5 Viertel Semmeln (clyen) von dem Bäcker, 4 kleine provende. Dieses alles hat das Erblehen zu geben. Sie quittieren dem Dekan und Kapitel über die Kaufsumme von 660 Gulden. Sie haben vor Dietrich von Loel, Prokurator und Siegler des Propstes der Bonner Kirche, des Kardinalbischofs von Ostia (Hostien.) Philipp von Alençon (Alenconien), mit Mund, Hand und Halm auf Erbleihamt und Erbrente zugunsten des Dekans und Kapitels verzichtet und ihnen diese aufgetragen und tragen sie ihnen hiermit auf. Heinrich Montfort, Drost des Propstes, hat sein Lehen, Leihamt und Erbrente, dem Prokurator aufgesagt und aufgegeben zu Behuf des Dekans und Kapitels. Der Prokurator hat es in Gegenwart des Hermann Roitkanne und des Johann Wymmar, Mannen des Propstes, entgegengenommen und namens des Propstes mit Einverständnis aller Aussteller den Bonner Kanoniker Nikolaus Sote zu Behuf des Dekans und Kapitels damit belehnt und die Bonner Kirche zum Erben des Lehens gemacht. Dekan und Kapitel sollen dem Propst, sooft es sich gebührt, einen Kanoniker als Mann stellen, der das Lehen empfängt. - Sodann hat Bruder Emerich, Minorit zu Bonn, Bruder der Klitzinck, vor dem Prokurator Dietrich und den beiden genannten und weiteren Mannen des Propstes bekannt, dass er kein Recht an dem Lehen hat, und falls doch, hat er mit Mund, Halm und Hand zugunsten des Dekans und Kapitels darauf verzichtet. Die Verkäufer geloben, dem Dekan und Kapitel wegen des Erbleihamtes rechte Währschaft zu leisten. Falls später irgendwelche Erben, die jetzt außer Landes oder unmündig wären, Ansprüche auf das Erbleihamt erheben, beginnt das Jahr der Währschaft vom Zeitpunkt der Forderung an. Falls den Verkäufern und ihren Vorfahren irgendwelche Renten des Erbleihamtes rückständig wären, verzichten sie hiermit gänzlich darauf. Sie verzichten auf alle Einreden und Rechtsbehelfe wie die des nicht erhaltenen Kaufgelds und die des geschriebenen Rechts. - Siegelbitte Klitzincks, die kein Siegel hat, an den Bonner Schöffen Daniel von Mülheim (Molenhem). Siegelankündigung Heinrich Montforts, dessen Siegel die Ehefrau Greta mit gebraucht. Siegelbitte der Aussteller an den Prokurator Dietrich und die Mannen Hermann und Johann des Propstes. Der Schöffe Daniel bestätigt die Mitbesiegelung. Dietrich von Loel, Hermann Roitkanne und Johann Wynmar bestätigen den gesamten Vorgang und kündigen das große Offizialatssiegel des Propstes bzw. ihre Siegel auf Bitten der Aussteller an. Gegeven 1390 des manendachz na sonnendaghe in der vasten as man singhet in der kirchen Letare Ierusalem, die doe was up den drutzienden dach des mayntz den man nuempt zo latin Marcius.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Überlieferungsart: Ausfertigung

61.1390 Juli 29
AA 0147 / Bonn, St. Cassius, Urkunden AA 0147, Nr. 275
Dietrich von Lole, Kanoniker von St. Kunibert zu Köln, Momber und Bewahrer des Philipp von Alençon (Alenschun), Kardinals der Kirche zu Rom, Propstes zu Bonn, in derselben Propstei in geistlichen und weltlichen Sachen, Johann Soistghin, Schultheiß, Hermann Roitkanne und Johann Wenemar, gehulde Mannen des Propstes und der Propstei , bekunden, dass vor ihnen im Hof der Propstei Ritter Gumprecht von Roisdorf (-torp) und seine Ehefrau Sophia von Gymnich bekannt haben, dass sie an Johann vam Hirtze, Propst von St. Andreas zu Köln, Winand, Dekan von St. Cassius zu Bonn, und Godard von Stommelen (Stummele), Kanoniker von St. Andreas, Treuhänder und Testamentsvollstrecker des + Gerart Foecken, Kanonikers von St. Andreas, zu Behuf des Hospitals zu Köln in der Immunität von St. Andreas und zugunsten der Hospitalsarmen den Zehnten verkauft haben, den die Eheleute bisher von dem nachgenannten Erbe zu Medinghoven (Meytekouen) und dessen Zubehör in der Umgebung besessen haben und der Manngut des Propstes ist, nämlich von 9 Morgen Wingert in einer vlachten zu Medinghoven oberhalb des Hofes des Ritters Engelbrecht von Orsbeck (-e), ferner von 150 Morgen Artland, von weiteren 76 Morgen Artland zwischen Duisdorf (Dudestorp) und Medinghoven, von 1 Morgen Wiesen dabei, der der Kirche St. Johann [und Cordula] zu Köln gehört, ferner von Johann Schelgins Hofstatt, und schließlich gehören zu diesem Zehnten etliche Zehnthühner von etlichen Feuerstätten im Dorf Medinghoven. Der Verkauf geschah mit Zustimmung Heinrichs und Goswins, der ehelichen Söhne Gumprechts und Sophias. Die Eheleute haben über die an einem Stück gezahlte Kaufsumme von 330 Gulden rheinischer Münze den Käufern quittiert. Sie haben den Zehnten vor den Ausstellern aufgelassen und mit Hand, Halm und Mund an Godard von Stommelen zu Behuf des Hospitals von St. Andreas und der Armen darin vorbehaltlos übertragen. Godard hat namens des Hospitals den Zehnten von den Ausstellern zu rechtem Mannlehen empfangen. Er hat gehuldigt und geschworen, den Zehnten zu vermannen und dem Propst und der Propstei treu zu sein, wie es ein Mann seinem rechten Herrn schuldet. Nach Godards Tod soll der Provisor des Hospitals von St. Andreas dem Propst einen neuen ehrsamen Mann stellen, und solches soll sich wiederholen, sooft es sich gebührt. Aus dem Zehnten soll das Hospital der Kölner Bürgerin Cecilie van dem Weuelputze und ihren Erben 9 Mark Kölner Pagaments Jahrrente zahlen, die Gumprecht und Sophia bis zum Verkauf bezahlt haben. - Ankündigung des Siegels der Bonner Propstei. Der Schultheiß und die 2 Mannen des Propstes kündigen ihre Siegel an. Die Gebrüder Heinrich und Goswin von Roisdorf erklären ihre Zustimmung zu dem Verkauf, verzichten auf den Zehnten, geloben, niemals mehr Anspruch darauf zu erheben, und kündigen ihre Siegel an. ... in hove der proisthihen [zu Bonn] ... Gegeven 1390 des vriidagis des nuynindtzwentzichsten dagis in dem heumaynde Iulius zo latine genant.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Überlieferungsart: Ausfertigung,Vermerke: Laut Rückvermerk (16. Jh.) übergab Johann de Schwollingen, Scholaster und Kanoniker von St. Andreas, am 15. Februar 1557 die vorliegende Urkunde dem Bonner Kapitel

62.1391 Juni 6
Vorgang zu Verzeichnungseinheit AA 0640 / Handschriften AA 0640, Nr. A III 12
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
Regest: Junggraf Adolf von Kleve verschreibt seinem Oheim, Graf Dietrich von der Mark [Herr zu Dinslaken] eine Schuldsumme, die er ihm in der Stadt Dorsten zurückzahlen will. Er stellt dafür Bürgen, die gegebenenfalls Einlager zu Kleve vor dem Burgtor ("toe Cleve an den Poirtener var der Borgh") halten müssen. - Bürgen: Arnd von "Goeterswich"; Adolf von "Suetkamen", Kanoniker zu "Zeeflich", Borchard "Stecke"; Dietrich von "Wysch"; Hermann von "Eyl"; Gerhard von "Ossenbroich"; Wilhem von "Loil"; Arnd von "Duesburg" - 1391 "crastino beati Bonifacii"

63.1392 Juni 2
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0053 / Kleve-Mark, Urkunden AA 0053, Nr. 762
Johann von Rosau bekundet, dass er von Graf Adolf von Kleve und Mark den Werder genannt die Grund mit allen Rechten und Zubehör zu Erbpacht erhalten hat, so wie ihn vorher Wilhelm von Loil vom Grafen hatte. Weiterhin hat er Haus Grondstein als Mannlehen erhalten. Gegeven 1392 op den gudensdagh na octavas penthecosten. Siegel ab, lose beiligend das Siegel Johanns, gut erhalten, und von Issum, Umschrift beschädigt.
ZUGANGSBESCHRÄNKUNG Original für die Nutzung gesperrt. Digitalisat vorhanden; Für die Nutzung gesperrt bis 9999

64.1393 März 8
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0147 / Bonn, St. Cassius, Urkunden AA 0147, Nr. 287
Dietrich von Lole, Kanoniker von St. Kunibert zu Köln, Prokurator, Vormünder, Vikar und Siegler, Johann Soistgin (Suestghin), Schultheiß, Hermann Roitkanne, Johann Wenemar (-moir) und andere gehulde Mannen des Kardinals Philipp von Alençon (Alenconien), Propstes der Kirche St. Cassius zu Bonn, bekunden, dass vor ihnen in der Propstei zu Bonn Cecilie, Witwe des Ritters Wenemar von Poppelsdorf (Poppilstorp), und Aleit und Cecilia, beider Töchter, sowie Gobel von Poppelsdorf, Ehemann der Tochter Cecilia, bekannt haben, dass Cecilie bei Juden und Lombarden hoch verschuldet ist und Erbgut verkaufen muss, um noch größeren Schaden abzuwenden. Daher hat sie mit Rat und Zustimmung ihrer Freunde und Magen, namentlich ihrer Töchter und ihres Schwiegersohns, dem Dekan und Kapitel von St. Cassius den halben Zehnten verkauft, den sie vom Propst und der Propstei von Bonn zu Mannlehen hat. Ihre Tochter Cecilia und deren erster Ehemann Heinrich, Tilmans Sohn von Endenich (End-), hatten früher schon urkundlich zugestimmt, dass sie den ganzen Zehnten verkaufen dürfe. Die andere Hälfte dieses Zehnten hat Dietrich van deme Meneweige der Alte, Schöffe zu Bonn. Der Zehnt besteht in Wingerten, Artland, Hühnern, Gänsen und anderen Viehzehnten zu Poppelsdorf und in der Umgebung von Bonn. Er wird verkauft für eine Summe von 950 Mark Pfennige Kölner Pagaments und für 180 Mark kölnisch Leibzucht auf Cecilies Lebenszeit, die Mark für 10 Mark gerechnet. Cecilie hat dem Dekan und Kapitel darüber quittiert. Sie und ihre Töchter und ihr Schwiegersohn haben vor den Ausstellern auf den halben Zehnten mit Mund, Hand und Halm verzichtet zu Händen des Vormünders Dietrich und zu Behuf des Dekans und Kapitels und der Kirche St. Cassius und haben den Vormünder gebeten, von wegen des Propstes bzw. Lehnherrn den Dekan und das Kapitel in Person des Mitkanonikers Heinrich von Reich (Rech) damit zu belehnen. Er hat diesen vor Schultheiß und Mannen belehnt, so dass also fortan Dekan und Kapitel den halben Zehnten unanfechtbar erblich und ewig besitzen sollen. Dekan und Kapitel sollen allzeit die ganze Erntezeit hindurch bis Andreastag [30. November] die Scheuer und das Kelterhaus nutzen, zu Poppelsdorf unter einem Dach binnen der Hofstatt gelegen, die Cecilie vormals an + Harper von Halle, Küchenmeister des Erzbischofs von Köln, verkauft hat. Sie können darin dreschen, keltern und lagern, doch sollen sie das Gebäude den Erben Harpers instand halten und auch dem Schöffen Dietrich van dem Meneweige und seinen Erben ihr Recht, Scheuer und Kelterhaus zu nutzen, und ihr Recht an dem Zehnten nicht antasten, gemäß der betreffenden Urkunde Dietrichs und Harpers. Dekan und Kapitel haben dem Vormünder bzw. dem Propst wegen des Lehens einen Mann gestellt, nämlich den genannten Kanoniker Heinrich von Reich. Ein Mann, der das Lehen vermannt und huldigt und schwört, ist zu stellen, sooft es sich gebührt. Heinrich hat gehuldigt und geschworen, und der Vormünder hat ihn als Lehnsmann angenommen. Cecilie hat gelobt, dem Dekan und Kapitel wegen des halben Zehnten rechte Währschaft zu leisten. Falls hernach Urkunden auftauchen, die gegen Dekan und Kapitel verwandt werden könnten, sollen sie ungültig sein. Die Verkäufer verzichten darauf ebenso wie auf alle Einreden und Rechtsbehelfe wie Betrug, nichtgezahltes Geld und die des geschriebenen Rechts. - Die Aussteller kündigen ihre Siegel auf Bitten der Verkäufer an; Dietrich siegelt mit dem großen Siegel des Offizialats der Bonner Propstei. Gegeiven 1393 des eichten daghes in deme Mertze.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Überlieferungsart: Ausfertigung
LAUFZEIT 1393 März 8

65.1393 März 13
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0147 / Bonn, St. Cassius, Urkunden AA 0147, Nr. 288
Dekan und Kapitel der Kirche St. Cassius zu Bonn bekunden: Elger von Deutz (de Tuicio), Propst von St. Severin zu Köln, ihr Mitkanoniker, hat für sie den halben Zehnten in Getreide, Wein, Hühnern, Gänsen und anderen kleinen Viehzehnten bei Poppelsdorf (Poppilstorp) und Bonn und andernorts, den Cecilia, die Witwe des Ritters Wenemar von Poppelsdorf besaß - die andere Hälfte besitzt der Bonner Schöffe Dietrich von Menewege -, welcher Zehnt vom Propst von St. Cassius zu Lehen rührt, mit seinem eigenen Geld, nämlich 950 Mark und einer Leibzucht von 180 Mark Pfennigen Kölner Pagaments, auf Lebenszeit der Cecilia jährlich zu zahlen, rechtens erworben, wie aus der betreffenden Urkunde hervorgeht, die von Dietrich von Lole, Kanoniker von St. Kunibert zu Köln, Prokurator und Vikar, Johann Suestghin, Schultheiß, und Hermann Roitkanne und Johann Wenemari, Geschworenen und Getreuen des Kardinals Philipp von Alençon (de Alenconio), Propstes der Bonner Kirche, besiegelt ist [s. Bonn, St. Cassius, Urkunden Nr. 287 von 1393 März 8]. Doch bedang sich Elger daneben mündlich aus, dass er diesen halben Zehnten mit allen Gefällen für sich einnehmen will, solange er lebt, und auch der Cecilia die Leibzucht von 180 Mark jährlich bezahlen und die sonstigen Lasten des halben Zehnten tragen will. Nach Elgers Tod soll der halbe Zehnt bei Dekan und Kapitel erblich und ewig verbleiben für eine Memorie Elgers und der Seinen, die in der Bonner Kirche auf ewig begangen werden soll. Dekan und Kapitel und Kanoniker verleihen nun aufgrund eines einmütigen Kapitelsbeschlusses jenen halben Zehnten mit allen Rechten, Gefällen und Lasten Elger zu lebenslangem Besitz unter der Bedingung, dass er der Cecilia die Leibzucht von 180 Mark zahlt und das Kapitel und seinen Speichermeister, der diese Last übernommen hat, dieser Pensionszahlung enthebt; ansonsten hat er ihnen oder anderen wegen des Zehnten nichts zu zahlen. Sie geloben und verpflichten sich fest, sobald Elger tot ist und der halbe Zehnt ihnen heimfällt, binnen 15 Tagen nach der Todesanzeige die Exequien Elgers seinem Stand gemäß, nämlich für 90 Rheinische Gulden, zu feiern und danach allmonatlich die Memorie Elgers, seiner Eltern, Ahnen und Freunde in ihrer Kirche zu begehen, indem die jährlichen Einkünfte des halben Zehnten jeweils in 12 gleiche Teile geteilt und als Präsenzien der Kanoniker ausgeteilt werden und indem sie Vigilien und Seelenmessen singen, Kommendationen lesen und sein Grab, sofern in ihrer Kirche befindlich, besuchen. Sie geloben Elger, falls er wegen Missernten oder anderer Missgeschicke jene Jahrpension nicht aufbringen kann, werden sie ihm den Schaden gänzlich bezahlen. - Sie kündigen ihr großes Kirchensiegel an. Datum 1393 mensis Marcii die tercia decima.

66.1394 (??) Oktober 1 (zie 1494 Oktober 1)
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0472 / Rees, Stift, Urkunden AA 0472, Nr. 293 - b
Heinrich von Loel wechselt mit dem Stift Land im Kirchsp. Byenen aus.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: M. S. besch.
LAUFZEIT 1394 Oktober 1

67.1407 Maart 20
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0588 / Hueth, Urkunden AA 0588, Nr. 87
ROLOF, WOLTERs Sohn, gen. van der MOELEN, z.Zt. geschworener Richter zu WEHL, bezeugt, daß GRIETE von der BULXHURST und ihre vorgenannten Söhne an LAMBERT ter KEMENADEN das "lange slach" oberhalb WETERINGEN mit dem 1 Rode breiten Wege verkauft haben (Zinsgut von FRIEDRICH van BAER). Gerichtsleute: JOHANN von LOEL, PAELCKE von BAER. D. op den helgen palme daghe.

68.1408 April 11
Vereinigte Westfälische Adelsarchive e.V.
Bur.B / Lehensachen, Urkunden und Akten, Nr. Bur.B - Urk. 440
Lehnsrevers: Dietrich von Lole an Graf Gernd zu Bentheim über Zehnt zum Godelenkamp. Aussteller siegelt.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Or. Perg.; 7,5 cm x 23,5 cm
LAUFZEIT 1408 April 11 {feria quarta post dominicam Palmarum}

69.1409 Juni 29
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0588 / Hueth, Urkunden AA 0588, Nr. 93
GISEBERT von CAMPHUSEN als Lehnherr gewährt auf Bitte seiner Nichte LISBETH, Weib JOHANNNs von LOILL, ihrem Mann eine Leibzucht an das Gut zu BEKE (Pächter: EVERT to VELTHUSEN). D. up sente Peters end Paulus dagh der hilger apostolen.

70.Ca 1410
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0149 / Bonn, St. Cassius, Akten AA 0149, Nr. 164 - a
Korrespondenz Dietrichs von Loel, Dekans von St. Cassius, mit Dietrich von Langel betreffend nichteingehaltene Tagleistungen zu Siegburg und neuerliche Tagleistung zu Bonn oder Köln bzw. Siegburg - Fehdeansage der Gebrüder Konrad und Arnold van deme Broiche und anderer Helfer Dietrichs von Langel gegen Dekan und Kapitel

71.1413 Februar 11
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0147 / Bonn, St. Cassius, Urkunden AA 0147, Nr. 343
In Gegenwart Dietrichs von Loel, Dekans, Mathias Scheyue, Friedrichs von Orsbeck (Oers-), Kantors, Winrichs Schilling (-nck), Dietrichs von Düren (Du-), Basilius von Rees (Reyss), Peters von Sobernheim, Mathias Walrami und Johann up dem Grauen von Moers (Moirse), der Kanoniker der Kirche St. Cassius zu Bonn, in ihrem Kapitelshaus versammelt und das Kapitel repräsentierend, legte Nikolaus Zoete, Kanoniker von St. Cassius, das Notarsinstrument, worin er den Eheleuten Berwin und Aleydis, Bonner Bürgern, Erbgüter beim Stockentor (Stocker portzen) [zu Bonn] verliehen hat, vor und ließ es durch den Notar verlesen. - Insert der Urkunde von 1411 Februar 16 [s. Bonn, St. Cassius, Urkunden Nr. 340]. - Darauf übertrug Nikolaus zu Ehren der heiligen Märtyrer Cassius, Florentius, Malusius und ihrer Gefährten, der Patrone der Bonner Kirche, die daselbst ruhen, und zu seinem Seelenheil in einer unwiderruflichen Schenkung unter Lebenden dem Dekan und Kapitel und der Bonner Kirche eine Erbrente von 2 Gulden Kölner Pagaments, die Berwin und Aleydis und ihre Erben aus der in dem Instrument genannten Rente von 7 Mark, 6 Schilling und 1/2 Sömmer Weizen jährlich an Epiphanie [6. Januar] zur Erhaltung und Pflege der Uhr in der Bonner Kirche zahlen sollen. Für den Fall, dass für die Uhr nicht gesorgt wird, bestimmte Nikolaus, dass die 2 Gulden der Priesterbruderschaft in St. Cassius für seine ewige Memorie zugewandt werden sollen. Dem Altar des heiligen Michael in der Bonner Kirche bleibt 1 Mark Ewigzins vorbehalten, die die Eheleute und ihre Erben von der genannten Rente zu zahlen haben. Nikolaus gelobte, die Schenkung niemals anzufechten und zu widerrufen, insonderheit nicht durch Widerrufsklauseln in neuen letztwilligen Verfügungen. Er übertrug mit Mund, Hand und Halm seinen Rechtsanspruch an den 2 Gulden zu Händen des Dekans zu Behuf der Bonner Kirche. - Instrumentierungsersuchen des Dekans und Kapitels. - Zeugen: Jakob Gladbach und Christian Babe von Düren, Vikare in der Bonner Kirche. ... 1413 indiccione sexta mensis Februarii die undecima ... Acta fuerunt hec Bonne ...
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Überlieferungsart: Ausfertigung,Vermerke: Signet und Beglaubigungsvermerk des Johann gen. Trummel von Wipperfürth (Wyppervurde), Klerikers der Diözese Köln, Notars kaiserlicher Autorität,Überlieferungskommentar: Notarsinstrument

72.1413 November 3
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0472 / Rees, Stift, Urkunden AA 0472, Nr. 358
Vor den Schöffen zu Rees verkaufen die Eheleute Bruno und Drude Dordenhagen dem Meris Boyen 7 1/2 Maltersaat Land in der Laer, zwischen dem Lande des Jakob von Wittenhorst und des Johann von Loel gelegen, von denen 6 Scheffel der Vicarie s. Spiritus zu Rees zinspflichtig sind. Feria VI post festum omnium sanctorum.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Siegel der Stadt

73.1415 September 17
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0472 / Rees, Stift, Urkunden AA 0472, Nr. 373
Schiedsspruch der Schöffen Lux von Honepell, Johann von Loel und Johann Heckinch zwischen dem Kapitel zu Rees und Steven von Wittenhorst, Stevens Sohn, Roleff von Dorsten, Mette Kremers, Herman Helman, Gerit dem Kremer, Gerit Capperts Sohn von Speldorp, Heinrich von dem Lande, Alberts Sohn, wonach die Zins- und Zehnterhebung von dieser Länderei dem ersteren zuerkannt wird. Up dach sunte Lamberts.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Siegel der 3 Schöffen

74.1416 maart 31 [naaste dinsdag na Onze Lieve Vrouwendag annunciation
0318 Klooster Clarenwater bij Hattem
Inventaris 6. Regesten
22. Willem van Lole, richter van Zalk oorkondt dat Willem Vinke en Lubbe zijn vrouw aan het klooster Clarenwater een erf in Zalkerwaard verkopen en een kamp, geheten die Vrede, in totaal zeven morgen en twee en half hont.
Gerichtsluden: jonker Johan van Buchorst, Hertgher die Meyer, Henrik Ludikenssoen, Wenemar Hermanssoen en Aernt van Gheijssen
NB. Inv.nr. 90. Zegels van richter en verkoper.
Belendingen: strekkende van de weg te Westenrode tot het land van Alfer de Cremer.

75.1417 Maart 31
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0472 / Rees, Stift, Urkunden AA 0472, Nr. 387
Johann von Wylake verkauft mit Zustimmung seines Lehnsherrn Gisbert von Broneckhorst Batenburg dem Johann Hecking Ländereien aus der Hunynxenhufe Kirchspiel Bienen und Bauerschaft Anrap bei denen des Joh. von Wyttenhorst, des Johann von Loel, des Alof von Wylaken u. A. gelegen. Des neesten Gundensdages nae Judica.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Siegel des Ausstellers

76.1418 Dezember 5
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0472 / Rees, Stift, Urkunden AA 0472, Nr. 391
Dietrich, Sohn des Cono, und seine Frau Memerica tauschen von Philipp, Vicar von S. Johann in Cripta, gegen ein Haus gegenüber der Schule auf dem Wege nach dem Wasserthor zwischen denen des Nabo von Aversfeghe und Johann Poelmann gelegen, ein anderes zwischen ihrem und dem des Dietrich Maigh in der Papenstraße gelegen ein. Zeugen: Johann von Honepel oder von Empel, Johann von Loel Knappe, Johann Hecking, Schöffe zu Rees.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Siegel der 3 Zeugen, Zeichen des Notars, Heinrich von Zülpich

77. 1419 november 10 [St. Maartensavond in de winter]
0318 Klooster Clarenwater bij Hattem
Inventaris 6. Regesten
32. Willem van Lole, richter van Zalk oorkondt dat Kerstgen Gosenssoen en Alveerne zijn vrouw aan het klooster Clarenwater hun goed in Zalkerweerd verkopen, dat ongescheiden is met Lubben Zuvel en vijf en half hont en vier roeden groot.
Gerichtslieden: Boleman Ludekenssoen, Aernt Fiercken, Andries Schilder
Inv.nr. 91. Zegels van de richter, licht beschadigd, en van de verkoper, beschadigd.
Belendingen: tussen aan beide zijden het convent strekkende van Willem van Aernem tot Otte Clinghe.

78.1420 Juni 24
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0472 / Rees, Stift, Urkunden AA 0472, Nr. 400 - a
Wolter Teggnick geh. Pape erhält vom Kapitel des Stifts den schmalen Zehnten von seiner Wohnstätte und den Zehnten von dem Koelhave, der u. a. Joh. v. Loil gehört, auf Lebenszeit für 1/2 Scheffel Gerste.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Or. Pgt. u. S. d. A.

79.1427 Januar 18
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0588 / Hueth, Urkunden AA 0588, Nr. 115
JOHANN BRAEM und ALLGHERDE, seine Frau, bekunden auf Lebenszeit gegen einen Hofzins von JOHANN v. LOEL gewonnen zu haben sein Gut und Land gelegen zu BIENEN zwischen 54 und 55 Maltersaat Lands umfassend (früherer Pächter: JOHAN NEYBE) und 1 Scheffelsaat Land gelegen in den HENGBUEL (Angaben über die BRACKE). D. ipso die beate Prisce virginis.

80.1428 September 12
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0053 / Kleve-Mark, Urkunden AA 0053, Nr. 1400
Herbert von Keken gelobt dem Herzog Adolf von Kleve Land und Leute nicht zu schädigen, auch auf erfolgte Mahnung in der Burg Kleve sich zu stellen, unter Pön von 600 Gulden, für welche seine Freunde Joris, Walram, Werner und Joris von Lennep, Luis v. d. Berg, Wilhelm der Kurze, Gerhard Sainpert (?), (?) und Stephan von Loel sich verbürgen. D. op den sonnendach na onss liever vrouwen daige Nativitas.
ZUGANGSBESCHRÄNKUNG Original für die Nutzung gesperrt. Digitalisat vorhanden; Für die Nutzung gesperrt bis 9999

81.1430 Januar 22
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0588 / Hueth, Urkunden AA 0588, Nr. 124
(124) JOHANN von LOEL bekundet dem GERIT onder den WILGHEN seinerseits das Gut zu SPELDORF ausgetan zu haben. D. in die beati Vincentii martiris.
BESTELLSIGNATUR AA 0588 / Hueth, Urkunden AA 0588, Nr. 124
BEMERKUNGEN Siegel des Ausstellers; Herkunft: Loell

82.1430 Februar 24
Vorgang zu Verzeichnungseinheit AA 0588a / Hueth, Akten I AA 0588a, Nr. 201
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
Regest: ARND DOYSS, JOHANNs Sohn, und Frau LUTGARDE pachten auf Lebzeit von JOHANN van LOILL sein Gut in DIEDEN.
LAUFZEIT 1430 Februar 24

83.Het oud-archief der gemeente Doesburg
reg. 480
12 december 1430
Derick van der Hovelwyck Johanszoon belooft geen verhaal meer te zullen nemen op eenig goed van Johan van Hovelwick en doet afstand van alle recht, dat hij daarop mocht hebben.
met zegels van den oorkonder, van Derick van der Marke, bastaard, Johan vamme Loe, maarschalk, en Derick van Loel, anders genaamd Beister.

84. 0318 Klooster Clarenwater bij Hattem
Inventaris 6. Regesten
1435 mei 31 [dinsdag na Hemelvaartsdag]
51. Willem van Lole, richter van Zalk oorkondt dat Werner van Kuynre en zijn vrouw Mechtelt verkocht hebben aan proost en convent van Clarenwater hun erf in Zalkerweerd, vijf en half hont land in het land van het klooster, door hen gekocht van Willem Vincke en diens vrouw Lubbe met uitzondering van in de derde halve morgen bij Postikenshuis genoemd die Onderbrinck, een morgen bij het huis van Dirc van Gheysteren, genoemddiePlaes.
Gerichtslieden: Willem van Gheysteren en Egbert ten Weerde
Inv.nr.92.Zegelrichter.
Belendingen: zuid Willem van Aernem, noord de Zalkerweerd, west Otte Clinge met zijn gezelschap

85.Verz. oork. b.h.o. het geslacht van Lennep dl I, bl. 16
1430-1460
no.51 fol 8. verso.
Item Jorys van Lynnep hielt vier leenen van den heerscap van Diedam te Zutphen recht. Item Dois van Lole een stuck lands te Zutphen recht.
Leidraad bij het onderzoek naar gegevens betreffende het geslacht van Lennep, aanv. + verb. deel I. bl. 36
Kollencamp te Groessen. 1431 Heesken van Loil, wijf van Allard van Wij; 1453 Warner van Lennep, de jonge, gestorven zijnde, stelt zij een anderen hulder;
1467 Johanna en Raba van Lennep erfgen. van Heesken, Johanna transp. het op haar zoon Evert van Honnepel.

86.Verz. oork. b.h.o. het geslacht van Lennep dl II, bl. 42
29 maart 1432
no. 1083
Wy Johan van Hoenepell und van der Empel Heren Rutgerssoen Ritters, Johan syn soen, Rutger van Hoenepel, Johan van Loell, Henrick van Hoenepel, und Johan des voirs. Henricks soen als hylixluden van der eene syde als van wegen des voirsw. Johans van Hoenepell; Jorys van Lenep Roeloffssoen, Heydenryk van Lynep, Wolter van Lynep, Wolter Werr, Hendrik van Aerde en Joryss van Lynep Wernerssoen als hylixluden van d' ander syde, als van wegen Johanna des voirs. Jorys dochter Wernerssoen, Bekennen een huwelijk en huwelijksvoorw. gededingd te hebben tussen Johan van Hoenepel voirs. en Johanna van Lennep vors.
Jorys belooft zijn dochter ten huwelijk 1000 gude Philippus bourgonsche schilden te verinteressen met 50 schilden siaers, doch wil Johan of zijne erfgenamen die som hebben, zoo zal Joris dit binnen jaers betalen en zullen 't dan beleggen in erfnisse in der hershap en lande van den Berge. Binnen sjaers na dode haars vaders Jorys sal Johanna nog beuren 100 der voorn. schilden en daarmede renuncieeren op alle verdere aanspraken van vaderlijk goed of van goed van wijlen haar moeder, maar stierf Werner van Lennep haar broeder, sonder wettige descendenten, zoo mag zij de ontvangen medegave inbrengen en als een oudste dogter gerechtigd blyven een erfnisse van overleden vaders en moeders goed. De bruidegom ontvangt huis en hofstad te Groen c.a. en 53 malder saetland en zijn portie goed te Weel en den molen te Uden.
Gesegeld door allen. (Van Spaen, Tengnagel 7.)

87.A.H.B. I. 3441.
1433
Acte, waarbij Johan van Loel aan Roelof van Lennep een voederdeel in Loelreholt verkoopt, 1433.
1 charter (reg. no. 439).

88.A.H.B. R. 439.
1433 december 11.
Johan van Loel Derixz. verkoopt aan Roloff Momme Vredericxz. 1 voederdeel in Lolreholt in de Elskens slag.
Gegeven in den jaer ons Heren dusent vierhondert ende drie ende dertich des Vrydages na Onser Liever Vrouewen avent Concepsionis.
a. Oorspr. (Inv. no. 3441); het zegel van den oorkonder is verloren.
b. Afschrift (Inv. no. 745).

89.A.H.B. R. 439.
1433 December 11.
Johan van Loel Derixz. verkoopt aan Roloff Momme Vredericxz. 1 voederdeel in Lolreholt in de Elskens slag.
Gegeven in den jaer ons Heren dusent vierhondert ende drie ende dertich des Vrydages na Onser Liever Vrouwen avent concepcionis.
vier ind negentich up den Vrydaeghe na den heiligen Sonnendach Letare Jherusalem in der vasten.
Oorspr. (I. no. 3260) met geschonden zegels van de beide oorkonders.

90.1433
Vorgang zu Verzeichnungseinheit AA 0640 / Handschriften AA 0640, Nr. A III 16
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
Regest: Herzog Adolf gibt der Katharina von der Mark Bastard, natürliche Tochter seines verstorbenen Oheims Graf Engelbert von der Mark, anlässlich ihrer Ehevereinbarung ("Hilixdedinge") mit Heinrich von Polwijk ("Henrich van Poilwick") zur Mitgift: das klevische Gut in der Liemers, das ihr bereits für 200 alte Schilde verpfändet ist; 8 1/2 Fuder Nutzholz ("Deelholtz") aus dem Gehölz Waverloe ("Waveloe"); das Erbgut der Ehefrau des Johann von Loel ("Loyle"); und das an "Roloff Momme" verpfändete Gut, das aber zunächst bei Adolfs Schwester Katharina von Kleve-Mark für 80 alte Schilde auszulösen ist. - -1433 "etcetera".

91.A.H.B. I. 3460.
1438
Acte, waarbij Johan van loel aan Henric van der Hoeven 1/3 van het holtgericht in Waverloomark en eenige andere rechten aldaar in de Loelermark verkoopt, 1438.
1 charter (reg. no. 473).

92.A.H.B. no. 26 bl. 23 Didam
1438 Juni 22
Register op de Leenaktenboeken
De Leenen op het huis Bergh (uitgave 1929)
Des Quaden guit, dat gelegen is to Grefflichem, mit all des gudes toebehoir. Ende 4 steden in Loilreholt, ende 5 voderdeel in Milsterholt, tot 1 marck brabants.
Johan van Loil Henrixsoen to Rees, na broeder- en magescheid. Hij lijftocht zijn vrouw, 1438 Juni 22
Heer Gadert van Wylake, ridder na doode van Johan van Loil, 1455 Juni 8.
Idem vernieuwt den eed, 1467 Juli 1. De vrouw van Johan van Loel, thans gehuwd met Johan van Bilant to Halt, behoudt den lijftocht.
Aloff van Wylaick, na opdracht door zijn broeder Cristoffel, oudste zoon van heer Gadert vnd. 1492 December 5
Etc

93.1438 September 29
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0472 / Rees, Stift, Urkunden AA 0472, Nr. 516
Johann von Loel und seine Frau Margreta verschreiben dem Henric Horstken und seiner Frau Alheid eine Rente aus einem Hause beim Rynwiekerthor bei dem des Johann Copparts gelegen. In die b. Michaelis archangeli. ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Siegel der Stadt. (deutsch)

94.A.H.B. no. 12 bl. 16 Beek
1440
Register op de Leenaktenboeken
De Leenen op het huis Bergh (uitgave 1929)
Ene teende, grof ende smal, ende al tobehoir, gelegen in den kirspel van Beke, to 1
Henric van Loel Henricssoen  1410
Henric van Loill Henricssoen  1440
Henric van Loell vernieuwt den eed, 14(66) December (30?)
Johan Reyger, verwant van Henric van Loell, nadat het leen aan den leenheer vervallen is geweest, 1491 Juni 4,
Etc.

95.A.H.B. no. 38 bl. 39 Didam
1440
Register op de Leenaktenboeken
De Leenen op het huis Bergh (uitgave 1929)
31 ½ Malder rogge ende 3 riinsche zwair gulden erffjairrenten uut den have ende gude to Lochorst, gelegen in den kirspel van Diedem, so om die uut den voorsz gude verwisset ende bebrieft sin, to 1
Johan van Loil, 1440 September 17
Idem vernieuwt den eed, 1467 Januari 1
Johan Tengnagel, na verwin door den leenheer, 1483 Augustus 17.

96.A.H.B. Reg. 496.
1440 Juli 26.
Adolph, hertog van Cleve, graaf van der Mark, beleent, na opdracht door Johan van Loell, Wilhelm, heer ten Bergh en ten Bylandt, met het huis en goed te Loell in het kerspel Diedam. Gegeven in den jaere dusent vierhondert ind viertich up den Saitersdach na Laurentii martiris.
a. Oorspr. (inv. no 3442) met het zegel van den oorkonder, in roode was.
b. Afschrift in Inv. no 3163, fol. 267 verso.

97. no. 89.
Byvancksslach zu Didam.
een vrij eigen guet geheten Byvancksslach, haldende 7 maldersait lands off dauir umbtrent, gelegen in Loelrebroick in den Kerspel Diedam aufgelassen durch Johan van Loil (Z.U.L.)
1/ 1440 Johan van Loil (2,34a).
2/ 1449 August 30 desgl. (3,32a).

98.1440 August 13
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0055 / Kleve, Lehen, Spezialia AA 0055, Nr. 11
Byvancksslach in Loelrebroick, Kirchspiel Didam: Johan van Loel. Die Siegel ab (2. Siegler Wilhem Herr then Berge, to dem Bylandt und to Hedel.

98.1440 September 18
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
RW 1038 / Rees, Stadt RW 1038, Nr. I Urkunden 10
Johan Scheper Johanns Sohn, Fischmeister der Reeser Fischerei, Johann van Bellinchaeven, Gerit to Bellinchaven des Vorigen Sohn und Deric Ruyfeler und Deric van Hoete einigen sich im Namen der gemeinen Fischerei zu Rees mit Bürgermeister, Schöffen und Rat der Stadt Rees wegen der Fischerei, die die Stadt für 32 alte gute Schilde von Ewert von Alpen Herrn zu Hönnepel gepachtet hat. Diese Fischerei sollen die gemeinen Fischer zu Rees gebrauchen und järlich 32 Schilde an Ewert und seine Erben zahlen. Wenn die Fischerei verbuchet, so soll das Pachtgeld auf alle Bürger von Rees mit umgelegt werden. Wenn die Stadt die Fischerei ganz oder zum Teil kauft, müssen die Fischer die Abgabe ganz oder zum Teil an den Boermeister der Stadt zahlen. Sie dürfen nur eingesessenen Bürgern von Rees innerhalb dieser Fischerei zu fischen gestatten und müssen Bürgermeister, Schöffen und Rat jährlich an Christ- und Osterabend je einen guten Salm liefern. Pergament. Siegel des Johann van Hönepel und Empel zerstört, das des Johann von Loel beschädigt. ”in crustino beato Lamberti“

99.1442 August 20
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0472 / Rees, Stift, Urkunden AA 0472, Nr. 543
Die Begine Hilka Fleischhouwers verschreibt mit Zustimmung ihrer Oberin Frederun von Weeme und des Derich von Aelten, Caplans zu Rees, dem Scholaster Johann Schrimp eine Rente aus einem Hause des Gerit ter Laerwych in der Valstraße zwischen denen des Heinrich ter Laerwyck genannt Snaepreyse und des Heinrich von Bellinckhoven gelegen. In octava b. Laurentii.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Zeichen des Notars Johann Bruen. Siegel des Johann v. d. Empel und des Johann von Loel

100.oh. v. Loel 1442 August 20
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0472 / Rees, Stift, Urkunden AA 0472, Nr. 544
Der Caplan zu Rees Dietrich Coster von Aelten verkauft dem Kapitel die Hälfte eines halben Hauses in der kleinen Straße zur Fleischhauerstrasse bei dem des Vicars Gerit Empelmann gelegen, zum Besten der Vicarie s. Johannis in Cripta. In Octava b. Laurentii.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Zeichen des Notars Johann Bruen. Siegel des Joh. v. d. Empel und des Johann von Loell

101.1443 April 30
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0472 / Rees, Stift, Urkunden AA 0472, Nr. 547
Johann Moer, Vicar des Apostel-Altars, verschreibt dem Canonich Lewen Wilhelmi, Joh. von Loel und Johann Hecking als Testamentsexecutoren des Canonichs Gisbert von Wittenhorst zu dessen Memorie eine Rente aus einem Hause in der kleinen Straße zwischen dem des Johann von dem Sande und des Wilhelm anger Hallen gelegen. In profesto Philippi et Jacobi.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Siegel des Kapitels

103 .A.H.B. Reg. 566.
1444 maart 23.
Rutger van den Paidvort, drost van het land van den Bergh, oorkondt, dat Johan van Bellinchaven en zijn vrouw Aliit verkopen aan Johan Ruger 5 roeden erf in der Nyenmaat, in de buurschap Loel in het kerspel Diedam.
Gegeven in den jair ons Heren dusent vierhondert vier ind viertich des Manendages na Midvasten na den Sonnendage Letare Jherusalem.
a. Oorspr. (Inv. no. 3395) met de zegels van den oorkonder, den verkooper en zijn zoon Otto van Bellinckhave; die van zijn vrouw en van Roloff van Loell zijn verloren.
b. Afschrift in Inv. no. 745 Debat E1, k1.
c. Afschrift in Inv. no. 745 bijlage HH.

104.1444 Juni 8
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0472 / Rees, Stift, Urkunden AA 0472, Nr. 559
Tielman Manten und seine Frau Gese verkaufen dem Kaplan Derick Coster von Aelten eine Rente aus ihrem Hause auf der Manten-Stege zwischen denen des + Arnt des Veren und des Gerit Loeman gelegen. Untersiegler: Johan van Honepel gen. v. d. Empel, Johan von Loell und Derick Kye, Deric's Sohn.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: 3 Siegel. Mit Transfix

105.A.H.B. R. 596.
1446 maart 17.
Johan van Lent met zijn vrouw Meyns, en zin zoon Geryt van Lent met diens vrouw Agnese verkoopen aan Willem, heer ten Berghe, ten Byland en tot Hedel, 1/4 van het veer bij het tolhuis te Loebeth, grenzend aan de heerlijkheden van Gelre en van de abdis van Elten aan den Rijn.
Oorspr. (I. no 5466) met de zegels der beide oorkonders van der tynsgenooten Dirck van Loel gend Beyster en Ot van Haelt Wellensz.

106.A.H.B. I. 4018.
1448
Acte, waarbij de kerk van Gendringen aan Katharina van Loel een stuk land in den Hogen Kamp verkoopt, 1448.
1 charter (reg. no. 623).

107 .A.H.B. R. 623.
1448
Rotgher Heister en Henrick van Scryeck, kerkmeesters, Engelbert van Bruycheze, pastoor, Bernt van Thoven, Evert Moppenhovet, Arnt Tyncke, Willem Hermans, Henric Tinck, Gosen Ruer, Wolter to Brugge, Aelbert Heynen, Johan der Molner, Johan Hilderskamp en Henrick up den Leedberch, kerkeraden te Genderyngen, verkoopen, ter bestrijding van verbouwingskosten der kerk, aan Katheryne van Loell een stuk land in den Hogen Kamp nabij de Meyvysschmaat.
Gegeven in den jair unz Heren dusent virhondert ende acht ende virtich up sunte Mariendach Egipzigica.
Oorspr. (I. no. 4018) met de geschonden zegels van den pastoor en van beide eerstgenoemde oorkonders; dat van Henrick van Aerde is verloren.

108.A.H.B. Reg. 634.
1449 augustus 8.
Johan van Asewiin, ridder, Reynolt van Asewiin, broeders, leenmannen van Cleve, Rutgher van den Paidvort, Geryt van der Coernhorst derixz. en Geryt van der Coernhorst Hermanz. oorkonden, dat Johan, hertog van Cleve, graaf van der Marck, Wilhelm, heer ten Berg, ten Bilandt en tot Hedel, beleend heeft met het huis den Bilant met het gericht over bijbehoorende gronden in het kerspel Millingen, de Alakerwaard en de Poll, dezen aanbestorven van Frederick, heer ten Berge, benevens met de geheele heerlijkheid en het gericht Millingen, door hem gelost van Johan, heer tot Hokelom, en met het huis te Loil, door hem gekocht van Johan van Loel.
In den jaren ons Heren dusent vierhondert neghen ende viertich op sunte iriaus' dach marteler to tween uren na middaghe.
a. Oorspr. (inv. no 5365) met de zegels der oorkonders.
b. Afschrift op perkament (Inv. no 5365).

109.1451 Oktober 16
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0588 / Hueth, Urkunden AA 0588, Nr. 150
DERICK toe YSSELHUSEN und sein Weib MECHTILD stellen JOHANN v. LOEL über sein Landgut gelegen zu BIENEN (früherer Inhaber: BERNT BLEKE), womit sie behandigt werden, einen Revers aus. D. up sonte Gallen dach des heilig. m.

110.1452 Dezember 24
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0588 / Hueth, Urkunden AA 0588, Nr. 154
PETER die RODE gen. COST (S) und SWEDER van den LANGENHAVE (S), Schöffen von REES, bekunden, daß GRIETE v. LUYCHTMER (S) für ihren Todesfall ihrem Mann JOHANN v. LOEL ihr Haus und Hof in der DELLSTRATEN und das Gut zu BIENEN (Inhaber JOH. BRAEM) auf Lebenszeit vermacht, nach seinem Ableben aber dasselbe ohne Verzug ihren eigenen Erben zufallen soll. D. in vigilia nativitatis Christi.

111.1453 November 29
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0588 / Hueth, Urkunden AA 0588, Nr. 156
Der junge HENRIC KOSTER und Frau GRIETE nehmen von JOHANN v. LOEL auf Lebenszeit den LOENEREN (?)-Hof in der Bauerschaft GREFFELICHEM, Kirchspiel DIEDEM, in Pacht. D. in profesto Andree apostoli.

112.Het oud-archief der gemeente Doesburg
regesten 786
1456 Maart 22
Sweder van Rechter, heer van Voirst en van Keppel, als tynsheer oorkondt, dat Derick Loelenzoon en zijne vrouw Gadert verkocht hebben aan Hermen Stockmansoen een stuk grond, genaamd Ghiezerslach, in de buurtschap Ghieze en het kerspel Doesboirch, tynsplichtig aan de heerlijkheid Keppel.

113.Het oud-archief der gemeente Doesburg
regesten 787
1456 maart 22
Henrick ten Have en Henrick Klincke beloven aan Harmen Stochmansoen het goed, genaamd Ghiezerslach, in de buurschap Ghieze en het kerspel Doesborch, welk goed hij van Derick Loelensoen heeft gekocht, te sullen vrijwaren.

114 .Het oud-archief der gemeente Doesburg
I 4539
Eigendomsbewijs van een stuk land, genaamd Ghieserslach, in de buurschap Ghieze en het kerspel Doesburg, voor Hermen Stockmans, afkomstig van Derick van Loell en diens vrouw Gaedert, 1456. Met oudere brieven, 1448-1456, en een afgeloste schulbekentenis ten laste van dit goed 1501.

115.Het oud-archief der gemeente Doesburg
regesten 797
1456 juli 14
Hartwich Nagel, richter in het ambt Doisborch, oorkondt, dat Derick van Loel en zijne vrouw Gaedert verkocht hebben aan Hermen Stockmans een stuk land, genaamd Ghieserslach, tynsplichtig aan Jonker Sweder van Keppel.

116. A .H.B. I.3443.
Eigendomsbewijs voor den heer van den Bergh van den molen te Loel met maal- en windrecht aldaar, afkomstig van Roelof van Loel en diens vrouw, 1457. (1 charter reg. no. 752). 

117 .A.H.B. Reg 752. 1457 Otober 3. Geryt van der Coenhorst Hermansz., drost van het land van den Berge, oorkondt, dat Roloff van Loel en Herman van Steenre, zijn echtgenote, verkoopen aan jonker Wilhelm, heer ten Berge, ten Bilant en tot Hedel, den windmolen in de buurschap Loel, benevens het maal- en windrecht aldaar. Gegevens in den jare ons Hren dusent vierhondert soeven ende viiftich des neesten Manendages na Remigii et sociorum eius.

a. Oorspr. (Inv. no. 3443) met de zegels van den oorkonder, van Geryt van der Coernhorst Derickxz. en Roloff Mom, gerichtslieden en van den verkooper, de laatste drie geschonden.
N.B.
Gedrukt: Fahne Urkundenbuch. Mumm II no. 634.
b. Afschrift (Inv. no. 745) debat E, e.

118.A.H.B. R. 770.
1459 januari 25.
Wilhelm, edel heer ten Berge, etc. Oesswalt, Ludolph en Daem, zoons ten Berge, erkennen dat zij na doodde hunner dohter resp. zuster Mechelt, gravin to Teykeneborch, geen aanspraken zullen doen op stad en ambt Lynge, hetgeen mede bekrachtigd wordt door heer Johan van Aesswiin, ridder, Reynolt van Assewiin, Gerit van den Kornhorst Derixz., Gerit van den Cornhorst Hermansz., Gerit Palic van Helbergen, Evert van Wlfft, Werner van lenep, Wolter Tegnagel, Henrick van Loell,, Johan van den Padevort en Derick van Kamphusen, knapen en burgemeesters, schepenen en raad ten Berge. In den jaere ons Heren dusent vierhondert negen ind viifftich up den dach Conversionis sancti Pauli. a. Afschrift van een concept in Inv. no. 117, fol 17. b. Afschrift in Inv. no 117, fol. 35 verso. N.B. Wijkt vrij sterk af van het onept vnd.

119.A.H.B. Brief 86.
1459 februari 1.
Heesken van loell genaamd van Wye verzoekt jonker Wilhelm, heer van den Berge, den Byland en Hedell, haar neef Johan van Honepel, den jonge, te beleenen met het leengoed, waarmede wijlen haar oom Joris van Lynnep ten behoeve van haar beleend was.
Oorspr. I. no. 129.
N.B. Afgebeeld: Oorkonden boek van Lennep II tegenover bl. 56. Gedrukt aldaar bl. 51 no. 1111.

120. Beiträge zur Geschichte von Wissel und Grieth und zur Genealogie Niederheinischer Geslechter
Dr. Robert Scholten,   Cleve 1889
Bl.  1464 wurden an dem Gut ter Straaten behandigt die Stiftsdamen Henrica v. Pallant, Sirene Wincken und Aleid Plancken; an dem Winkelstück Bertha v. Baeck, Ermgard v Diepenbruck und Theodericus de Linderen (Beichtvater); an Verenhägen die Abtissin Elis. V. Ingelson, Gertr. V. Stommelen und Marg. V. Egerscheit, Kath. v. Loel, Viendis v. Palant.

121.A.H.B. I. 7421.
Acte van aanstelling van Steven van Loil tot forster van de Stokkummermark, afkomstig van den heer van den Bergh en de geërfden, 1465.
1 stuk in een omslag.
N.B. Gedrukt: Sloet, Geldersche Markerechten II, bl. 63.

122 .A.H.B. R.909.
1466 mei 1.
Derick van kamphuesen, drost van het land van den Bergh, oorkondt dat heer Oesswalt, heer van den Berg en Bylandt, verkoopt aan Johan Korff, burger te Emrick, een rente van 36 rijnsche guldens 's jaars uit een ossenweide, groot 10 morgen land, gend. die Coppel, langs Bergerdicick en uit het Elzholt bij de Glyndthorst.
In den jare onss Heren dusent viirhondert sess ind tsestich ipso die Philippi et Jacobi apostolorum.
a. Oorspr. (Inv. no. 1366) met geschonden zegels van heer Oswald en den gerichtsman Henrich van Loel; die van den oorkonder en den gerichtsman Wolter Tenghnagel zijn verloren.
N.B. Gecancelleerd.
b. Afschrift (Inv. no. 1339).

123.A.H.B. R. 910.
1466 mei 1
Derick van Kamphuesen, drost van het land van den Berge, oorkondt, dat Johan Korff aan heer Oesswalt, heer van den Berge etc., losrecht verleent van de rente, gevestigd bij den brief van gelijke datum (reg. no. 909).
In den jaren onss Heren dusent viirhondert sess ind tsesstih ipso die Philippi et Jaobi apostolorum.
Oorspr. (Inv. no. 1366) met zegels van den oorkonder en van de gerichtslieden Wolter Tenghnagel en Henrich van Loel.
Zie ook Henrich van Loel/ W.T. als gerichtslieden in inv. R.930, 964, 971, 1032, 1298.

124.A.H.B. no. 12 bl. 16 Beek
1466
Register op de Leenaktenboeken
De Leenen op het huis Bergh (uitgave 1929)
Ene teende, grof ende smal, ende al tobehoir, gelegen in den kirspel van Beke, to 1
Henric van Loel Henricssoen  1410
Henric van Loill Henricssoen  1440
Henric van Loell vernieuwt den eed, 14(66) December (30?)
Johan Reyger, verwant van Henric van Loell, nadat het leen aan den leenheer vervallen is geweest, 1491 Juni 4,
Etc.

125.A.H.B. R.969.
1470 januari 16.
Henrich van Loell, gemeen richter van het land van den Berghe, bij onstentenis van den drost Derick van Kamphusen, oorkondt, dat de gemeene erfgenamen van de heerlijkheid Bergh volmacht geven aan Johan van Raefeler en Wennemer ter Walss voor het doen herstellen van den doorgebroken Riindijk in den Hetter, op kosten van belanghebbenden.
Gegeven ind geschiet in den jare onss Heren dusent vierhondert ind tsoeventich des nesten Dinxdages post Ponciani martiris.
Oorspr. (Inv. no. 4933), met de geschonden zegels van den oorkonder en van Bernt van Ziick en Rutgher Kairwech geheeten Lollert, gerichtslieden.

126.A.H.B. R.976.
1470 juli 1.
Oiswalt, heer van den Berge en van den Bilant, beleent met het huis te Loell, dat hijzelf in leen houdt van den hertog van Cleve, en stelt bepalingen vast over vererving en onderhoud. Gegeven ende geschiet in den jaere ons Heren dusent virhondert tsoventich opten irsten dach van der maent Julius. Afschrift in inv. 3163, fol. 234.

127.A.H.B. no. 35 bl. 36 Didam
1410
Register op de Leenaktenboeken
De Leenen op het huis Bergh (uitgave 1929)
Dat huyss toe Loell, as dat bynnen sinen graven mit enen koelhaiffken ende bongertken gelegen is, tot 1
Henrick van Loell, 1470 Juli 1
Na doode van Henrick vnd. Aan den leenheer vervallen
Steven Raelt, richter te Diedam. Hij lijftocht zijn vrouw Hille van Heerde, 1500 Juni 3.
Het leen wordt vergroot met : Eyn stuck veltlants, geheyten den Loelschen acker, eygens erves, gelegen in den kerspell van Diedam, ind in der buyrschap van Loill, mitter eynre zijdt neest erve Giisberts van Delen, dat eertiits gewest is Ailt Mommem bastertkynderen, mitten anderen ziidt erve Ernst Momme Henrickx ind Wilhelms van Zuylen, gehoerende tot Udenhof, ind mitten andeeren eynde up Stevens vursz, grave van der hoffstat to Loel, door Steven gekocht van den leenheer, 1506 September 28
Etc

128 .A.H.B. R.1066.
1475 December 7.
Henryck van Loell, landdrost van den Berghe, oorkondt, dat Oesswald, heer van den Berghe en van Bylant, verkoopt aan Zelle Bruyns, burger te Embrick, een rente van 60 rijnsche guldens 's jaars, gaande uit de accijnsen der stad Bergh en uit den Viiffgarden en den Steenbeempt in Spolberch.
Gegeven in dem jaere onss heren duysent vierhondert viiff ind tzoventich op onser Liever Vrouwenavent Conceptionis.
a. Oorspr. (Inv. no. 4324), met de zegels van heer Oswalt, den oorkonder en Wolter Tengnagel en Johan van Raeffeler, gerichtslieden.
N.B. Geliasseerd met het charter van 1475 dec. 14 (reg. no. 1069).
b. Afschrift (Inv. no. 1339).
c. Gevidimeerd in een brief van 1602 dec. 18 (Inv. no. 1441).

129.A.H.B. R. 1102.
1478 februari 25.
Menta van Bilrebeeck verklaart ontvangen te hebben van Adam van den Berghe de koopsom voor het huis, vermeld in den brief van 1477 april 20 (reg. no. 1091), en staat hem af alle huisraad, daarin achtergelaten door haar neef Geryt van der Coernhorst Hermansz. en diens vrouw Elyzabeth van Loell.
Gegeven in den jare ons Heren duysent viirhondert aht ind tsoeventich des neesten Guesdages na den Sonnendach oculi.
Afschrift in Inv. no. 239, fol 1 verso.

130. A.H.B. R. 1147.
1480 september 20.
Henrick van Loel, drost, en Barnabas van den Berghe, bastaard, richter van het land van den Berghe, oorkonden, dat hun bij het aanvaarden hunner betrekking door den heer van de Bergh bevolen is, de landgrenzen met het gericht van Hekerenweert zoo te handhaven, als ze door Claess Tengnagel, landdrost, in 1449 (reg. no. 635) omschreven zijn, en na dezen door zijn opvolgers Rutgher van de Paidvort, Geryt van der Koirnhorst Hermansz. en Derick van Kamphuysen gehandhaafd zijn, en verklaren, dat de Spynhuyskene bij Embrick in het land van den Bergh staan.
In den jaere ons Heren duysent vierhondert ind tachtentich des neesten Guessdages na Lamberti episcopi.
Afschrift in Inv. no. 209 fol. 161.

131. A.H.B. I.3465.
Eigendomsbewijs voor den heer van den Bergh van 3 1/2 voederdeel, 4 steden en 1 beer in Waverloomark, afkomstig van Henrick van Loil, 1484.
1 charter (reg. no. 1235).

132. A.H.B. R. 1229. 1484 april 23. Henrick van Loel, drost van het land van den Berge, oorkondt, dat heer Oesswalt, heer van den Berge en van Bylant, de goederen van heer Henrick, heer to Homoit en to Wyssch, met name den hof ten Hogener en het Groeteslach en andere eigendommen in de kerspelen Gendringen en Etten, bij gerechtelijken verkoop te zijnen verzoeke, heeft gekocht.

In den jair ons Heren dusent vierhondert vier ind tachtentich des neesten Vrydages na den heiligen Paesdach.
a. Oorspr. (Inv. no. 4020), met het geschonden zegel van Herbert van Porsenbergh; die van den oorkonder en van Hendrick Schirff zijn verloren.
b. Afshrift in Inv. no 4720 folio 15).

133. A.H.B. R.1235.
1484 Mei 26.
Henrick van Loil verkoopt aan heer Oeswaelt, heer van den Berge etc, zijn leenheer, 1 voederdeel in het Kelse slag, 1/2 voederdeel in het Cleffsche slag en 2 voederdelen in het Artsche slag, benevens 4 steden en 1 beer, alles in Waverloemarck in het kerspel Diedam.
Gegeven ind geschiet in den jare ons Herren dusent vir ind tachtentich altera die Urbani pape en martiris.
a. Oorspr. (Inv. no. 3465), met het zegel van den oorkonder
N.B. Gedrukt: Fahne, Urkundenbuch Mumm II, no. 668.
b. Afschrift (Inv. no 745) debat bijl. E2 d.

134. 1491 Oktober 05
U 133u / Gesamtarchiv von Landsberg-Velen (Dep.), Barnsfeld / Urkunden, Nr. 143
Vor Steven Praelt, Richter des Grafen van den Berghe und Herrn van den Bylant zu Diedam, geben Derick Tyde Roleffson und seine Ehefrau Katherina dem Johann van Kell ten Pass das Wiederkaufsrecht für eine Rente aus dem Kellscheslach im Ksp. Diedam, Bs. Loell, neben dem Erbe Wessels van Waeldenberch und dem Erbe "die soeven Korte roeden", schiessend auf das Erbe des Grafen von dem Berghe und auf den Wasserabfluß des Gausepoels. Z: Johan Momm van Kell und Johan Kreyenvenger. Siegelankündigung des Richters und der Zeugen. up ten neesten guesdach na sunte Remigiis dach
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Perg. Or.
3 Siegel anh. 1) ... alt. Querbalken mit 3 Rosen belegt. Durchmesser 24 mm. 2) Johann Momm, nur Rest erhalten. 3) Johan Kreyenvenger. Durchmesser 24 mm: Linksgewendete Krähe.
R: N. 244

135. 1494 Oktober 1
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0472 / Rees, Stift, Urkunden AA 0472, Nr. 837
(837) Gleicher Tausch zwischen dem Kapitel und dem Heinrich von Loel. Up sente Remigius dach.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Siegel verletzt

136. 1496 November 8
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0588 / Hueth, Urkunden AA 0588, Nr. 235
JOHANN TAVERLAECK, Richter zu MILLINGEN in der HETTER, und die Schöffen zu MILLINGEN bekunden, daß CLAISS v. ASSCHEBROGE in seinem und seiner Brüder HENRICK, DIDERICK und HERMAN Namen die Hinterlassenschaft des JOHANN v. LOEL im Kirchspiel MILLINGEN verkauft hat. D. des neesten daighs na sente Willibrordus dach des heiligen bisscops.

137. 1498
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0588 / Hueth, Urkunden AA 0588, Nr. 238
Vor JOHAN TAVERLAICK, zeit. Richter zu MILLINGEN, BIENEN und DORNICK in der HETTER, und den Schöffen daselbst verkauft JOHAN NORENTYN an ADOLPH von WYLICK, Waldgrafen zu MONREBERG, seine Ansprüche auf die Güter, welche ihm in den Kirchspielen der genannten Orte und sonst aus der Erbschaft weil. JOHANs von LOILL und der Ehefrau desselben, Jungfer MARGARETA von LEUCHTMAR (Leuchtmair) zugefallen sind. D. in den jaren onss heren duysent virhondert achtindtneyentich.

138. A.H.B. Reg. 1571.
1500 juni 3.
Oiswalt, graaf van den Berge etc., beleent Steven Reailt, richter te Dyedam, met het huis Loil in het kerspel Dyedam, waarmede hij zelf beleend is door den hertog van Cleve, en dat hij in leen had uitgegeven aan Hendrick van Loill, na wiens dood het aan hem was teruggevallen. (Concept Inv. no 3220).
N.B.
Vgl. voor den datum: Inv. no 6163, fol. 229 verso-232.

139. Gelderse historie in de Liemers.
bl. 203.Maar in 1501 blijkt, dat Henrick van loil het nagelaten heeft, zodanig met schulden bezwaard dat z'n erfgenamen weigerden het te aanvaarden. *48)
* A.H.B. I. 3163 fol. 251.
(leenregister over 1465-1572).

140. Verz. oorkonden b.h.o. het geslacht van Lennep deel I, bl.13
1506
Johan en Ryckquyn van Lenep, gebroder. Item dit nabeschreven hoirtt to desen twien vurscr. en derdendeell, Werner ind Jorys van Lenep en derdendeel, ind huysfr. Gysbertsz van Deelen en derdendeel. Item vyr steden ind eynen beer gekoft van Ulft. Item vyr steden ind twie beer die Henrick van Loill des ailden plegen to wesen, Noch vyftehalve stede ind eynen beer, die des ailden Johan van lenep plegen to wezen.
(In extract uit de rechten van Loel, Milster en Waverloholt in de gemeente Didam. Bijdrage van Mr. L. Baron Sloet in de Bijdragen voor de Vaderlandse geschiedenis en Oudheidkunde. Mr. J. Nijhoff, Nieuwe reeks Deel 5, bl. 92-127.)

141. 1511 Oktober 21
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0493 / Schledenhorst, Urkunden AA 0493, Nr. 22
Vor Johann van Reyde und Jacob die Harde, Schöffen zu Rees, gelobt Junker Christof von Wilich, Droste zu Gennep dem Konvent zu Schledenhorst hinsichtlich der Schuldurkunden des Ehepaars Johann van Loyll und Frau Margareta Schadloshaltung. In den Jaeren ons heren duisent viffhondert ind eilff, opten ilff dusent meghden dage.

142. 1539 März 24
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0472 / Rees, Stift, Urkunden AA 0472, Nr. 1013
Dietrich von Bronckhorst-Batenburg Herr zu Anholt, belehnt Arnt von Boeckholt mit Ländereien aus der Hunynxerhufe. (Kirchspiel Bienen und Bauerschaft Anrap, bei denen des Jul. v. Wyttenhorst, des Johann von Loel, des Alef von Wylake u. A, gelegen). Zeugen: Die Lehnsmannen Arnt von Seulen und Hans Schoeler. Montag nach Judica.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Siegel des Ausstellers

143.A.H.B. no. 31 bl. 33 DidamElizabeth van Loell
1542
Register op de Leenaktenboeken
De Leenen op het huis Bergh (uitgave 1929)
Dat huys ende hofstat geheiten Kleine Loell, ende den koilhoff, ende dat Loilsche slach; ende Ossenmaitken; ende den Parkensacker; ende 1 stuck schiit upt Viltken; ende Bonersacker; ende Moilmans guet; ende voirt al guet als Gaderts wif van Vinckwick ende Jan Kirchaves wif van oren vader hadden, ende van Jan van Loil to lene helden. Ende noch 2 voderdeel ende 1 stede ende 1 beer. Ende noch 1 ½ voderdeel ende 2 steden in den Loilschen holte. Ende 2 voderdeel in Mylsterholte in den Loilschen slage.
Johan van Loel Willemssoen, 1410
Geret van Loel Johanssoen
Jonfrou Hadewich van Wye. Hulder is haar oom Jorys van Lynep (sic), 1430
Jonfrou Hadewich van Wyge. Hulder is Jorys van Lenep van Tesmar, 1441
Na doode van Jorys van Lennep is hulder: Johan van Honepel die jonge, 1459 Februari 12
Henrick van Loill, na doode van Hadewig van Wye, 14(66?) December (30)?
NB. Item een, geheiten Gerit van Loel, hevet in dit leen voirsz. Geslcht een slach geheiten dat Gelressche slach
Elizabeth van Loel , vrouw van Gerit van der Cornhorst Hermansz. wordt eveneens beleend. Evert van der Hoeven, haar zoon, is hulder (1467?) (Februari 1?)
Evert van der Hoeven, na doode van zijn moeder Elizabeth van Loel vnd., en na verzuim 1474 Mei 3.
Henrick van der Hoeven staat onder bepaalde voorwaarden de helft van zijn aandeel in dit leen aan Henrick van Loell af. 1474 Mei 16
Na een geding tusschen Henric van Loel en Evert van de Hoeven wordt het leen aan den laatsten toegewezen, en aan den eersten een lijfrente uit het goed, 1476 Mei 25.
Hadewich van de Hoeven, na doode van haar vader Evert, mede ten behoeve van haar moeder en haar zuster Griete. Haar moedersbroeder Daem van Heerde is hulder. 1478 Mei 22.
Het leen wordt vergroot met ½ van Prindebudels guet, van No. 27.
Frederick Mom, na opdracht door zijn moeder Hadewich, 1542 Juli 19.
etc

144 A.H.B. no. 45 bl. 44 Didam
1559
Register op de Leenaktenboeken
De Leenen op het huis Bergh (uitgave 1929)
Een deil erffs ind guets in den kerspel van Diedam, in Tesmerbroick, geheyten die Hogenmaith, ind die Zydemaith, tussen Kloickenmaith ind Ruthgersmaith, neist der weteringh, ind 4 ½ roeden landts achter Berschemmerslach, tot 1
Johan van Scherpenzeill, richter to Doissborch, na verzuim, “as men die van Johan van Loill tho hailden ind t’ontfangen pleghe “, 1559 September 24.
Etc

145. Geslacht Van Lennep
De Liemers, gedenkboek van Dr. J.H. van Heek onder redactie van N. Tinneveld, Didam, 1953
Bl. 75
Op gelijke wijze waren de loilse goederen Manhorst – Luynhorst – Kerckhove en Bodenclau allen onder Didam lenen van het huis Loil.

146. 1565 Dezember 31
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0055 / Kleve, Lehen, Spezialia AA 0055, Nr. 12 - Urk. 2
Byland (Gelderland): Wilhelm Graf van dem Berge, Herr tho dem Bylant, Hodell und Boxmehr betr. Herrlichkeit Bylandt mit dem Gericht (Kirchspiel Millingen), 2. mit der Herrlichkeit Millingen/ Düffel, 3. mit der Poll, 4. mit dem Hause Loel im Kirchspiel Didam. Siegel.
LAUFZEIT 1565 Dezember 31

147. 1571 April 16
Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen
D 356u / Kloster St. Mauritz und Simeon, Minden / Urkunden, Nr. 336
(336) Johann zur Marsch (Mersch), Abt, Caspar Nicolai, Prior, und Anton Henning Lutphaniensis, Kellner: Rentverschreibung an Johann Gogreve, Schaumburgischen Kanzler, und Frau Mette aus dem Hof zu Welsede (Kr. Hameln-Pyrmont), den Hans v. Zertzen (v. Zersen) bebaut, aus den Höfen in Raden (Rohden, Kr. Hameln-Pyrmont), die Peter Maier, Jobst Wellinghausen, Warneke Scharpe, Johann Hagmeister, Christof Wellinghausen, Johann Trebolt, Hans Wulver, Rotger Söfler, aus den Höfen bei Weipke (Weibeck, Kr. Hameln-Pyrmont), die Hans Sander, Bernd Watermann, Heinrich Dickmann bebauen; in Haverbeck (Kr. Hameln-Pyrmont): Tilche Lole, in Fulen (Fuhlen, Kr. Hameln-Pyrmont): Hermann Lutkemann, im Roleveshagen (Rolfshagen, Kr. Schaumburg): Hermann Herding, in Widen (Großenwieden, Kr. Hameln-Pyrmont): Sepewede.
(3) O. Registrum feudorum Clivensium et Marckensium Primi Johannes. 1448-1481.
BESTELLSIGNATUR AA 0054 / Kleve, Lehen, Generalia AA 0054, Nr. 3
LAUFZEIT 1448-1481
INHALT Einträge im einzelnen: fol. 1a) Johan Mysse, wegen Altkalkar (13 morgen lands), 1449 Juni 1, und Henrick Haen(en), wegen Uedemerfeld, 1449 Juni 1; fol. 2a) Alart van Bemmel nach Verzicht der Reynken, Wolter Reiners soen dochter (Gelis van Ewick, oeren gekaeren momber), wegen Hien, 1414 August 20, und Johann van Bemmel, wegen Hien, 1448 Oktober 12, und Johann van Bemmel [auch mit 3 stuck land in den kirchspiel van Hyen, dat eyn haldende umbtrynt 8 mergen landz, dair nu tertyt eyn op woent geh. Gerit van Ouwaeter, dat ander umbtrynt 3 mergen geh. die Krommekampe, dair Johan vursreven baven ind beneden lant liggende havet, ind noch 4 mergen geh. Dormeden], wegen Hien, 1448 Oktober 12; fol. 3b) Fristverlängerungen für die Erben des verstorbenen Henrick van Warthuysen, wegen Kleve (Burglehen), (50 alte Schilde aus der Grut), 1448 Januar 4 - 1449 Mai 23; fol. 4a) Fristverlängerung für Wolter van Bueren, wegen Grieth (Mühle), 1448 November 13, und Euert van Wisschel, Bruder des verstorbenen Wilhem Euertz soen ”in den yrsten mit enen slach landz, gelegen in onsen gericht van Wisschelrewerde voir 5 holländische mergen lands, mit der eynen syden gelegen neist erffnisse wilneir Gysbert Hacken ind mit der andere syden neist der stegen an den gemeynen ryswart myt synen aenvall ind toebehoir …; voirt mit enen anderen slach lands gelegen in den selven onsen gerichte vurgenannt voir 4 holländische mergen lands, mit der eynre syden neist enen slach landz, geheißen Doidenmanswart, ind mit der andere syden neist der stege an den gemeynen ryswart mit meir synen anderen slegen in den gemeynen ryswart mit anvalle ind toevalle“, wegen Wisselward (de alingen wardt), 1448 November 12; fol. 4b) Goissen Steck, Sohn des Goissen, wegen Krudenburg (Rat), 1448 Dezember 17; fol. 5a) Johan van Alpen; ferner die Kyuytzwert halff ind die ander helfft to BL; item 50 rheinische Gulden uyt den Geenschen wert myn leven lanck, wegen Eil (Haus bei Huisberden), 1448 August 17, und Goissen Stecke, Goisswyns soin, wegen Drevenack, 1448 Dezember 18, und Goissen Steck, ritter, Goiswyns soen (verstorben 1477), wegen Erbmarschallamt, 1448 Dezember 18, und her Johan van Broickhuysen, ritter (her to Loe ind to Geisteren), wegen Wallach, 1448 Dezember 17; fol. 5a-b) Johan van Alphem, onse lieve rait ind getruwe, zum Ersatz für allen ”schaiden, perdeteringen ind verluyse“ im herzoglichen Dienst ”ind oick vur alsulke schaide, as wilnere Wessel van Leembecke, des dochter he tot enen wyve heefft, van onsen vrunden geschieten is“, syne leven langh, wegen Geynsche Werde by Eyle gelegen (Kirchspiel Huisberden), 1448 Dezember 17; fol. 5b) Johan vander Ympell, wegen Empel (Haus), 1448 September 30, und Lambert Paep, wegen Altkalkar (24 morgen lands geh. molzait, malderzait 1370), 1448 Dezember 17, und Lambert Paep tot sulcken rechten, as Jutt Kulen syn moye die selven to halden plach, wegen Hohenhorst zu Haldern, 1448 Dezember 17, und Fristverlängerung für her Franck van Bersell, greve van Oistervant ind here van Hoighstraten (Lehen nicht genannt), wegen Rade in der Hetter, 1449 Dezember 18; fol. 6a) Derick van Wylake (nach Verzicht des Ott van Hessen, wegen Erbhofmeisteramt, 1448 Dezember 31, und Derick Smullinck, wegen Wardenstein (Haus bei Grieth, Rat), 1449 Januar 10, und unbenanntes Lehen für Gerit van Till, 1448 Dezember 31; fol. 6b) Leibzucht für Derick Smullincks huysfrouwe an 100 alden schilden jairlix, wegen Wardenstein (Haus bei Grieth, Rat), 1449 Januar 10; fol. 7a) die Belehnung des Wolter van Bueren abgelehnt, wegen Grieth (Mühle), 1449 Januar 22, und Fristverlängerung für Elizabeth van Middachten ind van Raisueldt, wegen Wolfstege (Kirchspiel Ellecom), 1449 Januar 19, und unbenanntes Lehen für Wolter van Bueren, 1449 Januar 22; fol. 7b) Johan Kirskorff; Leibzucht seiner Mutter Annen (Lehen nicht genannt), wegen Biesenborg (Kirchspiel Düffelward), 1449 Mai 19, und Schweder van Rechteren, wegen Keppel (NL Gelderland), 1449 März 31, und Johan vander Hoeuelwyck, wegen Schmidthausen (Haus, Rat), 1449 Mai 13; fol. 8a) Johan van der Oisten van Zuytkamen, wegen Mulartz Guet zu Wisselward, 1448 Oktober 9, und Derick Smullinck, wegen Wardenstein (Haus bei Grieth, Rat), 1449 Januar 10; fol. 8b) Claes Vernudeken, wilnere Peters soen Vernudeken, wegen Biesenhorst (die broickslege), 1449 Januar 15; fol. 9a) Gerit Pailick (van Oye), wegen Oderslag zu Zevenaar, 1449 Februar 15; fol. 10a) Derick van Dairle; Vorbehalt der Leibzucht für Eemsche, Witwe des Goedart vanden Daerle, syns seligen oems (vgl. auch Nr. 2 fol. 31a), wegen Oestrich zu Beeck, 1449 Mai 19, und Johan Schuyss, wegen Schermbeck (Burglehen), (dat Herman vander Beke to hebn plach), 1449 Mai 14, und Derick van Dairle, wegen die Vryhoff, 1449 Mai 19; fol. 10b) Gerit Spaen (für eine Schuld von 300 rheinischen Gulden des Wilhem van Wynbergen, Schwiegersohns des Arnt van Holthuysen, dem bei der Erbteilung das Lehen zugefallen war), wegen Riswick zu Qualburg (Dienstlehen), 1449 April 15, und 72 overländische rheinische Gulden jairrenten to boeren uyt den werden tegen s. gn. stat Griethuysen, wilcke werden wilneir her Wessel Swartkop, praist to Wisschel, in pacht to hebn plach … (Zutphensches Lehen) an Ludolph van Schonenvelt geheißen van Graesdorp op eyn wiederloisse, wegen Scheinden- (Schenden-) ind Tolhuysswert bei Griethausen gelegen, 1449 April 14, und Fristverlängerung für Wilhelm van Gent, wegen Wolferen (Haus), 1449 Mai 18; fol. 13a) Johan van Lynne, nu tertyt onse rentmeister in Lymersch, wegen Hechtengut zu Babberich, 1449 Mai 22; fol. 14a) Fristverlängerungen für die Erben des verstorbenen Henrick van Warthuysen, wegen Kleve (Burglehen), (50 alte Schilde aus der Grut), 1448 Januar 4 - 1449 Mai 23; fol. 14b) Arnt Wymman, wegen ten Katen zu Grütlohn, 1449 Juni 25, und Fristverlängerung für Derick van Ryswick, Derix soen mit dem Lehen des verstorbenen Herman Nabbe, Sohn des Johan Nabbe, die navolger is, as hie seght, des leens vursreven van wegen moeder Hermans vursreven, synre huysvrouwen, wegen Wisselward (Rente von 12 alden schilden aus eynen slach lands in den gericht van Wisschelrewerde), 1449 Mai 24; fol. 15a) Johan Deynck, wegen Degynck (Deynck, Kirchspiel Borken), 1449, und Steuen Wynen tot behoiff Grieten Deboltz mit dem halben Gut, wegen Everharding (Kirchspiel Borken), 1449, und Henrick Deynck, wegen Hanebohm zu Grütlohn, 1449, und Johan Reckelinck, wegen Hirnynck zu Grütlohn, 1449, und Arnt Wymmaen, wegen Hoigynck (Hoeynck) zu Hoxfeld, 1449, und Henrick Dëynck, wegen Hoginck zu Marbeck, 1449, und Steuen Wymmaen, wegen Meining (Kirchspiel Borken), 1449, und Arnt Schoenynck, wegen Schöningskamp auf dem Braem, 1449, und Herman Eyls, wegen Vdinch zu Krückling (Kirchspiel Ramsdorf), 1449; fol. 15b) Lambert Teysinck to behoiff Alycken (Alpcken!) then Bouhuyss, Alycken dochter, beheltlick oer oers rechten an den vursreven guet ten Bouwhues, wegen Bauhaus zu Westenborken, 1449, und Lambert Ymmen, wegen Imming zu Marbeck, 1449, und Herman Lunynck, wegen Schmëing auf dem Bram zu Grütlohn, 1449, und Lambert Teysinck, wegen Theissing zu Grütlohn, 1449, und Bernt ten Willigen, wegen ten Wilgen (Willigen) auf dem Bram (Kirchspiel Raesfeld, Dienstlehen), 1449; fol. 16b) Johan (van) Nyenhus anstelle des Berndt (die) Graue, wegen Elpe (Zehnt), 1449 Juli 28, und Euert van Meuerden: dat Euert voirsreven in voertyden mit der Venneborch van wilneir min genedige here ontfangen had, wegen die Spyck (Kirchspiel Appeldorn), (1436), und Sybert van Sullenhart, synre dochter manne, wegen die Spyck (Kirchspiel Appeldorn), 1449 Juli 30; fol. 17a) Arnt Gelreman (borgher te Duisborg), wilneir Derick Gelremans soen, as wilneir Derick Gelreman syn vaider van s. gn. haldende was, wegen Duisburg (3 marck gelds ind 26 hoenre uyter den huesen staende umb der borgh bynnen der stat van Duysborgh), 1449 Juli 31, und Arnt vander Horst, wegen dat Rodenholt zu Till (Rat), 1449 Juli 30, und Johan angen Eynde, wegen Winkel (Haus, Kirchspiel Winnekendonk, Rat), 1449 Juli 30; fol. 17b) Johan Huefken van Dynslaken, wegen Duiven (2 hofstede gelegen in den kirchspiel van Duuen), 1449 August 6, und Henrick ter Beke (aufs neue), wegen die Loehorst zu Duiven, 1449 August 4; fol. 18a) joncher Wilhelm here ten Berge … ind beheltlick oick s. gn. synre vorderinge an m. joncheren vursreven, avermitz dat m. gn. h. seght, dat hy synen gn. vader van den leenen vursreven nyet truwelick gediendt en hevet, as hy van wegen der leene ind oick van anderre gelaifften wegen schuldich was to doin; ind dat hy oick doin syn lant m. gn. h. vader ind die syne hevet laten schedigen; oick dat hy gehengt hevet quait valsch gelt ten Berge to slain, dairmede m. h. munte van Burgonden contrafeyt is, dem m. gn. h. so heymelick van bloids ind oick van manschap wegen bewant is, mit wilcken gelde oick m. gn. h. ind syne ondersaiten bedragen syn, as s. gn. dat ankomen is avermits sommige, die dat gelt ten Berghe van synen muntmeister ontfangen hebn ind mit den gelde begrepen ind gevangen ind des bekant syn …; item die herlicheit ind guede van Millingen, gelegen in Duyffel …; item dat huys ind guet to Loell, gelegen in den kirchspiel van Diedem (ZUL) …, wegen Bijland, 1449 August 6, und Reynalt van Aesswyn, wegen Vrasselt in der Hetter, 1449 August 7, und Derick Ryperbant, wegen Waverloe zu Didam, 1449 August 7; fol. 19b) Henrich vanden Velde (burger bynnen onser stat Cleue), wegen in der Daelt zu Warbeyen, 1449 August 9, und Fristverlängerung für Cracht Stecke, wegen Langendreer (Zehnt), 1449 August 6; fol. 20a) Arnt vanden Vrythaue (Vrytthoff), als wilnere Arnt vanden Vrythue, syn vader … wegen die Aelstat (Kirchspiel Appeldorn), 1449 August 9, und Johan Po(i)st, wegen Tusschenguet zu Didam, 1449 August 9, und Johan vander Cappellen, wegen Wohnung (Haus, Kirchspiel Götterswickerhamm, Rat), 1449 August 3; fol. 20b) Hinrich van Diepenbroick, wegen Ermgarden Hoeve zu Walsum, 1449 August 9, und Peter Sell, wegen Frasselt (anderhalver hoeven lands), 1449 August 4; fol. 21a) Rutger vander Ympell mit der borch ind vurburchte ter Ympel etc. (wie zu 1436); item dat guet to Engellinchfelt ind rurt to leen van der graisschap van der Marcke, wegen Empel (Haus), 1449 August 6, und Henrick van Lynne, wegen Hechtengut zu Babberich, 1392; fol. 21b) Gerit Greue die alde, onse burger tot Embrick, wegen op den Neckem (Kirchspiel Zeddam), 1449 August 7; fol. 22b) Otte Hollant, wegen Pollekens Kamp (1512 Pullekens kamp) zu Wisselward, 1449 August 6; fol. 23a) Johan ten Haue, wegen Campelmans zu Groessen, 1449 August 19, und Johan van Daernick, wegen Malburgen, (5 morgen lands), 1449 August 17, und Sweder van Ringenbergh, wegen Ringenberg, (Zinse und Zoll, Burglehen, 16 Reichstaler jährlich), 1449 August 14; fol. 23b) Fredrich Heymerich, Arnt Heymerichs soen (aufs neue), wegen Ingenwinkel zu Rindern und Donsbrüggen, 1449 August 19, und Lyse Heymerick, syne moide (Mutterschwester), Lehnmann Johan vanden Sande, wegen Ingenwinkel zu Rindern und Donsbrüggen, 1449 August 19; fol. 24) Otte van Hessen, wegen Grevenwerd (Hoigewerde) zu Angeren, 1449 August 19; fol. 24a) Arndt Heymerick, (des verstorbenen) Arndts vursreven aldste soen; Leibzucht seiner Mutter Griete (ohne die Leibzucht), wegen Donsbrüggen (Kreis Kleve), 1449 August 19, und Johan ten Haeue, verstorbenen Johans soen, wegen Campelmans zu Groessen, 1460 Februar 26, und her Johan van Bylant ritter, wegen den (die) Poll (Hof bei Hulhuizen), 1449 August 19; fol. 24b) Helmich Bentinck, onse rait, wegen Huissen (Zoll, Manngelder), (16 overländische rheinische Gulden), 1449 August 21, und beansprucht durch hern Johan van Bylant ritter, wegen Roswart zu Bijland, 1449 August 19, und Johan vanden Loe; item een leen, as die hoff geheißen Broickhoff (Mannlehen), oick in den kirchspiel van Oistervelde gelegen sy, wegen Vonderen (Haus, Kirchspiel Osterfeld), 1449 August 7; fol. 25a) Wilhelm Smullingh (Bruder des Gerit), wegen ingen Busche (Gericht Kervenheim), 1449 August 7, und Gadeken van Strunkede, aldsten soen wilneir Gaidertz van Strunckede, auch für den Hof zu Castorp, wegen Strünkede (Haus, Stadt Herne), 1449 August 6; fol. 26a) Gadeken van Strunckede, aldsten soin wilneir Gaidertz van Strunckede, wegen Castrop (Burglehen von Strünkede), 1449 August 6, und Wilhem Smullingh (verstorbenen Dericks soen), wegen die Sponde zu Wisselward, 1449 August 6; fol. 26b) Henrick vanden Brynck (aufs neue), wegen Slypes Guet zu Hünxe, 1449 August 8, und Henrick Housteen aufs neue, wegen Frasselt bei Kranenburg, 1449 September 9; fol. 27a) Euert van Oeffte, wegen Wittringen zu Gladbeck, 1449 August 11; fol. 27b) Gerloch Synpert, wegen ten Passche zu Wehl, 1449 August 23, und Johan Budel, Arntz soen, wegen Schnorrenberg (heute Haus Haag, Kirchspiel Vynen), 1449 August 23; fol. 28a) dazu onse tyende van 2 stucken nyelands, der nu een is Blankensteyns, dess baden onser stat van Wesel, ind dat ander Maes Kremers kyndere, myt enen streepken lands dair towarss opschietende, dair meister Johan vorsr. to neester siden die tyende allrede heeft, haldende tosamen umbtrint 2 maldersaet lands, wegen dat Eickelosche Land (Kirchspiel Wesel, Zehnt, desgl., vom Hofe to Wylaken), 1449 August 27, und Johan op den Dyck syn leven lanck, wegen Geldermans genannt Monoye zu Duissern, 1449 August 27, und Fristverlängerung für Wilhelm Podinx kinderen, wegen Kreyvelers Guet zu Götterswickerhamm, 1449 August 26, und Fristverlängerung für Wilhem van Vlfft, wegen Lackhausen zu Millingen (Rat), 1449 August 26, und Fristverlängerung für Wilhem Podinx (Podicx) kinderen, wegen to Naep (Podixbusch) (Kirchspiel Wesel), 1449 August 26; fol. 28b) Derick Offermann, wegen Hofstadt (Hovestadt) zu Bislich, 1432 Juni 14, und Derick Offermann; Leibzucht für seine Frau Luytgart, wegen Hofstadt (Hovestadt) zu Bislich, 1449 August 28, und Henrick Amelongh, Johans soen; Rutger Amelong, syn soin; Leibzucht für Mechtelde van den Kolck, Rutgers vorg. echte wyff, wegen Lippe (Fähre), 1449 August 28; fol. 29b) Henrick ingen Doernen (van Doirne), Hillen soen (Willemssoen), wegen op die Knyp (Gericht Xanten), 1449 August 28, und Johan Botterman, wegen Feldwick zu Bisslich, 1449 August 28; fol. 30a) Johan van Heetuelt (verstorben 1453), wegen Gruythuys zu Wardt bei Xanten, 1449 August 28, und Peter van Louwen, aldste soen des verstorbenen Derick van Louwen; Leibzucht für seine Mutter Mechtelt van Louwen, wegen Marwick (1449 Merwick) zu Bislich, 1449 August 28, und Rutger Fomff(en) (Fumffen), wegen Neerschen Hof zu Bühl, 1449 August 28, und Gerit van Bislick, wegen Flüren, 1449; fol. 31a) Johan van Holthuysen…; ferner eyn hoeve lands, geh. die Sait, gelegen by den Houwe (Mannlehen); item dat guet, geh. die Sterrick, dat to hoeren plach to den guede to Rodeholt (Dienst(mann)lehen), wegen Holthausen zu Hau, 1449 September 2, und Arnt Plenck, wegen ten Poll, 1449 September 1, und Johan Balderich van Berck, wegen dat Sonder zu Baerlerhese und Kate zu Bornheim, 1449 August 29; fol. 31b) Steuen by den Dyck (aufs neue), wegen Groessen (NL Gelderland), 1449, und Wessel van Holthuysen (aufs neue), wegen Altkalkar und Till, 1449 September 2, und Fristverlängerung für Derick vanden Hoeuen, wegen dat Averhus im Kirchspiel Beeck (= Haus Oberhausen), 1449 September 2, und Henrick van Zandwick in behoiff der jonfferen vanden Hamme, wegen Buscherhaus(en) (Gericht Gennep), 1449 September 2, und Johan van Greuynchauen, geheißen Hard Johan (aufs neue), wegen Schoenbergsche Hoeve zu Bruchhausen (Kirchspiel Hünxe), 1449 August 30; fol. 32a) Johan van Loel, wegen Byvancksslach zu Didam, 1449 August 30, und Arndt Histvelde, wegen Pliester (Zehnt, Kirchspiel Wesel), 1449 August 30, und Derick van Westrem, syn maig, wegen Wittringen (dat huis the Wytterinch (Wyteningh)), 1449 Juli 17; fol. 33a) Gerloch Bitter (aufs neue), wegen Angenendt zu Elpe (Kirchspiel Walsum), 1449 September 2, und Johan Cloecke (Kloicker), wegen Klockenward zu Westervoort, 1449 September 2; fol. 33b) Fristverlängerung für Johan van Raisfeld, den alden, wegen Raesfeld (Vogtei), 1449 September 4, und Otte van Hetterscheyt, wegen Veen, 1449 September 4; fol. 34a) Johan vander Kemnaden, wegen Aspel (Amt und Haus), 1449 September 3, und Johan vander Kemenaden; ferner mit einer Rente von 10 ov. gl. zum Ersatz für 150 gl. Pferdeschaden ”in deser Coilscher veden“ bzw. anstelle der 4 schill. und 10 gl. mit onsen camp landtz achter Aspell gelegen, geh. die Nederspick, den Henrick ingen Vehoff ind Derick Ruwenhoff nu tertyt vur 16 r. gl. jairlix van ons in pacht hebn (Die Rente von 10 gl. nicht erwähnt), wegen Aspel (Amt und Haus), 1449 September 3, und Beernt (van Auerynck), wegen Grips zu Wehl, 1449 September 3; fol. 34b) Gerit van Ossenbroick (erwähnt die Belehnung 1440 April 30 durch Johan van Loen, her zo Heinsborch ende zo Lewenberg, nach dem Verzicht des Johan van Ossenbroick, Vaters des Gerit), wegen Ludichaeven bei Kalkar, 1449 September 9, und Gerit van Ossenbroick, wegen Ossenbroick (Kirchspiel Till, Rat), 1449 August 16, und Leibzucht für Griet, verheiratet mit Euert Millingh, wegen Werchem (Hof zu Persingen), 1449 September 1; fol. 35b) Johan van Dunen, wegen ter Sittart (Grevenhof zu Schermbeck), 1449 August 17; fol. 36a) Arnt Hystuelt, aufs neue, wegen ten Born (Bornemanns) bei Holten, 1449 September 6, und Henrick van der Houelwick, wegen dat Alde Hauerloe zu Duiven, 1449 September 7, und Wilhelm den Beer, burger to Kalker, wegen Kalkar (Häuser in der Hanselaerschen Straße), 1449 September 7, und Gherit Spaen, wegen Kreuzfort im Lande Kranenburg (Rat), 1449 September 7; fol. 36b) Johan van Bienen, wegen Bienen (Kirchspiel Walsum), 1449 September 7, und Hinrich van Etwick, Hinricx soene, wegen Dinslaken (Stadt), 1458 November 20, und Fristverlängerung für die van Arnhem, as her Wynalt ritter ind Wilhelm van Dairnick, wegen Malburgen (Fähre), 1449 September 9, und Fristverlängerung für Wolter Smullinck, wegen Wisselward (in den yrsten een twelfte deel van enen slaege, die geslaegen is voir 16 holländische margen), 1449 September 9; fol. 37a) Fristverlängerung für Rembolt (Remmet) Ingen Have, wegen Diemers (Gemeinde Kapellen bei Moers), 1449 September 10, und Fristverlängerung für Wilhelm van Eyll, Wolter van Eyll, Rembolt (Remmet) ingen Haue ind Elbertz soin van Eyll (Lehen nicht genannt), wegen Lauersfort (Haus), 1449 September 10, und Ryquin Kluke (Kloick), wegen dat (in den) Lo zu Duiven, 1449 September 9; fol. 37b) (Elyzabeth), Otten wyff van Bylant (Tochter des Johan Roiden); Lehnmann Otte van Bylant ihr Ehemann. (Nach dem Tode des Johan Roiden war das Lehen eine Zeit von Jahren als verfallen eingezogen; Verzicht der Eheleute auf die während dieser Jahre angefallenen Einkünfte); Lehnmann ihr Sohn Johan van Bilant - 1452, wegen Aspel (Amt und Haus), 1449 September 9, und Gerit Huginck, soen wilnere Herman Hugincks, wegen op der Gemeinde (Hof zu Esserden), 1449 September 9, und Rutger Schetter Roogier Schetter, wegen Hochlar (Zehnt, Kirchspiel Recklinghausen), 1449 September 10; fol. 38a) Gerit Palick van Camphuisen, wegen Crachtsward bei Elten, 1449 September 11, und Arnt vander Hoeuen, wegen Westervoort, 1449 September 11; fol. 38b) Goissen Smullingh, Dericks Sohn; auch mit dem Burglehen zu Zuvenaar, wegen Kleve ((Tillsches) Haus (in der Klosterstraße), Burglehen), 1449 September 11, und Goissen Smullingh, wegen Zevenaer (Burglehen), (8 marck gelds), 1449 September 11; fol. 39a) Verkauf einer Rente von 4 alden Schilden (einzulösen binnen 5 Jahren) durch Gerit van Till, seine Mutter Jutt van Hessen ind van Till und seine Schwester Jut van Drueten ind van Till an Jacob, Philips soen, wegen Dernhorst (Kirchspiel Till), 1449 Juli 7; fol. 39b) Matheus van Schoneuelt geh. van Graesdorp; beheltlick Ludolph van Schonenuelt, syns brueders, dairan synre tochter, wegen Moyland (Haus, Rat), 1449 November 18; fol. 40a) Johan van Wisschel, geheißen Monnick, wegen Wisselward (dat alde Radelant), 1449 November 13; fol. 40b) Johan van Groisbeke, den jongen (aufs neue), wegen Kalbeck (Haus, Rat, Gemeinde Weeze), 1449 November 18, und Fristverlängerung für Wilhelm van Berchem, wegen Maasakker, 1449 September 18, und Johan van Scheuick; Leibzucht an 21 alden schilden sjairs für Gertrude vander Hoeuen, syne huysfrouwe, wegen Schevick bei Weeze, 1449 November 18, und Euert van Meuerden (aufs neue), wegen Venne (Haus, Kirchspiel Appeldorn, Rat), 1449 November 18; fol. 41a) Baers van Aller, aldsten soen wilneir Otten van Aller, wegen Elden, 1449 November 20, und Fristverlängerung für Henrick vanden Steenhuys, wegen die Grave (Kirchspiel Rees), 1449 November 23; fol. 41b) Bruen van Rysswick, wegen Duiven (11 ½ morgen lands), 1449 November 20, und Elbert vanden Hoene, Elbertzsoen, myt der Hälfte, wegen die Grave (Kirchspiel Rees), 1449 November 20; fol. 42a) Johan Amelonx Euertssoen, wegen Baerl (Conraeds Duker van Beenshem), 1449 November 20, und Herman Leyken, priester (aufs neue), wegen ter Smitten zu Appeldorn, (1. Hälfte), 1449 November 24; fol. 42b) Euert, dochter des verstorbenen Johan die Vriese verheiratet mit Ryckart Wynterpoel, wegen Malburgen, 1449 November 28, und Sanders van Koedinchauen, wegen Vornick, Rottum und Hoest (Kirchspiel Weeze, Zehnten), - , und Loeff van Berenbroick (aufs neue), wegen Vornick, Rottum und Hoest (Kirchspiel Weeze, Zehnten), 1449 Dezember 9; fol. 43a) Bernt van Huchtebroick (aufs neue), wegen Averfeld zu Hünxe, 1449 Dezember 9, und Bernt Huchtebroick, Sohn des Arnt (z. T. aufs neue), wegen Benninghoven (Kirchspiel Hünxe), 1449 Dezember 9; fol. 43b) Henrick van Wytenhorst (aufs neue), wegen ther Voirt zu Helderloh, 1449 Dezember 12; fol. 44a) Wilhelm Podinck; Leibzucht seiner Mutter Konegonde van Lymborch, wegen Kreyvelers Guet zu Götterswickerhamm, 1449 Dezember 12; fol. 44b) Fristverlängerung für Johan van Hulse (Lehen nicht genannt), wegen Baerl (Patronat), 1449 Dezember 12, und Johan van Bylant, Otten soin, wegen dye Oplage zu Keeken, 1449 Dezember 13, und Euert Paepe (nach dem Tode seines Vaters), wegen to Wickeren zu Uedem, 1450 Januar 1, und Fristverlängerung (für die jonffer van Raisfelt, huysfrouwe des jongen Johan van Raisfelt), wegen Wolfstege (Kirchspiel Ellecom), 1449 Dezember 3; fol. 45a) Johan van Bylant (aufs neue) van der pandtschap wegen van der Duyffel, wegen Halt (Haus, R, Gemeinde Keeken), 1449 Dezember 13, und Fristverlängerung für Daem van Keken, wegen Schald und Larpass zu Zyfflich, 1449 Dezember 13, und Gerart, here to Culenborch, ten Werde ind tot Ewick, Sohn des Johan, wegen Scheinden- (Schenden-) ind Tolhuysswert bei Griethausen gelegen, 1449 Dezember 12, und Gerart, here tot Culenborch, ten Werde ind tot Ewick, Sohn des Johan, wegen Wertherbruch, 1449 Dezember 12; fol. 46a) Johan vander Eecke (Wycke) (Dericks soen), wegen ingen Runse (Runsche) (Kirchspiel Götterswickerhamm), 1449 Dezember 11, und Ermgarde (Tochter des Wemmar van Gent), wegen die Veltslach (1460 Weltslach) zu Duiven, 1449 Dezember 15; fol. 46b) Ailbert van Bellinchauen, wegen Averkamp zu Ulft, 1449 November 24; fol. 47a) Gerit van Merwick tot behoiff Johanna, syner huysfrouwen vursreven mit den drei Lehen, wegen Holthausen zu Verkält (Rat), 1449 November 24, und Fristverlängerung für Gaidert Collart, wegen Zyfflich, 1449 Dezember 11; fol. 47b) Euert Milling; unter Vorbehalt der Leibzucht seiner Frau Griete, wegen Werchem (Hof zu Persingen), 1449 November 25; fol. 48) Hinrick van Lynne, min here dienstman, wegen Hechtengut zu Babberich, 1395 November 12; fol. 48b) Johan vanden Hoeuel, wegen Balken (Haus, Gemeinde Marienbaum), 1449 Dezember 9, und Fristverlängerung für Johan van Wickerade, wegen Mörmter (Haus bei Xanten, Rat), 1449 Dezember 9, und unbenanntes Lehen für Henrick van Berenbroick, 1449 Dezember 9; fol. 49a) Fristverlängerung für Johan van Groisbeck, borchgreve toe Nyemegen, wegen Beek bei Nimwegen, 1449 Dezember 17, und Gysbert van Randwick (aufs neue), wegen Doornik (Gemeinde Bemmel), 1449 Dezember 17, und Gyssbert van Randwick, ”die Gyssbert vursreven seyde tot der herlicheit (van Doornick) van alds gehoirende ind dair van vervreemdt weren gewest, die hy dair wieder an geworven hed van Johan van Rosshem, Goissens soin“, wegen Doornik (53 mergen lants), 1449 Dezember 17, und Berndt Hystuelt, Arnds soen, wegen Stratenackershoeve zu Götterswickerhamm, 1449 Dezember 17, und Fristverlängerung für Gerit van Galen geheißen Halswick (Lehen nicht genannt), wegen die Voskuile zu Schermbeck, 1449 Dezember 17; fol. 49b) Heylwich van Ossenbroick, die wilneir echte wyff was Sweders van Boicholt; Johann Krebber oir momber, wegen Teybarts (3 Hufen Land im Kirchspiel Till), (Lehen nach zutphenschem Recht), -1449, und Johann Teybert, oer neve, wegen Teybarts (3 Hufen Land im Kirchspiel Till), (Lehen nach zutphenschem Recht), 1449 Dezember 20; fol. 50a) Wenmar van Heiden de jonge, syn leven lang, wegen Haffelich zu Brünen, 1449 Dezember 21; fol. 50b) Arnt vanden Colck (aufs neue), wegen Wissen (Zehnt), 1449 Dezember 19; fol. 51a) Fristverlängerung für Henrick Rynschen auf Bitten seines Bruders Johan Rynschen (Lehen nicht genannt), wegen Schermbeck, Hof (=Krampenhove?), 1449 Dezember 10; fol. 51b) Gysbert vander Heyden alias Rynsche, as syn vader die van min genedige heren ontfangen hadde (und mit der walckmoelen toe Hystuelt), wegen Ellerden (Kirchspiel Bislich), 1449 Dezember 10, und Johan van Herteuelt (aufs neue), wegen Hertefeld (Haus zu Weeze, Rat), 1449 Dezember 10, und Johan van Herteuelt, Johans soen, wegen Ottersgrave zu Weeze, 1449 Dezember 10; fol. 52a) Gerit van Hoentzeler, wegen Elswick (Elswich, Kirchspiel Weeze), 1449 Dezember 10, und Loeff vander Keldonck, wegen Gestel(en) (Kirchspiel Weeze), 1449 Dezember 10, und Fristverlängerung für Derick Snackert (Lehen nicht genannt), wegen Ryndorp zu Spellen, 1449 Dezember 10, und Fristverlängerung für Gerit van Oplo, wegen ter Smitten zu Appeldorn, (2. Hälfte), 1449 Dezember 10; fol. 52b) Fristverlängerung für Rembolt (Remmet) Ingen Have, wegen Diemers (Gemeinde Kapellen bei Moers), 1449 September 10, und Fristverlängerung für Wilhelm van Eyll, Wolter van Eyll, Rembolt (Remmet) ingen Haue ind Elbertz soin van Eyll (Lehen nicht genannt), wegen Lauersfort (Haus), 1449 September 10, und Wenmar vander Heiden, wegen Rahm (Kirchspiel Walsum), 1449 Dezember 21, und Fristverlängerung für Johan van Hunxe, wegen Schutwick zu Bislich, 1449 Dezember 11, und Bernt (van) Wormgoterswick, wegen Spellekens zu Holthausen (Kirchspiel Götterswickerhamm), 1449 Dezember 17, und Fristverlängerung für Bernt van Strunckede, wegen Strünkede (Haus, Stadt Herne), 1449 September 1; fol. 53a) Otte van den Kolck, neve des verstorbenen Wolter, wegen Ylt bei Kalbeck, 1449 Dezember 20, und Loeff van Berenbroick (aufs neue), wegen Vornick, Rottum und Hoest (Kirchspiel Weeze, Zehnten), 1449 Dezember 9; fol. 53b) Johan Herinck (aufs neue), wegen Etwick zu Götterswickerhamm, 1449 Dezember 10, und Leibzucht für Nese, Witwe des Mais Hystuelt, wegen Bienen (Kirchspiel Walsum), 1449 Dezember 17, und Maes Hystuelt; Leibzucht für seine Frau Nese, wegen Hüchelhoven (Nykerk, Kirchspiel Walsum, Rat), 1449 Dezember 17, und Wilhelm van Gent, wegen Wolferen (Haus), 1449 Dezember 13; fol. 54b) Gerit van Bennynchauen, wegen Averberge (Kirchspiel Bislich), 1449 Dezember 22, und Gerit Greue, die alde (aufs neue), wegen Budelsgut bei Zeddam, 1449 August 7; fol. 55a) dem Johan van Kelle im Tausch gegen eine andere halbe Hufe in den Kirchspielen Oy oder Persingen freigegeben, wegen Wichmond, 1449 Dezember 20; fol. 56a) Wilhelm van Vlfft (aufs neue), wegen Lackhausen zu Millingen (Rat), 1449 Dezember 27; fol. 56b) Wolter vanden Gruythuise, Sohn des verstorbenen Wilhem, und nach dessen Verzicht Thys van Eyl, neve des W. v. d. Gr., onsen erfcamerlinck ind lieven rait, wegen Xanten (Grut), 1449 Dezember 30; fol. 57b) unter Vorbehalt der Leibzucht des Wolter vanden Gruythuise und nach dessen Tode seiner Frau Ailheit an 100 overländischen rheinischen Gulden Rente, wegen Xanten (Grut), 1449 Dezember 30; fol. 60a) Arnt Paephoff, wegen Stirkens Camp zu Wisselward, 1449 Juni 27; fol. 58b) Tielken van Cronenberg, onse borger van Wesell (als Käufer), wegen Wisselward (dat alde Radelant), 1457 April 23; fol. 61a) Derick van Bellinchauen, wegen Bislich, 1449 Dezember 13, und Erlaß von 6 Malter Roggen an der Rente von 25 Malter, wogegen Gerit Spaen auf die Rente von 6 Malter Roggen aus dem Hofe zu Nütterden, geh. Lubenhoff, verzichtet, die Johan van Cleue ”onse bastartzbroeder“ geh. Blanckensteyn für 100 Gulden verschrieben hatte, wegen Kreuzfort im Lande Kranenburg (Rat), 1449 Februar 9, und Reyner van Westerholt, syn aldster soin, wegen Quesenburg (St. Gladbeck), 1449 Dezember 29, und Ott van Hetterscheit, Dericks soin, wegen Xanten (5 Mark jährlich uyt der stat van Xanten), 1449 Dezember 24; fol. 61b) Wilhelm van der Rosenouwe (aufs neue), wegen Grondstein (Haus bei Elten, R), 1449 Juni 12, und Otte van Hessen, wegen Grevenwerd (Hoigewerde) zu Angeren, 1449 August 19; fol. 62a) Verschreibung einer Rente von 175 overländischen rheinischen Gulden durch Gerart, heren to Culenberg, ten Weerde ind tot Ewick an seinen Schwager Elbert van Alpen, here tot Honepell als Mitgift seiner Schwester Mechtelde, wegen Scheinden- (Schenden-) ind Tolhuysswert bei Griethausen gelegen, 1449 Dezember 12, und Derick van Ryswick, Derix soen, verheiratet mit Swenelt Witwe des Johan Nabbe (der Sohn Johan Nabbe verstorben, die Tochter Geertruyt verheiratet mit Wilhelm die Witte; die Rente war der Mutter zugesprochen worden), wegen Wisselward (Rente von 12 alden schilden aus eynen slach lands in den gericht van Wisschelrewerde), 1450 März 18; fol. 64b) Johan van Groesbeke, here to Hoemen (aufs neue), wegen Herkenum bei Weeze (Zehnt), 1451 Mai 27; fol. 65a) Mensse van Heyden, wegen Grubbert (Haus, Kirchspiel Kirchhellen), 1450 Mai 18, und Fristverlängerung für Bernt van Strunckede, wegen Strünkede (Haus, Stadt Herne), 1450 Januar 21; fol. 66a) Fristverlängerung für Mens van Heiden, wegen Grubbert (Haus, Kirchspiel Kirchhellen), 1450 Januar 19, und Arndt van Bairle, Bruder des verstorbenen Johan, wegen Baerl (Gemeinde Rheinkamp, Kreis Moers), 1450 März 18; fol. 66b) Fristverlängerung für Sander vanden Eyger (Lehen nicht genannt), wegen Wisselward (26 ½ holländische Morgen landz holländische maten), 1450 März 21, und Wolter Smullingh (aufs neue) sulck guet, as hie liggende hevet in den gericht van Wisschelrewarde …, so syn vader dairmede beleent was …; oick sede hie van min genedige here ontfangen solde eyn deyll anvals van den gemeynen warde baven Griet gelegen, dairaff W. geyn bewysinge by sich an hadde …, wegen Wisselward (in den yrsten een twelfte deel van enen slaege, die geslaegen is voir 16 holländische margen), 1450 März 21 ; fol. 68a) Bernt van Strunckede, Bruder des verstorbenen Gadert; desgleichen mit der halver tiende to Hoiglar by Rekelinchuysen, wegen Strünkede (Haus, Stadt Herne), 1450 April 7; fol. 69a) Sybert van Zullenhart van wegen Elizabeth, aldster dochter Ludolphs van Schonenuelt geh. van Graisdorp, wegen Moyland (Haus, Rat), 1450 März 22, und Aleff van Wynckelhuyssen, wegen Randenberg (= upgen Venne), 1450 März 31; fol. 69b) Johan Berrick (Birrick) (onsse burger to Orssoy) aufs neue, wegen Binsheim (Kirchspiel Baerl), 1450 März 27, und Johan van Hillen, wegen Strünkede, (Burglehen), 1450 April 7; fol. 71a) Fristverlängerungen für Bernt van Velen: ”dat my Gerd Greue aldus langhe untweldiget ind genamen hevet“, wegen Budelsgut bei Zeddam, 1450/51; fol. 71b) Arndt van Bairle, Bruder des verstorbenen Johan, wegen Baerl (Gemeinde Rheinkamp, Kreis Moers), 1450 März 18, und Johan Joepener (aufs neue), wegen Bod(d)enrath (Kirchspiel Drevenack), 1450 Mai 10, und Fristverlängerung für Gerit und Rutger van Halswick gebruedere, wegen die Voskuile zu Schermbeck, 1450 Mai 6; fol. 72b) Fristverlängerung für Hazeken Collartz wedewen, huysvrou wilnere Gaidert Collartz, wegen Beek bei Nimwgen (Land im Kirchspiel), 1451 April 27; fol. 73a) Lizabeth van Middachten, Tochter des ritters Henrick van Middachten, huysfrou (wilnere 1457) Johans van Raisuelt vander Schulenborg; Lehnmann Ryquin van Camphusen, wegen Wolfstege (Kirchspiel Ellecom), 1451 April 27; fol. 73b) Derick vanden Boitzeler myt sulken leenen, dair Sweder ind Johan vanden Boitzeler, syne brueder, in bestorven syn, der Verzicht des Rutger vanden Boitzeler, heren tot Asperen ind tot Langrack, Bruders des Derick (Lehen nicht genannt), wegen Botzelaer (Haus, Kirchspiel Appeldorn), 1451 April 28, und Wynant Ridder, wegen Loepen (Haus), 1451 April 28; fol. 74a) Johan van Huessen tot behuef Geertruden van Warthuysen, synre echten huysfrouwen, wegen das Honds Guet (Kirchspiel Duiven), 1451 April 30; fol. 74b) Fristverlängerung für Mais Hystuelt, wegen Averbroch zu Walsum (= Overbruch), 1451 April 30, und Fristverlängerung für Johan vander Eyke van Rynem (Lehen nicht genannt), wegen Schutwick zu Bislich, 1451 Mai 3; fol. 74b-75b) Wilhem van Goer, Leibzucht für seine Frau Bele van Obbendorpe, wegen die Pleide oder Hermansward gegenüber Huissen, 1451 Mai 19; fol. 75b) Fristverlängerung für Wilhem van Wynbergen, dairan hie van averdraghs wegen komen sulle van maighscheidinge als van wegen seligen Arnds van Holthuisen, des dochter Wlhelm vursreven to wyve hevet ind so dan des vursrevenen Arntz soin noch nyet mundlich en sy, die umb scheidinge ind averdrach vurger. op dat leen vurger. vertyhen solde, wegen Riswick zu Qualburg (Dienstlehen), 1451; fol. 76a) Maes Hystuelt, wegen Averbroch zu Walsum (= Overbruch), 1451 Mai 21, und Johan Scholten van Loenen, Gerit Mullekens swaiger, wegen ther Schuyren zu Stockum (Kirchspiel Götterswickerhamm), 1451 Mai 24; fol. 77a) Herman van Loeth, wegen Aspel (Amt und Haus), 1436 Mai 15; fol. 77b) Leibzucht für Elizabeth, Dericks dochter van Bellinchauen, wegen Aspel (Amt und Haus), 1451 Juni 6; fol. 78a) Bernt Duyker (vrygreve), wegen Wernsink auf dem Bram (Kirchspiel Borken), 1451 Juni 8; fol. 78b) vrouwe Meyne van Berentrade verpflichtet sich, dem Jan van Baetenberg binnen einem halben Jahr na dien, dat vrouwe Mechtelt van Gelre grevynne van Cleue ende van Bloys gesoent ende verliket is mitter stat van Arnhem, mit hern Henrick van Hoemot, Willam van Steenbergen, die Belehnung mit Resnerbroeke, das sie an ihn verkauft hat, zu erwirken, und setzt als Bürgen Euert van Steenren, Herman van Steenren, gebruedere, Herman van Berentrade, Otten van Bymmen, Steuen Ploegh, Herman van Weilhuysen ind Philips van Berentrade Dorren soen, wegen Resnerbroeke zu Heteren, 1376 Januar 9; fol. 79a) Henrick van Bylant ind mede tot behoeff Otten vanden Bylant, syns broeders, Söhne der Elizabeth, wegen Aspel (Amt und Haus), 1452 Oktober 2; fol. 79b) Johan van Steenbergen van Nyenbeke, wegen Resnerbroeke zu Heteren, 1451 Mai 3; fol. 80a) Goissen Stecke erffmarschalk quittiert dem toilner besienre ind schryver tot Orssoye über 400 ov. r. gl., die ihm vom Herzog verschrieben sind, dat ich dat guet to Drawinkel, dat m. h. leen is, dairmede vryen solde, gelyck mich dat s. gn. vader gelaefft had., wegen Drawinkel (Haus, Kirchspiel Wesel), 1451 Mai 23, und Henrick inger Wyck, de jonge, wegen Schnorrenberg (heute Haus Haag, Kirchspiel Vynen), 1450 Oktober 29; fol. 80b) Johan van Huessen ind Geertruyt van Warthuysen, syne echte huysfrou, Schwester des Henrick van Warthuysen, vorbehaltlich der Rente des Gerit van Till, wegen Kleve (Burglehen), (50 alte Schilde aus der Grut), 1451 April 30; fol. 81a) Gerit van Galen (aufs neue), wegen (Schulte) Uhlenbroick zu Castrop; fol. 81bff.) Fristverlängerungen für Bernt van Velen: ”dat my Gerd Greue aldus langhe untweldiget ind genamen hevet“, wegen Budelsgut bei Zeddam, 1450/51; fol. 83b) her Engelbrecht Nyt van Birgel, erffmarschalck des lands van Gulick, soen wilnere Frambachs van Byrgell; erwähnt: Hilfsvertrag Graf Adolfs mit Cracht van Saffenberg, her nto Tornenborg ind to Landskroyne, Johan van Schonecke, her nto Ailbrugge, ind wilnere Frambach van Byrgell, erffmarschalck des lands van Gulick, gegen verstorbenen Roprecht greven van Virnenburg ind Engelbrecht greven to Nassou, hern ter Leck ind to Bredae, wegen Orsoy (Zoll, Manngelder), (60 oberländische rheinische Gulden), 1451 September 3; fol. 85a) Hinrik van Lynne (vorher dyenstman des gestichts van Vtrich); freigegeben durch Urkunde des Bischofs Frederich van Utrecht, wegen Hechtengut zu Babberich, 1394 Juni 6, und Johan van Linne (als Nachfolger seines Vaters), wegen Hechtengut zu Babberich, 1424 Mai 25, und Leibzucht für Swenelt, Tochter des Johan van Lynne, wegen Hechtengut zu Babberich, 1439 August 22; fol. 86b) Bernt van Strunckede, wegen Hochlar (Zehnt, Kirchspiel Recklinghausen), 1450 April 7; fol. 87a) Rutger vanden Boitzeler, her to Asperen, oir broider … off diess leenguede licht wat gelegen were an sulcken eynden, daer twyvel op wesen mucht, weer dat in onss genannt h. off in Elbertz van Alpem herlicheit gelegen, dat asdan Rutger vursreven des nyet verkopen, vervremden noch versetten en sall buyten weten ind consent s. gn., wegen Bergel zwischen Niedermörmter und Appeldorn, 1451, und Thomas Collart, Gaiderts broider (verstorben 1491), wegen Zyfflich, 1451 Oktober 3; fol. 88a) Werner van Lynepe als Ersatz für 300 Gulden Kriegsschäden, wegen Liemers (Amt, Mahnnlehen, 14 Gulden jairlix uyt syner gn. renten), 1451 Oktober 15; fol. 89a) Herman Roifftasch, Gerits broider, wegen Ringenberg (Burglehen), 1451 Oktober 15, und Johan Schuyss, wegen Schermbeck (Burglehen), (dat Herman vander Beke to hebn plach), 1450 März 15; fol. 89b) Goissen Steck, onse erffmarschalk verheiratet mit Henrich van Werdenberg ind van Broickhuysen, wegen Wallach, 1451 Oktober 16; fol. 90a) Unbenanntes Lehen für Herman van Wye, 1451 Oktober 24; fol. 90b) für hern Otten van Wylaick, ritter, onsen marschalck, to vollenst synre stait, so hy mit ons aver meer ten heiligen lande geweist ind ritter geworden is…, wegen Hetter und Aspel (Amt), 1451 Oktober 31; fol. 91a) Johan, here to Wickrade; ”uytgescheiden dat leen des slaitz to Monementen …; t. were dat wy die leenschewere voirt van den eirwerdigen onsen lieven neven den bysschop van Vtrecht wervende wurden …, dat Johan vursreven dat dan bynnen 2 maenden, dair nae wy off onse erven oen dat to weten deden, van ons … ontfangen solde, beheltlick ons voirt der apenyngen des slaitz Monementen … Wenn Johan seine Forderungen van wegen des amptz ind renten van Xancten, die der Herzog bestreitet, geltend macht, behält sich der Herzog seine Rechte aus der Lehnsversäumnis Johans vor, (siehe auch fol. 86b und 132a), wegen Mörmter (Haus bei Xanten, Rat), 1451 November 9; fol. 92a) Rembolt ingen Haue, wegen Diemers (Gemeinde Kapellen bei Moers), 1451 Juni 8, und Wolter van Eyl; beheltlick Aleiden van Eyll, cloister jonffer to Bedebur, suster Wolters vursreven, uyt den haven to Sleeswick oir leven lanck to gebruyken 8 Malter weytz Berckscher maten, wegen Schleesswich zu Borth, 1451 Oktober 11; fol. 93a) Elbert van Alpen, belehnt durch herzog Adolf von Kleve, ”doe oen die Duyffel verpandt was“; Elbert hatte 1441 die durch Reiner van Oy, Sohn des Herberen, aufgetragene Mühle vom Herzog von Geldern zu Lehen genommen, wegen die Homoitsche Mühle in der Düffel bei Griethausen, 1452 März 17, und Elbert van Alpen, wegen Mehr in der Düffel, (Hof und Zehnt), 1452 März 17; fol. 93b) Elbert van Alpen, wegen Werrich (Amt Büderich, Fischerei), 1452 März 17; fol. 94a) Johan vanden Hoeuel, wegen Balken (Haus, Gemeinde Marienbaum), 1449 Dezember 9, und Johan greve tor Hoya tho follest synre dranckwyne, wegen Orsoy (Zoll, Manngelder), (50 oberländische rheinische Gulden), 1451 November 18; fol. 94b) Derick vanden Bergh, wegen tem Berge (Kirchspiel Hünxe), (1310-1347), und Goissen Stecke, wegen tem Berge (Kirchspiel Hünxe), 1395, und Goissen Stecke (belehnt durch Joncker Derick vander Marck, wegen Lippe (Fischerei), 1395 September 29; fol. 95a) Goissen Stecke, belehnt durch joncker Derick vander Marck, wegen Hünxe (Kirche und Altar), 1395, und Goissen Stecke aufs neue; vorher belehnt durch Junker Derick van der Mark nach Verzicht des Page van Mengde ind Lysbet van Hoenxler, syn dochter, wegen Dinslaken (Burglehen), 1404 Januar 29, und Goissen Stecke, belehnt bereits vorher durch joncker Derick vander Mark, wegen Dinslaken (Burglehen), 1404 Januar 29, und Goissen Stecken (nu Goissen Steckens vader), belehnt durch joncker Derick van der Marck; auch mit dem Hof zu Wedeling und 3 Marks gelds, die Reyner van Vlenbroick marssal uytten hoff to Dursten to hebn plach, wegen Recht (Kirchspiel Kirchhellen), 1399 Februar 1, und Elbert van Alpem, wegen Selm (Zelm) (Haus; Kirchspiel Mehr, Rat), 1453 Mai 5, und Goissen Stecke, wegen Vorst (Kirchspiel Hünxe), 1404, und Goissen Stecke; belehnt bereits 1399 durch joncker Derick vander Marck, wegen Wedeling (Kirchspiel Gladbeck), 1404 Januar 27; fol. 95b) Goissen Stecke, wegen Heetvelde to (Kirchspiel Gahlen), 1415 Januar 13, und Goissen Stecke, wegen Gammerslach (Hof ingen, in der Schlüterei Winnenthal, ZL), vor 1417, und Goissen Stecke, Sohn des Goissen, wegen Gammerslach (Hof ingen, in der Schlüterei Winnenthal, ZL), 1452, und Goissen Stecke, wegen Krudenburg (Rat), 1407 Oktober 1; fol. 96a) Goiswyn Stecken tot synen lyve, wegen Binsheim (Zehnt), 1438 Juli 16, und Goissen Stecke, erffmarsschall (-1447), wegen Averfeld zu Hünxe, 1439 Juli 6, und Goissen Stecke, synen lieven maighe (die Belehnung nicht nachgewiesen, doch 1448 mit erteilt), wegen Hiesfeld (Zehnt Lehen des Landes Dienslaken), 1444, und Goissen Steck, Sohn des Goissen, wegen Krudenburg (Rat), 1430, und Goisswyn Stecken by consent onss lieven neven Euerwyns van Goiterswick, greven to Benthem ind heren to Steynwerden, so … Goisswyn vursreven dit mit anderen guede aldair nu van den van Goiterswick vursreven gekocht heeft, wegen Meiderich (Gericht), 1442 Juli 15, und Borchart Steck vanden Luttikenhaue bittet den Grafen, seinen Vetter Goissen Stecken mit der Freigrafschaft, die sein Vater Jan Steck zu Lehn hielt, zu belehnen; belehnt, ”woewail men nyet en bevyndt uyt breven off registeren Goissen Stecken, dis Goissens vader, noch desen Goissen dairmede van min gnedige here beleent wesen …“, wegen Recklinghausen (cum parte sua de libero graschapio in den veste van Rekelinchusen), 1417; fol. 97a) Henrick Eppinchuys, wegen Holthausen (Kirchspiel Götterswickerhamm, Zehnt), 1451 Juni 1; fol. 97b) beansprucht durch Johan Henrickss, burger to Nymegen, als Schwiegersohn des Johan vanden Lo, Fristverlängerung, da syn wyff eynen brueder eyn deell jairen butenlendich gehadt heb ind noch is ind nyet voir wair enweet, swer die levendich off doit sy (dieser Johan vanden Loe 1476 als verstorben genannt), wegen Genneperloe, 1452 Oktober 19, und Johan Duyker als eyn aldste soin wilnere Bernt Duykers; beheltlick ons ind onsen erven dairuyt van nu op sent Martyn aver eyn jair neistkomende eirst ind so voirt alle jair op denselven termyn eyn alden schildz op onse slait Schermbeke to betailen …, wegen Wernsink auf dem Bram (Kirchspiel Borken), 1452; fol. 98a) Bernt van Beke, onse doirwerder, syn leven lanck ind nyet langer, wegen Randenberg (= upgen Venne), 1452 April 30; fol. 98b) Elbert van Alpen, wegen Mehr in der Düffel, (Hof und Zehnt), 1452 März 17, und Elbert van Alpem, wegen Selm (Zelm) (Haus; Kirchspiel Mehr, Rat), 1453 Mai 5, und Elbert van Alpen, wegen Werrich (Amt Büderich, Fischerei), 1452 März 17; fol. 99a) Elbert van Alpen, belehnt durch herzog Adolf von Kleve, ”doe oen die Duyffel verpandt was“; Elbert hatte 1441 die durch Reiner van Oy, Sohn des Herberen, aufgetragene Mühle vom Herzog von Geldern zu Lehen genommen, wegen die Homoitsche Mühle in der Düffel bei Griethausen, 1452 März 17, und her Herman van Wynckelhusen ritter (auf Grund eines Urteils des Lehnshofes gegen Bernt van Beke), wegen Randenberg (= upgen Venne), 1453 November 3; fol. 99b) dem Henricus dictus Rombliaen de Voshem armiger, maritus legitimus Cristine nate bone memorie Johannis de Bysteruelde armigeri, freigelassen im Tausch gegen das Patronatsrecht der Kirche zu Kalkar (=Altkalkar?), wegen Altkalkar (Zehnt), 1307 Oktober 2; fol. 100b) joncher Wilhem van Lymborg van Styrhem as eyn erffolger wilnere hern Dericks Stecken, wegen Dinslaken (Manngelder), 1452 November 19, und Henrich Eppinchuys, wegen Schermbeck (Burglehen), (mit synen huyse bynnen Schirembeck), 1451 Juni 1, und joncher Wilhem van Lymborg van Styrhem as eyn erffolger wilner hern Dericks Stecken, wegen ter Schuren bei Holten, 1452 November 19; fol. 101a) betr. Forderung der Aleit Lauwertz an den verstorbenen Derick Stecke, wegen Dinslaken (Manngelder), 1452 November 19, und Cracht Stecke belehnt auch mit eyn hoeve by Blankensteyn gelegen, geh. die Berenbeke ind is eyn marcks leen …; zugleich Fristverlängerung für die LL, ”die Cracht meynde, dato en avermitz doide here Johans vander Lyeten ritters geboeren solden to ontfangen …“, wegen Langendreer (Zehnt), 1452 November 22; fol. 102a) durch Wolter van Bueren auf Wiederlöse verkauft an Herman vanden Oirde und Ailbert vanden Hoen, wegen Ossenkamp zu Wisselward, 1453 Januar 23; fol. 103b) Fristverlängerung für Henrick vander Hoeuen uytten Veste, wegen dat Averhus im Kirchspiel Beeck (= Haus Oberhausen), 1453 Februar 8. und desgleiche Heesken van Loill, wilnere Alartz huysfrouwe van Wye; Lehnman anstelle des verstorbenen Werner van Lynepe des jonge Henrick van Blitterswick, Henricks soen, wegen Kollekamp zu Groessen, 1453 Januar 31; fol. 104a) Derick Heymerich, Sohn des verstorbenen Fredrich; erwähnt Zustimmung des ältesten Sohnes, hern Gaidert Heymerick, canonicks to Cleue, wegen Ingenwinkel zu Rindern und Donsbrüggen, 1453 März 1, und Sweder Balderick ”van begerten des Henrick Balderick, here (=Prior) to Hamborn, Bruder des verstorbenen Johan, wegen dat Sonder zu Baerlerhese und Kate zu Bornheim, 1453 März 8, und Fristverlängerung für hern Henrick Balderick, here to Hamborn, Bruder des verstorbenen Johan, soe hy begeert, dat synre suster kynderen eyn van Mangelmans dochteren dairmede ter ee besaidt moicht werden, wegen Nieukerk (Land Wachtendonk), 1453 Februar 8; fol. 105a) Griete van den Hamme, geh. van Galen (aufs neue); Lehnmann Gerit van Elueruelde; erwähnt die Belehnung ihrer verstorbenen Mutter durch Elbert van Alpen als eyn amtman van Genp, wegen Heiden (=Heyenscher Hof) zu Ottersum (Rat), 1453 April 27; fol. 105b) erffmaighscheidinge zwischen Johan van Groysbeke, here tot Hoemen, to Malden ende to Beeck, und seinen Kindern und Leibzucht seiner Frau Hadewich van Redinchauen, die Bestätigung des Herzogs, wegen Beek bei Nimwegen, 1453 Mai 7; fol. 106a) erffmaighscheidinge zwischen Johan van Groysbeke, here tot Hoemen, to Malden ende to Beeck, und seinen Kindern und Leibzucht seiner Frau Hadewich van Redinchauen, wegen Beek bei Nimwegen, 1452 April 2; fol. 109a) Johan van Voenscheyt, anders geh. vander Heiden, nach Verzicht seines Onkels, her Henrick vander Heyden, priesters, Bruders des verstorbenen Johan, wegen Averbeck (Overbeck) zu Mülheim an der Ruhr, 1453 April 21, und Herman van Eyl, wegen Selm (Zelm) (Haus; Kirchspiel Mehr, Rat), 1383 Dezember 14; fol. 109b) Bernt van Westerholt wechselt sein zur Freigrafschaft gehörendes Gut, geheisen dat vryguet, voir Westerholt gelegen, aus gegen eyn eygen guet Rutgers van Galen to Elepe, oick in der vrygraisschap gelegen, dair Johan Conynck nu tertyt op woent, wegen Recklinghausen (cum parte sua de libero graschapio in den veste van Rekelinchusen), 1453 April 29, und Elbert van Alpem, wegen Selm (Zelm) (Haus; Kirchspiel Mehr, Rat), 1453 Mai 5; fol. 110b) Leibzucht für die Eheleute Lysbethen van Heze und Johan Kirskorff, wegen Biesenborg (Kirchspiel Düffelward), 1452 Dezember 27, und Gerit Smullingh regulier, des verstorbenen Dericks soen, wegen ingen Busche (Gericht Kervenheim), (vor 1448), und Wilhelm Smullingh (Bruder des Gerit), wegen ingen Busche (Gericht Kervenheim), 1449 August 7, und Derick Smullingh belehnt nach dem Verzicht seines Bruders Gerit Gmullingh, regulier, wegen die Sponde zu Wisselward, vor 1448; fol. 111a) Fristverlängerung für den van Batenborg, ”bis dat s. gnedige van der reysen, so as s. gnedige nu min gnedige here van Burgonden to dienste ridende werden, weder in syn lant van Cleue komen syn ind eynen maent voirt dairna“, wegen Rade in der Hetter, 1453 Mai 16; fol. 111b) Johan vanden Colck, Bruder des verstorbenen Otte, wegen Ylt bei Kalbeck, 1453 September 16; fol. 112a) Johan Henricksson, burger to Nymegen, wegen Genneperloe, 1453 August 26, und Leibzucht für Frau Mechtelt van Culenborg, wegen Selm (Zelm) (Haus; Kirchspiel Mehr, Rat), 1453 Mai 5; fol. 112b) Gaedken Swicker mit der Hälfte des Rutger van Galen geheißen Halswick, want dan die vursreven (Rutger) die helfft des Burglehen … nyet bewoynt noch verdient en hevet, wegen die Voskuile zu Schermbeck, 1453 Juni 27; fol. 113b) Derick vanden Hoeuell, aldste soen wilnere Johans vanden Hoeuell goltsmyt; Lehnmann (wegen Unmündigkeit): Gadert Backhuyss; Leibzucht der Styn vanden Hoeuell, huysfrou was Johans vander Maesen, wegen Balken (Haus, Gemeinde Marienbaum), 1453 Oktober 11, und Derick van den Hoeuell (nach Vollendung des 14. Lebensjahres), wegen Balken (Haus, Gemeinde Marienbaum), 1456 April 19; fol. 114a) Verkauf einer Rente von 6 alden schilden durch Wolter und Johan van Bueren gebroedere an Euert Hoekman, burger to Calkar, zum Wiederaufbau der vom Winde niedergewehten Mühle zu Grieth (binnen 6 Jahren abzulösen), wegen Wisselward (uyt eynen kamp lands in den gericht van Wisschelrewerde gelegen), 1453 Oktober 4; fol. 114b) Anspruch des Ott vanden Sande, amptmans in Betuwe, auf die Lehen des verstorbenen Aleff van Wynckelhuysen, wegen Randenberg (= upgen Venne), 1453 Oktober 11; fol. 115a) her Herman van Wynckelhusen ritter (auf Grund eines Urteils des Lehnshofes gegen Bernt van Beke), wegen Randenberg (= upgen Venne), 1453 November 3; fol. 116a) Fristverlängerung für Wilhem van Hoensler (aufgrund der avergifft hern Henricks van Heetfelt, pastoirs to Millingen, Bruders seiner Ehefrau Gertruit, wegen Gruythuys zu Wardt bei Xanten, 1453 Dezember 1; fol. 116b) Johan van Huessen tot behuef Geertruden van Warthuysen, synre echten huysfrouwen, wegen das Honds Guet (Kirchspiel Duiven), 1451 April 30; fol. 117a) Fristverlängerung für Sander van Hoenpel, geheisen vander Ympell, wegen die Quaetstegen zu Haldern, 1454 April 30, und unbenanntes Lehen für Hoenseler, 1454 April 19; fol. 117b) Fristverlängerung für Derick van Wylaiken, wegen Diersfordt (Haus, Kirchspiel Bislich), 1454 Mai 1, und Derick van Huessen, synen soin, wegen das Honds Guet (Kirchspiel Duiven), 1454 Mai 11; fol. 118a) Fristverlängerung für Grieten, Herman Valcks dochter van Loeth, die wilnere Heydenrix Valken huysfrouwe was, wegen Ochtrup (Zehnt), 1454 Juni 12, und Vrouw Sophye van Rossum, weduwe wilnere hern Johans van den Bylant, ind oirre twyer dochtere van Homoit ind van Meer; Beauftragter Herman van Lochem capellain ind dienre, wegen den (die) Poll (Hof bei Hulhuizen), 1454 Juni 15, und unbenanntes Lehen für Gerit van Meuerden, 1454 Juni 2; fol. 119a) Otte Hollant, wegen Pollekens Kamp (1512 Pullekens kamp) zu Wisselward, 1449 August 6; fol. 119b) Mechtelt van Werdenborgh, die echte huisfr(ouwe) is Wilhems van Berchum, wegen Maasakker, 1451 Juli 23; fol. 120a) Johan vander Eke, Henrikssoen, nach Auflassung durch Johan van Hunxe, wegen Schutwick zu Bislich, 1451; fol. 120b) Leibzucht für Fya van Rossem, Witwe des Johann van Bylant, wegen den (die) Poll (Hof bei Hulhuizen), 1454 Juli 3; fol. 121a) Hinrich van Etwick, Hinricx soene, wegen Dinslaken (Stadt), 1458 November 20; fol. 122a) Margarieta van Bylant verheiratet mit Gysbert van Meer, jüngste Tochter des verstorbenen Hern Johann van Bylant ritters, mit der Hälfte (ohne die Roswart); erwähnt Fristverlängerung für Reynalt van Hoemoyt, Ehemann der ältesten Tochter, wegen den (die) Poll (Hof bei Hulhuizen), 1454 Juli 3; fol. 122b) Gaideken Swicker syn leven lanck, wegen die Voskuile zu Schermbeck, 1454 Juni 21; fol. 123a) Witwe des Rykart Wynterpoel; Lehnmann Derick Heymerick, Frederix soen, oerre dochterman, wegen Malburgen, 1454 Juni 20, und Derick van Wylaike as eynen witliken momber ind tot behoiff Elizabethen, synre huysfrouwen, des verstorbenen hern Johan van Bylant ritter aldste naegelaiten dochter, wegen Roswart zu Bijland, 1454 Juli 6; fol. 123b) Arnt Ryperbant, Dericks soen, wegen Waverloe zu Didam, 1454 Juli 6; fol. 124a) Sander vander Ympell für seinen jüngeren Bruder Johan vander Ympell; desgleichen mit 6 marck geltz uyt den have to Xancten, gehoerende to der Ymapell, wegen die Quaetstegen zu Haldern, 1454 August 14; fol. 124b) Rutger vanden Boitzeler, Otten vursreven broeder, wegen ter Horst bei Kalkar (Rat), 1455 Februar 7, und Fristverlängerung für Gerit van Till und Wilhem vander Hoeuelwick als Erben des Johan vander Hoeuelwick, wegen Schmidthausen (Haus, Rat), 1454 November 2; fol. 125b) Anwartschaft für Euert, Sohn des Derick, syn leven lanck, wegen Bergerhof bei Schermbeck, 1454 September 1; fol. 126a) Ott van Hetterscheit (Verzicht des Johan vander Kemnaden), wegen Aspel (Amt und Haus), 1454 September 5, und Wynant Ridder van Arnhem, Sohn des verstorbenen Wynant, verheiratet mit Alyt, wegen Loepen (Haus), 1454 Oktober 15; fol. 126b) Derick van Blitterswick, Ehemann der Griete, als Lehnmann, wegen Heiden (=Heyenscher Hof) zu Ottersum (Rat), 1454 Oktober 26, und Henrick, Sohn des verstorbenen Johan Vaelber; vorbehaltlich der Leibzucht seiner Mutter joncfrou Peter Vaelbers und vorbehaltlich der Rechte seines älteren Bruders Johan, der ”uitlendich“ is, wegen Nyerssell (die Hoff), 1454 November 27; fol. 127b-128a ff.) Frederick van Pelden genannt Cluyt den jongen van wegen syner huysvrouwen, die oick dochter is wilnere Gerlochs (van Vosshem) mit der helfft des tienden … uytgesecht dat huys mit synre toebehoeringen … tot behoeff syns aldsten soens van der vursreven synre huysfrouwen gebaeren, die nyet in geystliken stait en were; die Erbeteilung zwischen Henrick, here to Kendenich, und Frederick van Pelden genannt Cluyt, wegen Altkalkar (Zehnt), 1454 November 6; fol. 130a) Leibzucht für Mechtelt Hystuelt, closterjonffer to Beedbuer (Tochter des verstorbenen Maes Hystuelt) , wegen Averbroch zu Walsum (= Overbruch), 1498 November 10; fol. 132a) Leibzucht für Margareta van Gymnich, weduwe wilnere Johans heren to Wickraide; (Dabei: Die Zeugnisse des Wilhem van Vlodorp, erffvaigts zu Ruremunde ritters, Johan van Arendaill, heer tot Well ende tot Ryde ritter, und des Lambrecht van Louenich genannt Menar und Euerhart van Redinchauen), wegen Mörmter (Haus bei Xanten, Rat), 1454 November 18; fol. 134b) Gaidert Hertough tot s. gn. wderseggen, want G. vursreven in den mangerichte, dat en neisten dynsdach in min gnedige here hoff bynnen Wesell tusschen hern Herman van Wynckelhuysen ritter ind Bernt van Beke gehalden sall werden, eyn vursprecke wesen ind daer die woirde van wegen min gnedige here doen sall, wegen Kalkar (Renten), (Mannlehe 1 alden schilt jairlix uyt s. gn. tyns bynnen Kalker), 1453 September 15; fol. 135a) Anna vander Straiten, weduwe wilnere hern Johans van Broichusen, ritter, (”tosamen gekocht heifft tegen Helmich van Cambick“) wegen Kambeck (Kirchspiel Weeze), 1454 September 14; fol. 135b) Gerit van Vynckwick (want hie onse hulper worden is op hern Walrauen van Moirze ind alsoe in onser hulp ind dienst in onser Lymersch eyn tyt her gelegen heifft), wegen Liemers (Amt, 10 rheinische Gulden, Mannlehen), 1454 September 19; fol. 139a) Franck here van Borssell, greve van Oesteruant, here van Voirne, van Zuylen, van Hoighstraiten etc.; vorbehaltlich der Forderung des Gysbrecht van Bronckhorst, heren to Batenborg etc., wegen Rade in der Hetter, 1455 Januar 18; fol. 140a) Euerhard van Till, onse diener; Leibzucht seiner Frau Euertken, wegen Kleve ((Tillsches) Haus (in der Klosterstraße), Burglehen), 1455 Februar 9; fol. 141a-b) Rutger, alste soen (des verstorbenen) Gysberts van Randwick, und Leibzucht seiner Mutter und der Lysbet van Wely syne husfrouwen; auch mit den 50 morgen zu Doornik, wegen Doornik (Gemeinde Bemmel), 1455 Mai 28; fol. 142b) Hermann Joepener, Sohn des Johan, wegen Bod(d)enrath (Kirchspiel Drevenack), 1455 August 8, und Wilhelm vander Hoeuelwick, Sohn des verstorbenen Henrick, wegen dat Alde Hauerloe zu Duiven, 1457 März 13; fol. 143a) Derick Nyenhuys, Sohn des Johan, wegen Elpe (Zehnt), 1455 August 29, und Werner van Lynpe Lehnmann für die huysfrouwe wilnere Alartz van Wyne anstelle des Henrick van Blitterswick, wegen Kollekamp zu Groessen, 1455 August 14; fol. 143b) Fristverlängerung für Mentze van der Heyden, wegen Grubbert (Haus, Kirchspiel Kirchhellen), 1455 November 3; fol. 144a) Johan, here tot Gemen: erwähnt ”schelinge ind onwill“, umb dat hy na der zoenen, as die leste tuschen den ertzbisschoff van Coilne ind ons, dair her Johan voirsr. tegen ons ingemengt was, gezoent wart, van ons nyet ontfangen en had die leen…“; Aufsagung des Lehens nur nach Zahlung von 2000 r. gl., wegen Gemen, 1438 Januar 20, und Henrick, here to Gemen ind to Weuelkoue; erwähnt die Auflassung durch Johan, here to Gemen, wegen Gemen, 1455 September 12; fol. 145b) Henrick, here to Kendenich, van wegen synre huysfrouwen, die aldste dochter is wilnere Gerlochs van Vosshem, mit der anderen Hälfte und dem Hause, wegen Altkalkar (Zehnt), 1455 November 15; fol. 146a) Verschreibung von 15 gl. Rente durch Henrick van Kendenich an Henrick van Vuerdt, einzulösen binnen 2 Jahren, wegen Altkalkar (Zehnt), 1455 November 14; fol. 146b) Wessel van Galen geh. Halswick anstelle seines verstorbenen Bruders Henrick, wegen die Haard (Kirchspiel Gahlen, Zehnt), 1455 November 2; fol. 147a) Euert van der Oisten, aldste Sohn Johans; Leibzucht der Mutter (Gertrude), wegen Mulartz Guet zu Wisselward, 1455 Oktober 31, und Henrick van Hoenzeler, wegen Weeze (umbtrint eynen halven holländischen mergen landz), 1455 Oktober 24; fol. 147b) Gerit van Berntfelt (erwähnt Aussöhnung mit dem Herzog), wegen Hetter und Aspel (Amt), 1455 November 30; fol. 148b) Johan van Groesbeke, here tho Hoemen, wegen Kalbeck (Haus, Rat, Gemeinde Weeze), 1455 Dezember 6; fol. 149b) Carselis van Palant; erwähnt Abrechnung gegenseitiger Forderungen: want hy omb willen min gnedige here den ertzbischoff von Coilne syn leen opgeschrieven ind des eyn tyt ontbaren hadde, dair umb hy allet meynden, dato en dat restant der jairen … noch gehoeren solde van onsen gnedige here, [wogegen der Herzog 200 rheinische Gulden forderte], gedaen op eyne saike van hulpe etc. tusschen oen beyden tertyt auerspraken, dair doch nyet aff en wart, wegen Orsoy (Zoll, Manngelder), (25 oberländische Gulden), 1455 Dezember 25; fol. 150b) Sybert van Tzullenhart nach dem Verzicht des Matheus van Schonenvelt geh. van Graisdorp, wegen Moyland (Haus, Rat), 1456 März 21; fol. 152a) für Helmich Bentinck, onsen rait ind lieven kemerlyngh, wegen Huissen (Zoll, Manngelder), (30 oberländische rheinische Gulden), 1454 Oktober 10; fol. 154b) Wolter van Bueren verkauft eine Rente von 8 ½ alden schilden aus dem ihm und seiner Schwester Yden van Bueren, anders genannt van Ossenbrueck, zugefallenen Kamp lantz (Pächter Jorden Lensken) mit Zustimmung seines Schwagers Gerit van Ossenbrueck an Euert Henckman … ind leegt myt eenre zyden an den gemeynen ryswart ind mit der andere zyden an die gemeyne strate der erfgen(amen) in den wart, ind mit enen eynde an den selben ryswart ind mit den anderen eynde an arffnisse myns Wolters vurger. ind Johans van Bueren, myns brueders; ferner noch 2 alde schilde Rente uyt enen kamp lantz, Alit Monix to iren lyve in pacht hevet (aus dem E. bereits 6 Schilde verbrieft sind); item 2 ½ alden schilt uyt enen slach, geheißen die Endenbusch, den Gerit van Elsze in pacht hevet, ind schut mit eenre zyden an dat Hoensche velt ind mit der ander zyden an lant Klappertzkule, oick geheißen die Endenbusch, ind schut mit beyden eynden an die gemeyn straten der erffgenamen des wartz; ferner 10 arnh. Gulden Rente aus dem Kyfwart, den Jorden Lensken to lyven heefft, myt eynre syden langs die Kalfflake ind mit der andere zyden an arfnisse Derix Smullinx ind Geritz van Till gelegen, ind myt enen eynde an erffnisse Sanders vanden Eger ind mit den anderen Eynde an erffnisse Derick Smullinx vurgenannt, abzulösen mit 426 overländischen Gulden, wegen Wisselward (Rente von 8 ½ alden schilden), 1456; fol. 155b) Willem vanden Boitzler, Sohn des Rutger; Leibzucht der Agnese van Dreuen wedewen, die huysfrouwe was wilnere Otten vanden Boitzler vursreven; desleichen seiner Frau und Euen Papen, wegen ter Horst bei Kalkar (Rat), 1457 Februar 11; fol. 156a) Arnt van Duyuen, echte man Lutgerden, des vurs. (verstorben) Derix echte dochter, mit Zustimmung des Elbert van Orssoy, seines Schwagers, wegen Hofstadt (Hovestadt) zu Bislich, 1457 Februar 26, und aufgelassen durch Dederick van Wylaike zugunsten seines Sohnes Ailff und Leibzucht für Elizabet van Bylant, Derix huysfrouwe, desgleichen an dem Hof to Poll, wegen Roswart zu Bijland, 1457 März 2; fol. 157a) Willem vander Hoeuelwyck, verstorbenen Johans soen, die van moider wegen broider was des Lubbert ind Johan van Till, wegen Schmidthausen (Haus, Rat), 1457 März 14; fol. 157b) Ailff (van Wylaken), oir aldste soen, vorbehaltlich der Leibzucht seiner Mutter, wegen den (die) Poll (Hof bei Hulhuizen), 1457 März 19; fol. 158a) her Johan vanden Loe ritter, onsen havemeister, wegen Mulartz Guet zu Wisselward, 1457 März 30; fol. 159a) Jacob inden Bongart (to min here wederseggen), wegen Kleve (Schlüterei, ein Fuder Heu aus der (Mannlehe)), 1457 Mai 22, und Johan hack (Henrick van Schardenberg syn alder vader), doirwerder ind dienre des Johan, here van Heynsbergh, die nu tertyt die bisschop von Ludick to wesen plach, wegenSchardenbergs Pasch zu Gennep, 1457 April 13; fol. 159b) Goissen vander Horst, Arnts soen, wegen dat Rodenholt zu Till (Rat), 1457 April 13; fol. 160a) Johan van Huessen, Amtmann zu Huissen, wegen Huissen (Zinse), 1457 Mai 29, und Johan van Zeller bastart (Sohn des verstorbenen Johan van Zeller), wegen Gennep, 1457 Mai 31, und Leibzucht für Margriete van Engelss(um), Frau des Johann, beheltlick (der Leibzucht) Dericx huysfrouwen van Baerle, wegen Biesenhorst (Kirchspiel Bislich, Lehen des Landes Dinslaken), 1458 Juli 7; fol. 160b) her Johan van Alpen, ritter, (na doide Elbertz) (1480 unsen drosset unss lands van Cleue), soe as syne voirvaeren dat van den sticht van Coelne gheyn leensgewer vorder dair an bekennen…), wegen Hoennepel (Haus, Rat), 1457 Juli 1, und Styn, ’sBeren enige suster des verstorbenen Wilhelm des Beren, wegen Kalkar (Häuser in der Hanselaerschen Straße), 1457 September 2; fol. 161) Anwartschaft für Derick van Empte, Diener der Katherine van Cleve ind van der Mark, auf deren Bitten, wegen Liemers (Amt, Leibzucht an 10 rheinischen Gulden Rente), 1457 Juli 7; fol. 162a) van der leenscher wer gefryet gegen Güter des Johan van Alpen in der Liemers, wegen Mulartz Guet zu Wisselward, 1457 September 16, und Bernt Duyker, syn soen, ind so idt dan wat langh aver die tyt dair bynnen on dat geboeden to versuecken komen was innd hy ons dair ome, op dat wy oen in der versuemenisse benadigen ind mitten vursreven guede belenen wolden, quytscheldinge van verluysse syn vader und wylnere Johan van Doringen, syn oheme, by ons hadden gehadt gedain ind ons oick ny by sinen eyde nagerurert gelavet hefft, besel gelde quitancie dair aff aver to brengen …, wegen Wernsink auf dem Bram (Kirchspiel Borken), 1457 September 12; fol. 162b) Henrick van Kendenich verkauft mit Zustimmung seiner Frau Agnese van Vossem und seines ältesten Sohnes Geirloch seinen Anteil an den Herzog, wegen Altkalkar (Zehnt), 1457 Dezember 2, und Gaidert Hertugh, wegen op ten Oirde zu Altkalkar, 1457 November 21; fol. 164a) Übernahme einer Rentenschuld von 30 ov. r. gl. und 1 coilschen witpenninck an Ailheiden van Vuerde, echter dochter Henrix van Vuerden, durch den Herzog, wegen Altkalkar (Zehnt), 1457 Dezmeber 2, und seit 1457 Dezember 30 Lambert Snoye, wegen Wolfstege (Kirchspiel Ellecom), 1451 April 27; fol. 164b) Alart van Bemmel, oyms soen des Goissen, tot des selven Goissens van Bemmel behoif (Goissen Sohn des Johan van Bemmel und der Derick van Randwick, Schwester des Rutger); Leibzucht der Eltern; Verzicht der Lysbet van Wely auf ihre Leibzucht, wegen Doornik (Gemeinde Bemmel), 1457 Dezember 21; fol. 165a) Leibzucht für Geertruyde Schetters, suster Rosyr Schetters, an 10 mannlehen Rente hardes korns, wegen Hochlar (Zehnt, Kirchspiel Recklinghausen), 1457 März 12; fol. 165b) Fristverlängerung für Fredrick Phaltzgreve by Ryn, hertough in Beyeren ind greve van Spaenhem (erwähnt dessen Reise ”in Nederlande by unseren lieve hern ind sweger van Gelre“), wegen Senheim (Vogtei), 1458 März 4; fol. 166a) Geirloch van Ryswick (Neffe des Bruen), wegen Duiven (11 ½ morgen lands), 1458 April 5, und Gerit van Hacfort (sub conditione), wegen ingen Runse (Runsche) (Kirchspiel Götterswickerhamm), 1458 April 6; fol. 166b) Gerit van Ossenbroick (erwähnt die Belehnung 1440 April 30 durch Johan van Loen, her zo Heinsborch ende zo Lewenberg, nach dem Verzicht des Johan van Ossenbroick, Vaters des Gerit), wegen Ludichaeven bei Kalkar, 1449 September 9, und Gerit van Ossenbroick, wegen Ossenbroick (Kirchspiel Till, Rat), 1449 August 16; fol. 167a) Frederich … pfaltzgreve by Ryne, hertzough in Beyeren ind greve zu Spaenheim, wegen Senheim (Vogtei), 1458 September 22; fol. 169a) Gerit van Vynckwick uyt onsen broeken in der Lymersch tot synen lyve, wegen Liemers (Amt, 10 rheinische Gulden, Mannlehen), 1458 Oktober 2; fol. 169b) 600 Gulden Rente für Adolph (Bruder des Herzogs Johann), 1462 Juli 10; fol. 170a) Item Bernardus de Linden curiam in Tille cum attinenciis suis et hominem infeodatum in eadem villa et terciam partem nemoris, que nominatur Vurst in Tilrebergh, wegen Gennep, und Th. Knepken, wegen Jeghershuve zu Gennep, 1331; fol. 170b) Derick van Eempt Mannlehen syn leven lanck ind nyet langher, nach dem kinderlosen Tode der Katherynen van der Marcke, wegen Liemers (Amt, Leibzucht an 10 rheinischen Gulden Rente), 1458 Oktober 17; fol. 171a) Wolter van Vlffte (verstorbenen Wilhems soen), wegen Lackhausen zu Millingen (Rat), 1459 Februar 14; fol. 171b) Ott van Bingerden, Otten soen (Käufer von Jutta Helmers, Witwe des Henrick Helmers, und ihrem Sohn Johan denen angeerfft van dode wegen oers oyms Johans van Heker seligen gedenkens, wegen Hekermans Bongert zu Groessen, 1459 Januar 11; fol. 172b) Wessel Schetter, Bruder des verstorbenen Rosyr, wegen Hochlar (Zehnt, Kirchspiel Recklinghausen), 1462 Juni 1; fol. 173a) Johan Hueffken, Sohn des (verstorbenen) Johan, wegen Duiven (2 hofstede gelegen in den kirchspiel van Duuen), 1460 Dezember 13, und Arnt van Hessen, des verstorbenen Arntz soen, Enkel der Aleyde vander Eyze; Lehnmann Derick van Groesbeck, wegen Hulhuizen (Haus, Rat, Gericht und Herrlichkeit), 1459 März 28; fol. 173b) Goissen Stecke, erffmarschallick des lands van Cleve, verpflichtet sich, den Hof von Derick van Nyenhuyss van Holte einzulösen (Inhaber bis 1507 Johan Nyenhuyss, unse burger tot Orssoy), wegen Nienhus (Kirchspiel Beeck), 1458 Mai 20; fol. 174a) Steuen van Duynen (verstorben 1477), wegen Baerl (Conraeds Duker van Beenshem), 1459 April 30, und Henrick vanden Bongart, wegen ten Passche zu Wehl, 1458 Oktober 22; 174b) Johan angher (1418 aen ghen ; 1449 vander) Aelstat, wegen Niels Gut zu Afferden, 1449 Dezember 28, und Peter van Alestat, genannt Welman, wegen Niels Gut zu Afferden, 1458 Dezember 28, und Hugo Storm, wegen Niels Gut zu Afferden, 1459 April 19; fol. 175a) Ailbert Paipe, aildste soen wilnere Lambert Paep; Lehnmann Herman van dem Damme, wegen Altkalkar (24 morgen lands geh. molzait, malderzait 1370), 1459 Mai 15, und Ailber Paipe, aildste soen wilnere Lambertz Papen, Lehnmann Herman vanden Damme, wegen Hohenhorst zu Haldern, 1459 Mai 15, und Henrick ingen Dornen, burger to Xancten, Bruder (?) des verstorbenen Henrick, wegen op die Knyp (Gericht Xanten), 1459 Mai 16, und Euert Voegelsanck, Johanssoen, dairin syn vader bestorven is, wegen Vogelsanck zu Kervenheim, 1459 Mai 16; fol. 175b) Fristverlängerung für Johan van Engelsom (Engelschem), wegen Biesenhorst (Kirchspiel Bislich, Lehen des Landes Dinslaken), 1459 Juli 30, und Leibzucht für die Frau des Gerit an dat huys van Till …, item an eynen kamp lande, geheißen die Goedener by der kercken to Till gelegen, ind an den hoff to Moirtir, wegen Till (Haus, Rat), 1459 Mai 16, und Fristverlängerung für Tyman van Griet van wegen Wolters aldste soen Andries Yseren, wegen die Veltslach (1460 Weltslach) zu Duiven, 1459 Juli 9; fol. 176a) Fristverlängerung für Johannes Boenynck alias Wolffards, wegen Hovestadt (Kirchspiel Alberslo), 1457 November 14; fol. 176b) Henrick van Abroick, onse vaight to Weze, wegen Weeze (een huys to Wese in den dorp), 1458 März 17; fol. 177a) Gaedert Housteyn (nach Verzicht des Johan und des Arnt vanden Damme), wegen Frasselt bei Kranenburg, 1460 Februar 11; fol. 177b) Gerart vander Schuyren, onsen secretariaris, tot behoeff Johan van Engelschem auf Bitten seiner Mutter Griete van Engelschem, wegen Biesenhorst (Kirchspiel Bislich, Lehen des Landes Dinslaken), 1460 Februar 15, und Henrick van Abroick, onse vaight to Weze, wegen Weeze, 1460 Februar 13; fol. 178a) Tyman van Griet (Ermgarde verstorben), wegen die Veltslach (1460 Weltslach) zu Duiven, 1460 März 15; fol. 178b) Luyff van Berenbroick, Johans soen, behaltlick doch onser kercken van Cleue alsullicke tienden, als die uyt den vursrevenguede hebben, wegen in den Byvanck, 1460 März 22, und Leibzucht für Ailheiden van Huete verheiratet mit Euert Pape (Schwester des Johan van Huete, onsen doirwerders), wegen dat Schopsche Guet (Otten) bei Sonsbeck, 1460 April 20, und Leibzucht für Alart van Heze, syne echte huysfrouwe, wegen Wolferen (Haus), 1460 April 23; fol. 179a) Ailff van Meuerden, Sohn des Euert, syn leven lanck ”dat hie in der vryheit ter Ysselborch binnen jairs eyn guet huyss sall doin tymeren ind, als hie onse dienre nyet langher en is, dat hie dan voirt bynnen der vryheit ter Ysselborch woenen sall“, wegen Isselburg (Burglehen), 1460 Mai 6, und Johan Paip van Kamphuysen (Euertz soen), Bruder des verstorbenen Euert; vorbehaltlich der Leibzucht der Ailheid van Heute, wegen to Wickeren zu Uedem, 1460 April 23; fol. 179b) Harman Valck, echte soen wilnere Heydenricks Valcken, Bruderssohn des verstorbenen Harman Valck (-1484), wegen Ochtrup (Zehnt), 1460 Mai 22; fol. 180a) Henrick Lyeffertz, wegen Ottersgrave zu Weeze, 1460 Juni 1; fol. 180b) Johan angen Eynde, wegen Holthausen zu Verkält (Rat), 1460 Mai 27, und Derick angen Eynde, syn soen, wegen Holthusen zu Verkält (Rat), 1460 Mai 27, und Leibzucht für Jutten, Henricks dochter van Arnhem verheiratet mit Derick angen Eynde, wegen Holthusen zu Verkält (Rat), 1460 Mai 29; fol. 181a) Derick van Darle, wegen Oestrich zu Beeck, 1460 Mai 28; fol. 181b) Cracht Knarre, Sohn des Johan, wegen Frasselt (2 hoeven landsz), -1460, und Gerit Spaen und Leibzucht für seine Frau Sophia, wegen Frasselt (2 hoeven landsz), 1460 September 13; fol. 182a) her Johan van Alphen ritter as momber twyer nagelatener onmundigen dochteren wilnere Elberts (van Alpen) (verheiratet mit Mechtelde van Culenborg) (175 rheinische Gulden Rente), wegen Scheinden- (Schenden-) ind Tolhuysswert bei Griethausen gelegen, 1460 September 13; fol. 182b) Leibzucht für Garlende van Holtmoelen, verheiratet mit Alyff van Meuerden, onse lieve dyenre, wegen Venne (Haus, Kirchspiel Appeldorn, Rat), 1460 Dezember 22, und Johan van Aeswyn, aldste soen wilnere Reynartz van Aesswyn, wegen Vrasselt in der Hetter, 1460 Dezember 17; fol. 183a) 10 Gulden Rente für Wilhelm van Wye ind Herman van Wye, syn soen, 1461 Januar 9; fol. 183b) Belehnung der Tochter des verstorbenen Johan van Engelsem verweigert, wegen Biesenhorst (Kirchspiel Bislich, Lehen des Landes Dinslaken), 1461 Januar 12; fol. 184a) Maiss Hystuelt erhält die Erlaubnis, die Hälfte seines Vetters Henrick Hystuelt, Dericks soen, mit der Hälfte der Pfandsumme (= 50 alte schilde) einzulösen. Das Lehen war den Vätern der beiden für 100 alte schilde verschrieben worden, wegen Averkamp (Kirchspiel Spellen), 1461 Januar 12; fol. 185a) Henrick van Hoemen, wegen Jeghershuve zu Gennep, ohne Datum, und Johan Sparenbuyck (Spaenrebueck), belehnt durch Johan van Loen, heren to Hynsberge, etc.; auch Leibzucht für Lisbeth vandem Byessen, syne huysfrouwe, wegen Jeghershuve zu Gennep, (1395-1424), und Johan Sparenbuyck ind mede tot behoiff Johans Speden, erffgenamen des Johan Sparenbuyck, wegen Jeghershuve zu Gennep, 1461 Februar 3; fol. 185b) Gerit van Hackfort, wegen Grevenwerd (2 Stücke Land), 1461 Februar 10; fol. 186a) Derick anghen Balken, wegen Balken (Haus, Gemeinde Marienbaum), 1461 März 3, und Derick van Bronchorst ind van Batenberg verheiratet mit Elysabethen van Ghoir, des vursr. hern Wilhems echte dochter, wegen die Pleide oder Hermansward gegenüber Huissen, 1461 Februar 18; fol. 186b) Fristverlängerung für Zwenolt, weduwe wilnere Dericks van Rysswick, bzw. ihre Tochter Jenneke für Lehen, herkommend von den van Buren, wegen Wisselward (Rente von 12 alden schilden aus eynen slach lands in den gericht van Wisschelrewerde), 1461 Juni 16; fol. 187a) Johan Bitter, Sohn des verstorbenen Gerloch, wegen Angenendt zu Elpe (Kirchspiel Walsum), 1461 Juni 18, und Verkauf einer Rente von 88 Gulden an Harman van Wyh den jonghen, Harmans soen (auf 4 Jahre), wegen Resnerbroeke zu Heteren, 1461 Juli 1; fol. 188a) Johan van Bilsteyn, onss dienre, wegen die Loehorst zu Duiven, 1461 Juli 9, und Leibzucht für Agnese verheiratet mit hern Gysbrecht van Bronchorst, heren to Batenborgh ind tot Anholt, wegen Rade in der Hetter, 1461 August 4; fol. 188b) Johan vanden Boitzler, Rutgers aldsten soin … mit vurwerden, dat Johan vursreven, den m. gn. h. hertough Johan vursreven nu tot synen huyssgesynde onthalden hevet; wanneir hy sich hylickt off wanneir hy m. gn. h. huysgesynde nyet langer en were, dat hie dat huyss van Boitzler ten Botzelaer dan selver bewoynen sall (sonst sein Bruder Wessell). - umb des gescheffz wille, so as Molle die joede, die bynnen Huessen op geleyde hertogen Adolphs vursreven waenden, van sommingen aldair vermoert ind berovet wart ind die selven, die dat deden, mit den beroeveden guede quamen in herlicheit ind onder gewalt heren Rutgers vursreven, die hie dae affhendich liet werden ind des geroeffden guetz eyn deyll behielde, haven naejacht van ondersaiten ind vervolch m. gn. h. hertougen Adolphs vursreven, dairomb die selve onse here ind vader dat huyss ten Boitzler ind andere guede hern Rutgers vursreven, in onsen lande van Cleue gelegen, mit recht dede anlangen ind invorderen … in so dan her Rutger vursreven kortelicken by sekeren ongevall ruekeloiss ter doit komen is ind voill kyndere, as 8 soene ind 3 doechtere, achtergelaten havet, so bekennen wy …, dat wy um beden ind dienstz wille ons Derick vanden Boitzler, des vorgenannten hern Rutgers broeder, gedain ind ons nu oick quyt gescholden ind ons dairop syne quitancie gegeven hevet 150 rheinische gulden, die wy oen van verluyse van perden schuldich waren; ind oick mede umb eyne somme geldz nemelick 400 ov. rheinische gulden, ons des vurgenannten heren Rutgers soene ter beteringe der vurger. geschichte as vur heren Rutger, oeren vadder, nu gegeven hebn, den vursreven heren Rutgers kynderen die broecken oers vaders vursreven quytgescholden hebn ind daraiff gantz ind alingh mit ons vereynicht ind verslicht syn …, wegen Botzelaer (Haus, Kirchspiel Appeldorn), 1461 November 23, und Bernt ingen Haue, des verstorbenen Rembolts soen, wegen Diemers (Gemeinde Kapellen bei Moers), 1462 Januar 11; fol. 189a) Johan vanden Boitzeler, hern Rutgers aldsten soen, wegen Bergel zwischen Niedermörmter und Appeldorn, 1461 November 23; fol. 190b) Johan van Elswick, Wolters soen, wegen Schadewick (Gericht Kervenheim), 1462 Mai 10; fol. 191a) Euert vander Capellen, wegen Averberge (Kirchspiel Bislich), 1462 Mai 10, und keine Leibzucht der vrouwe Sophya van Rossem ind vanden Bylant, wegen Roswart zu Bijland, 1462 April 22, und Johan Leyken, soen wilnere Johan Leykens, wegen ter Smitten zu Appeldorn, (1. Hälfte), 1462 Januar 15; fol. 191b) Johan van Elswick, Wolters soen, wegen Schadewick (Gericht Kervenheim), 1462 Mai 10; fol. 192a) Verkauf einer Rente von 12 Gulden durch Gerit van Tille an Arnt Paiphoff, einzulösen binnen 3 Jahren, wegen Entenbusch (Endenbusch) zu Wisselwarth, 1462 Mai 11, und Leibzucht für Druytken, Johan van Elswicks Frau, wegen Schadewick (Gericht Kervenheim), 1465 April 26; fol. 193a) f. Griete van Luchtmer geh. vander Bylant, Ehefrau des Johan, wegen dye Oplage zu Keeken, 1462 September 13; fol. 193b) Jacop van Vell, onsen ondersaite ind burger to Huessen, Sohn des Johan, wegen Huissen (3 (2 ½) morgen lands gelegen tot Huissen voir der Arnhemscher poirten), 1463 Januar 5, und Leibzucht für Gertruden vanden Berghe, synre echten huysfrouwen, wegen Ottersgrave zu Weeze, 1463 Februar 5; fol. 194a) Johan vander Keldonck, Sohn des verstorbenen Loeff, wegen Gestel(en) (Kirchspiel Weeze), 1462 Juni 8; fol. 195b) Derick van Doeuen, soen wilnere Arntz van Doeuen (erwähnt daß syn aldste broeder buten landz gegaen were), wegen Hofstadt (Hovestadt) zu Bislich, 1463 Juni 20, und Gerit Pailick (van Oye), Leibzucht seiner Frau Johanna, wegen Oderslag zu Zevenaar, ohne Datum, und Gerit van Oeuerstege in Lymersch wonachtich, wegen Oderslag zu Zevenaar, 1464 April 30, und Wolter Smullinck, Dericks soen (Entwurf s. Kleve, Lehen 151a), wegen Wardenstein (Haus bei Grieth, Rat), 1463 April 6; fol. 196a) Frederick van Pelden genannt Cluyt die jonghe verkauft an Henrick vander Hoen und Lubbert Haichdorn tot ewich behoiff des cloisters anghen Marienboem eine Rente von 6 golden ov.r.gl. uyter der helfften der gantzer alinger tienden op den Dunne, opden Borne ind Moelenvelde, wegen Altkalkar (Zehnt), 1464 Januar 12; fol. 196b) Wessel vanden Loe, wegen Gestel(en) (Kirchspiel Weeze), 1463 Mai 7; fol. 197b) Johan Spyker, onsen richter nu tertyt to Xancten (1478 onse sluyter tot Wunnendaill) … ind is vurwerde, dat hy den hogen toirne bynnen sulren ind myt leydacke ind leyen ind voirt op syn behoir decken ind in gereke sall doin maiken ind sall voirt die muyre tusschen den tween toernen weder op ind toe maiken ind oick, dair des noit is, ondervaeren ind dairentheynden an die ander syde eyn staket dairumb ind oick eyn brugge, dairop ind aff to komen, maken doin, allet op synen cost … Offenhaus … Leibzucht der Ehefrau Jutte … Einlösungsrecht mit 150 ov. r. gl., wegen Beek bei Xanten, 1463 Oktober 17, und Wolter Yseren als aldste soen wilnere Andries Yseren ins Yrmgarden synre huysfrouwen, wegen die Veltslach (1460 Weltslach) zu Duiven, -1463, und Tyman van Griet, wegen die Veltslach (1460 Weltslach) zu Duiven,1463 März 6; fol. 198a) her Arnt van Middachten, ritter als Erbe syner nichten wilnere Elyzabeth van Middachten ind van Raesfelt, wegen Wolfstege (Kirchspiel Ellecom), 1464 April 17; fol. 198b) Rentenverkauf 2 Gulden auf 2 Jahre, wegen die Quaetstegen zu Haldern, 1464 Februar 25, und Gerit Spaen; Leibzucht für seine Frau Fye, wegen Frasselt (anderhalver hoeven lands), 1464 März 17; fol. 199a) Johan van Scheelberg, wegen Jeghershuve zu Gennep, 1464 Mai 2, und Johan vanden Hoene, echten soen wilnere zeligen Bernds van den Hoene, wegen Keekensche Lake (Kirchspiel Niel und Land zu Düffelward), 1449 Juni 27, und Goissen van Raisfelt, wegen Schuilenborg (Haus bei Apeldoorn), 1464 April 27; fol. 199b) Eueraet van Schulenborg, Symon, Johan ind Sweder van Schulenborg gebruedere, wegen Schuilenborg (Haus bei Apeldoorn), 1367 Juli 29; fol. 200a) Symon van Schulenborg, wegen Schuilenborg (Haus bei Apeldoorn), 1378 Juli 3, und Sweder van Schulenborg, wegen Schuilenborg (Haus bei Apeldoorn), 1389 März 20; fol. 201b) Fristverlängerung für Bernt van Beke betreffend die Lehen des verstorbenen Aileff van Winkelhusen nach Einigung mit hern Herman van Winckelhusen, wegen Randenberg (= upgen Venne), 1464 Juli 10, und Ankauf des Drittels des Goissen van Raisfelt durch den Herzog, wegen Schuilenborg (Haus bei Apeldoorn), 1464 August 23; fol. 202a) Ott, here to Bronchorst ind to Borclo: dazu Rente von 80 overländischen Gulden uyt onsen renten in Lymersch (Rentmeister Gerardus vanden Damme) gegen Verzicht auf die guede in dem ampte van Aspell ind in Hetter gelegen, die wy in boeringe hebn ind wilneir Gysbert, onse neve, here to Borclo, ind syne vurvaeren to hebn plagen (bis zur etwaigen Aufkündigung der Pfandschaft Aspel-Rees durch den Erzbischoff von Köln), wegen Ringenberg op Veluwe (Kirchspiel Brummen bzw. Voorst, Zehnt), 1434 April 8; fol. 202b) Ott, here to Bronchorst ind to Borclo, wegen Ringenberg op Veluwe (Kirchspiel Brummen bzw. Voorst, Zehnt), 1451 September 13; fol. 203a) Gerit Mynsch, Gaedertz soen, wegen Niels Gut zu Afferden, 1465 Januar 5, und Leibzucht für Aleyde verheiratet mit Ott Hollant, wegen Pollekens Kamp (1512 Pullekens kamp) zu Wisselward,1464 Oktober 25, und onse lieve neve Arnt, greve to Benthem ind here to Steynforden, as momber onss neven des jonghen Gysbert, aldsten soen wilneir des edelen onss lieven neven Ott, heren to Bronchorst ind to Borclo, wegen Ringenberg op Veluwe (Kirchspiel Brummen bzw. Voorst, Zehnt), 1464 September 25; fol. 203b) Peter van Steynbergen van Nyenbeke nach Auflassung durch seinen Vater Johan; Leibzucht des Johan an 50 Gulden Rente, wegen Resnerbroeke zu Heteren, 1466 Januar 31, und des van Culenborgh soen ”mitter beteringhe des leenguetz by Griethusen“ nach Ablösung der Mitgift der Schwester des van Culenborgh verheiratet mit Elbert van Alpen, wegen Scheinden- (Schenden-) ind Tolhuysswert bei Griethausen gelegen, 1465 Mai 28; fol. 204a) Gerloch Snackert, Sohn des verstorbenen Derick, wegen Ryndorp zu Spellen, 1466 Februar 25; fol. 204b) Fristverlängerung für die Kinder des verstorbenen Arnt van Hessen, wegen Hulhuizen (Haus, Rat, Gericht und Herrlichkeit), 1466 April 10, und Geirtrude van Bylant ind van Benthem weduwe (Lehnmann - 1466 Henrick vanden Bylant oer neve, dann Peter van Benthem, oirs soens soen), wegen Spaldorf (Haus; Kirchspiel Kekerdom, Rat), 1466 April 13; fol. 205a) her Oeswalt, here then Berghe, wegen Bijland, 1466 August 5; fol. 205b) Ott van Wylaike ritter, ons marschalk, as witlicks man ind momber vrouwe Claren, des vursreven Sybertz echte ind eynige dochter, wegen Moyland (Haus, Rat), 1466 September 19, und Johan van Scheuick sulcke leene, ash y s. gn. van der vede wegen tusschen den Cleefschen ind Gelreschen opgeschreven had, wegen Schevick bei Weeze, 1467 März 5, und Arnt van Wachtendonck, wegen ther Horst (NL Limburg), (Land Wachtendonk), 1467 April 1; fol. 206a) Henrick van Bylant ind mede tot behoeff Otten vanden Bylant, syns broeders, Söhne der Elizabeth (erwähnte Fehde mit Geldern), wegen Aspel (Amt und Haus), 1467 April 5; fol. 209a) Arnt van Hessen, wegen Hulhuizen (Haus, Rat, Gericht und Herrlichkeit), 1466 September 30; fol. 209b) Aelbert Myss, burger tot Kalker, wegen Altkalkar (13 morgen lands), 1466 September 22; fol. 210a) Euert van Hoenpel, echte soen Johannen (van Lynnep), nach Verzicht der Erben Johanne ind Raebde van Lynnep, wegen Kollekamp zu Groessen, 1467 Januar 31, und Henrick van der Hoeuen, aldste soen der Elizabeth van Loell, echte huysvrouwe Geritz vander Corenhorst Heymanssoen, als Erbin der Hadewych van Loell (oer nichte) (verstorben 1478), wegen Kollekamp zu Groessen, 1467 Februar 24; fol. 210b) her Wynant van Aernhem ritter desgl. nach der Fehde mit Herzog Adolf van Geldern, wegen Malburgen (Fähre), 1467 April 4; fol. 211a) her Aernt van Middachten, ritter, wegen Duiven (een meerslach in der Lymersch in den kirchspiel van Dueuen gelegen), 1467 April 12, und Griete van den Hamme, geh. van Galen aufs neue (nach dem Tode ihres Mannes), Lehnmann Seger Peperkaren (verstorben 1482) , wegen Heiden (=Heyenscher Hof) zu Ottersum (Rat), 1467 April 13; fol. 211b) Leibzucht für Yde van Bueren, seine Frau an der moelen tot O. … ; item dat guet genannt Ludinchauen ; item dat lant in Berstader velde, dat Gerit van den Gort in pacht heifft ; item eyn kaitstede to Berstaede ; item dat lant inger Hoernen ind dat guet opgen Kamp ; (ferner nach dem Tode der Mutter) 15 alde schilde jairlix uyt den Gentschen have to Nedenoye gelegen ; item dat guet genannt Ludinchauen ; item dat guet to Geysler ; item eyn kaitstede to Till, die Tiel Stocks in pacht heifft, ind die katstede opger Neger ; item dat lant opger weteringe, dat Wilhelm Kluyt in patch heifft ; item dat lant, dat Griet Reynkens in pacht hevet ; item noch eyn kaitstede to Till an der kirken ; item die katstede to Till, dair Luyt Roelen op woent ; item eyne kaitstede to Berstade, dair Speetken op woent, ind dat lant inger Hoernen ; item noch twee kaitstede, dair Derick Smyt op woent, ind die neiste kaitstede dair beneven ; item dat lant by Griet, dat Derick vander Heiden in pacht heifft ; item dat lant, dat Johan vanden Kamp in pacht heifft, dairaff hy jairlix heifft 6 Malter gersten ind 12 Malter haveren ; ind dat lant ingen Haegwinckell, dat Luyt van Vorst in pacht heifft ; item die kaitstede ingen Broick, die Johan Scholt in pacht heifft ; item ein stuck lant opger weteringe, dat Aleit van Meerwick, ind den Kromell, den Johan oir soen in pacht hebn ; item enen tienden in Berstader velde …, wegen Ossenbroick (Kirchspiel Till, Rat), 1467 April 9; fol. 212a) Johan van Eyll, Berntz soen, wegen Altendorf (Ostendorf zu Haldern), 1450 Januar 24; fol. 212b) Johan van Eyll, Berntz soen nach der geldrischen Fehde, wegen Altendorf (Ostendorf zu Haldern), 1467 April 25, und Henrick van Huessen, wegen Huissen (Zinse), 1467 November 4; fol. 213a) Ghysbert van Bronckhorst, here to Batenborch ind to Anholt, wegen Rade in der Hetter, 1457 März 18; fol. 213b) Gysbrecht van Bronchorst nach der geldrischen Fehde, wegen Rade in der Hetter, 1467 Juni 20; fol. 214a) Arnt vanden Vrythoff, geh. Schoilmeister tot behoiff Kathryn Leykens, syner suster (nach dem Tode ihres Sohnes Johan), wegen ter Smitten zu Appeldorn, (1. Hälfte), 1468 Januar 23; fol. 214b) Herman Hertoch, des verstorbenen Gadert Hertoch alsten soin, wegen op ten Oirde zu Altkalkar, 1467 Dezember 11, und Vermerk über den Verkauf einer Rente von 2 rheinischen Gulden auf 3 Jahre (am Rande Vermerk über die Ablöse), wegen op ten Oirde zu Altkalkar,1469 Februar 5; fol. 215a) Gysbert by den Dyck, Sohn des verstorbenen Steuen, wegen Groessen (NL Gelderland), 1469 Februar 1, und Lyffgart Cupers, burger to Calker, Lehnmann für Stin ’sBeren anstelle des verstorbenen Ailbert Busels, wegen Kalkar (Häuser in der Hanselaerschen Straße), 1469 Januar 13, und Fristverlängerung für Jutte, des Roden weduwe bynnen Munster, wegen Waltering (Kirchspiel Coesfeld), 1468 April 12; fol. 215b) Wessell vanden Boitzeler (nach dem Tode seines Bruders Johan), wegen Botzelaer (Haus, Kirchspiel Appeldorn), 1469 Februar 16, und Leibzucht für Ailheit van Redinckhaeuen, echte huysfrouwe van Herman Hertoch, wegen op ten Oirde zu Altkalkar, 1468 September 10; fol. 216b) Johan van Eyll, Berntz soen nach der geldrischen Fehde, wegen Altendorf (Ostendorf zu Haldern), 1469 März 30, und her Wynant van Aernhem, ritter, wegen Malburgen (Fähre), 1469 April 9, und Leibzucht für Gryten vanden Damme, synre echten Huysfrouwen, wegen die Veltslach (1460 Weltslach) zu Duiven, 1467 September 4, und Verkauf auf Wiederverkauf von eyn stuck landz, haldende umbtrint 6 morgen, gelegen an die eyn syde neist erve Cracht Offlande ind an die ander syde neist erve Spaens Hotmans, gehoirende tot onsen leenguede to Vrassel in onsen gericht to Dairnick gelegen, an Gerloch (Gerit) Pasman auf 2 Jahre, wegen Vrasselt in der Hetter, 1468 Juli 27; fol. 217a) Goissen van Bemell, wegen Doornik (Gemeinde Bemmel), 1469 Mai 9, und Fristverlängerung für Euerhardtz kinderen van Till, wegen Kleve ((Tillsches) Haus (in der Klosterstraße), Burglehen), 1469 Oktober 3, und aufgelassen durch Johan van Cleuve geh. Blankensteyn tot behoeff Marien, synre echter dochter; vom Herzog jedoch für ledig erklärt, want Blankensteyn vursreven mit desen vursreven leen nyet beleent geweist en is, wegen Niel (die stuck lands in Duyffel in den Kirchspiel van Nyel by een gelegen), 1469 Oktober 15, und Fristverlängerung für die kinder wilnere Gadertz van Strunkede, wegen Strünkede (Haus, Stadt Herne), 1469 Oktober 3, und Johan die Roide, wegen Waltering (Kirchspiel Coesfeld), 1462 Februar 3, und Johan van Graiss as eyn momber synre huysfrouwen, Tochter des Johann die Roide, wegen Waltering (Kirchspiel Coesfeld), 1468 Juli 25; fol. 218a) Derick angen Eynde, Sohn des verstorbenen Johan, wegen Winkel (Haus, Kirchspiel Winnekendonk, Rat), 1469 November 6; fol. 218b) Johan Lyndman van Goch als momber des Johan Mynsch van Goch, Sohn des verstorbenen Gerit, wegen Niels Gut zu Afferden, 1469 November 4, und Abel ingen Barnhem verheiratet mit Mechtelt (Mette) van Schoele, Nichte des Gerit, wegen Schoele (Scholle) zu Drevenack, 1468 Juli 27; fol. 219a) Johann Mynsch, wegen Niels Gut zu Afferden, 1472 Oktober 24, und onse neve Gysbert, aldste soen wilnere des edelen Otten heren to Bronckhorst ind to Borcloe, wegen Ringenberg op Veluwe (Kirchspiel Brummen bzw. Voorst, Zehnt),1468 Februar 24; fol. 219b) Peter van Steynbergen van Nyenbeke nach Auflassung durch seinen Vater Johan; Leibzucht des Johan an 50 Gulden Rente, wegen Resnerbroeke zu Heteren, 1466 Januar 31; fol. 220b) Alit Middelers (Tochter des Johann Post); Lehmann Gerit Middeler, oers echten mans brueder, so oer man umb besorchnisse wille van onveylicheyden to deser tyt by onsen gn.h. vursreven nyet kommen dorste…, wegen Tusschenguet zu Didam, 1469 Oktober 6; fol. 221a) meister Johan Bareyt doctoir in den rechten etc. mit den Mannlehen seines Vaters, meister Fastart, ind min gnedige here hefft oen oick nu vur eynen rait ontfangen …, wegen Orsoy (Zoll, Manngelder), (15 Gulden), 1469 August 16, und Henrick vanden Damme tot behoiff seiner Frau Heesken, Tochter der Katherynen Leykens, wegen ter Smitten zu Appeldorn, (1. Hälfte), 1469 Oktober 6, und Johan Paiphoff, aldste soen wilnere Aerntz, vorbehaltlich der Leibzucht seiner Mutter Gerete, wegen Stirkens Camp zu Wisselward, 1469 Mai 8; fol. 221b) Johan van Greuynchauen, geheißen Hard Johan (aufs neue), wegen Schoenbergsche Hoeve zu Bruchhausen (Kirchspiel Hünxe), 1469 Dezember 6, und Vertrag mit Otten van Bellinchauen, ”dat hy op den berchfrede, dair Gerit Kranenvenger op to woenen plag, stederwys woenen, dat verwaren ind in gereke van wenden ind daeke halden ind tot unsen poirten, boemen, tuynen ind vestniss onser vest van Wele mede toeversicht hebn sal, dat die nyet vergencklick en werden …“; Gehalt 2M Malter Roggen, 2 Malter gesten ind 2 malter haveren Sevenaerscher maiten aus der Rentei Lymersch. Die rückständige Forderung (25 Gulden) von der auf die Rentei Lymersch verschriebene Rente von 7 rheinischen Gulden ”van des, dat hy to Doesborg in onser kost ind dienst gelegen hefft“, soll ihm bei der Aufkündigung des Dienstverhältnisses ausbezahlt werden, wegen Wehl, 1469 Dezember 30; fol. 222a) Reyner van Zellar, Jans soen (auf Bitten onser lieven geminden nichten Katherinen, dochter van Gelre, van Guylick etc.), wegen Gennep, 1470 März 2, und Johan van Keken, aldste soen wilnere Daems van Keken, verheiratet mit Griet, wegen Schald und Larpass zu Zyfflich, 1469 April 28; fol. 222b) Fristverlängerung für Margriet vanden Ham, geh. van Galen für die väterlichen Lehen: Stellung eines Lehnmannes nach dem Tode ihres Gatten Derick van Blitterswick für die Dauer der Fehde, wegen Heiden (=Heyenscher Hof) zu Ottersum (Rat), 1466 April 30, und Wilhelm van Till, aldste soen wilnere Euerhardz van Till, wegen Kleve ((Tillsches) Haus (in der Klosterstraße), Burglehen), 1470 April 25; fol. 223a) Wychart Kloick, Sohn des Johann, und Leibzucht seiner Mutter Neese, wegen Klockenward zu Westervoort, 1470 Mai 30, und Fristverlängerung für die kinder wilnere Gadertz van Strunkede, wegen Strünkede (Haus, Stadt Herne), 1470 Juni 24, und Euert van Wisschel (Sohn des verstorbenen Euert, wegen Wisselward (de alingen wardt), 1470 Juni 13; fol. 223b) Leibzucht für Jutten van Etwich, Henricks Frau, wegen Dinslaken (Stadt), 1470 Juli 16, und Fristverlängerung für Gerlachs kinder van Ryswyck, wegen Duiven (11 ½ morgen lands), 1471 Januar 16, und Verkauf einer Rente von 3 ½ rheinischen Gulden durch Arnt van Holthusen an Arnt van Lewen und Frau Mechteldis (einzulösen binnen 3 Jahren), wegen Riswick zu Qualburg (Dienstlehen), 1471 Januar 19; fol. 224a) Ailff van Medevorden, onse dienre (Sohn des Euert), wegen ingen Loe ten Bruecken (Kirchspiel Vynen, Rat) und Schonenbusch zu Obermörmter, 1460 Juni 2, und Leibzucht für Gaylende, Ailffs van Meuerden echte huysfrouwe, wegen ingen Loe ten Bruecken (Kirchspiel Vynen, Rat) und Schonenbusch zu Obermörmter, 1470 November 29; fol. 224b) Peter van Louwen, onse burger to Wesell, wegen Biesenhorst (die broickslege), 1471 März 29, und Leibzucht für Gese Smullinghs, Johann van Lynnen echte huysfrouwe, wegen Hechtengut zu Babberich, 1470 Juli 13, und Leibzucht für vrouwe Carden van Ghemen, echte huysfrouwe des Heren Goissen Stecke ritters, onse erffmarssal etc., wegen Krudenburg (Rat), 1471 Juni 21,und Johan Kaeck (Kock), wegen Schermbeck (Burglehen), (dat Herman vander Beke to hebn plach), 1471 Juni 21; fol. 225a) Jorden van Loeth, aldste soen wilneir Hermans van Loeth; vorbehaltlich der Leibzucht seiner Mutter Elyzabeth; item mit den huyse van Goterswick…; item mit den tiende to Merhem, gelegen in onsen kirchspiel ind gericht van Goterswick; item mit den guede genannt die Roickhoff, oick in onsen kirchspiel ind gericht van Goterswick gelegen; item mitt der helffte eyns guez to Zulen, dair wilneir Bernt Pynart op to woynen plach, wegen Hünxe (Hof), 1471 August 9, und her Johan van Moinfort, ritter, wegen die Pleide oder Hermansward gegenüber Huissen, 1471 März 21; fol. 225b) durch Frederick van Pelden genannt Cluyt diee jonge ind Geirlach syn soen in behoiff des cloisters in Marienboem aufgelassen, wegen Altkalkar (Zehnt), 1471 August 20; fol. 226a) Johan van Vernuedeken, aldsten soin wilneir Johans Vernuedken (buyten landz in Engelant), wegen Hillekomm(ers) zu Götterswickerhamm, 1449 August 24, und Peter Coste de jonge, suster soen des heren Peter Vernudeken, canoenicks to Reess, Bruders des (verstorbenen) Johan Vernudeken, wegen Hillekomm(ers) zu Götterswickerhamm, 1472 April 24, und Henrick van Wisschell, Henricks soen, wegen ter Kemnaden zu Wissel, 1472 April 24; fol. 226b) Johan vander Ympell, wegen Empel (Haus), 1468 September 19, und Verkauf einer Rente von 9 overländischen rheinischen Gulden durch Sander van Ympell und seinen Bruder Johan an Mechtelt Lewen, burgersche to Reess, op wederkope, wegen die Quaetstegen zu Haldern, 1472 Oktober 8; fol. 227a) Alart van Bemell, Sohn des Johan, wegen Hien, 1473 Januar 19, und Clais van Egher, wegen Uedem (Schlüterei, Manngelder), 1472 Dezember 18; fol. 227b) Johan Bayken onss camerknecht, wegen Binsheim (Kirchspiel Baerl), 1472 Dezember 14, und Henrick van Oefft, Sohn des verstorbenen Euert, wegen Wittringen zu Gladbeck, 1473 Januar 4; fol. 228a) Johan van Hessen, Bruder des verstorbenen Ott, wegen Grevenwerd (Hoigewerde) zu Angeren, 1472 November 9, und Johan vander Horst, wegen Grevenwerd (Hoigewerde) zu Angeren, 1473 März 13; fol. 228b) Johan anghen Balcken, Sohn des verstorbenen Derick, wegen Balken (Haus, Gemeinde Marienbaum), 1473 März 20, und Arnt Kierskorff (Johans Sohn), wegen Biesenborg (Kirchspiel Düffelward), 1474 Juni 6, und her Wolter van Hamell anders genannt van Elderen, here to Monschare, oirre dochter Lysbeth echte man, wegen Maasakker, 1473 September 13, und Johan Plencken, verstorbenen Arnts soen, burger to Wesell, wegen ten Poll, 1473 September 3, und Leibzucht für Wendelmoit Smullingh, verheiratet mit Euert van Wisschel, Euerts soen, wegen Wisselward (de alingen wardt), 1473 Juni 9; fol. 229a) Johan van Eyll, hern Johans soen van Eyll op Gastendonck, Leibzucht seiner Mutter Agnes, wegen Altendorf (Ostendorf zu Haldern), 1474 Februar 3, und Peter van Oploe tot behoiff Geirtruydts, synre moder, mit der Hälfte, wegen ter Smitten zu Appeldorn, (2. Hälfte), 1474 Mai 12, und Lambert van Holt, onse richterbaide to Wesell, wegen Flüren, 1474 April 26; fol. 229b) Johan van Eyll, wilneir hern Thys soen, wegen Erbkämmereramt, 1469 April 11, und Coen, here to Wunnenberg ind to Bilsteyn, wegen Blankenrath (Kreis Zell), 1472 Februar 6, und Conrait Hack(en), Sohn des verstorbenen Johan Hacken, in bywesen ind believen synre moeder ind hern Johan Hacken, syns bruders, wegen Hacken zu Ottersum, 1474 Juni 22, und Ailbert Paipe, aildste soen wilnere Lambert Paep; Lehnmann Herman van dem Damme (priester), wegen Altkalkar (24 morgen lands geh. molzait, malderzait 1370), 1474 August 19, und her Ailbert, Priester (aufs neue), wegen Hohenhorst zu Haldern, 1474 August 19, und Wolter Smullingh, Goyssens soin, Bruder des verstorbenen Henrick, wegen Pelsward bei Grieth, 1473 September 14, und Johan van Eyll, wilneir hern Thyss soen ritters (desgl. mit dem erffkemerlingh ampt), wegen Xanten (Grut), 1469 April 11; fol. 230a) Derich Smullingh, Derics soen, wegen Kivit zu Wisselward, (Dienstlehen), 1414 November 16; fol 230b) Arnt Pedeler, echte ind aldste soen wilneir Henrick Pedelers, wegen Labbeck, 1474 November 5; fol. 231a) Lubbert van Vorssum, Lamberts soen… dat wilneir Lambert van Vorssum, syn Vader, die bynnen jairs verstorven sy, affgekocht heb in Lyfflant Rogier Schetter…, wegen Hochlar (Zehnt, Kirchspiel Recklinghausen), 1473 April 8, und Arnt van Rysswick nu ther tyt onse rentmeister in der Hetter, des vursreven Geirlochs brueder, tot behoiff Arntz van Rysswick, Geirlochs soen syns neven, wegen Duiven (11 ½ morgen lands), 1475 Oktober 4, und Gysbert Cloicke, verstorbenen Ryckquins soen, wegen dat (in den) Lo zu Duiven, 1475 November 16; fol. 232a) Henrick van Vlenbroick, alde burgermeister, für die stat van Rekelinckhuysen, wegen Recklinghausen (Freigrafschaft), 1476 November 11, und Jacop van Dorsten, unse burger tot Reess, wegen ter Sittart (Grevenhof zu Schermbeck), -1476, und Euert Cost (Bruder der Witwe des Jakob van Dorsten) als eenen momber off leenhelder tot behoiff oires stieffsoens Sander van Dorsten nu tertyt in Lyfflandt wesende, wegen ter Sittart (Grevenhof zu Schermbeck), 1476 Oktober 2, und Sander van Dorsten (kommende uyt Lyflande to Cleue, Jacobs soen), wegen ter Sittart (Grevenhof zu Schermbeck), 1478 Januar 12; fol. 232b) Luyss van Oploe, Peters echter broeder, wegen ter Smitten zu Appeldorn, (2. Hälfte), 1476 Februar 23; fol. 233a) Peter Henricks soen, ingeseten to Genp, Schwiegersohn des verstorbenen Johan Henricks soen, wegen Genneperloe, 1476 September 16, und Wilhem van Scheuick, Sohn des verstorbenen Johann van Scheuick; ind mit dem guede in der Elswick, gelegen in den Kirchspiel van Weeze, wegen Schevick bei Weeze, 1477 Mai 15; fol. 233b) her Gerit van Keppell ritter, onse erffmarssall, wegen Gahlen (Zehnt), 1477 Januar 24, und Derick van Bair tot eynen onversterfflicken leene vur menlike ind wyfflike geboirt ind mit 15 overländischen Gulden to verhergewyden, mit vurwerden dat hy ind off synre gebreke syne erven dat huyss ter Kemnaden vursreven optymeren ind dat van ons … tot eynen apen huyss ind onversterffliken leen … halden … sullen. (Erwähnt: Ansprüche der 2 Söhne wilneir Johans vander Kemenaide, deren Vater die Kemenaide an Euert van Vlfft (”die onse lande ind lude sonder redelike saike ind sonder syne verwaringe geschediget ind geroefft gehadt, dairom wy oen die Kemenaide vursreven ontwoldigt ind in onse gebruyck genommen ind die voirt Derick van Bair to verwaren bevaelen gehabt hebn“) gegen eine Rechte verpachtet hatte, die, obwohl der Herzog einen Rechtsanspruch nicht anerkennen wollte, unter der Bedingung anerkannt werden sollten, dat sy dat huyss ter Kemenaide optymeren ind ons tot eynen apen huyss maiken ind verwaren ind Derick van Bair vernuegen ind verwyssen solden bynnen jairs to betailen …, wegen ter Kemnaden zu Wijnbergen, 1475 Juli 6, und Derick Smullingh, Bruder des verstorbenen Wolter, wegen Pelsward bei Grieth, 1476 November 2; fol. 234a) Johan vander Kemenade, onse diener, tot syns ind Steuens syns broeders behoiff (nach Verzicht auf die Kemenade); vorbehaltlich der Leibrente von 10 rheinischen Gulden an oirs vaders suster cloister jonffer to Huerde und des Einlösungsrechtes des Steuen vander Kemenade (des alden), ferner einer vom Herzog auf 2 Jahre überwiesenen Rente von 20 rheinischen Gulden aus der Rentmeisterei Lymersch und von 1 ½ Gulden Rente, zahlbar durch Derick van Bair (abzulösen mit 20 rheinischen Gulden), wegen Wijnbergen (Kirchspiel Doetinchem), 1476 Dezember 5; fol. 235a) Johan Top genannt Wacker, onse schut ind dienre (das Lehen war nach dem Tode des Hinrich die Rinsche verfallen), wegen Krampenhoeve bei Schermbeck, 1475 Januar 5; fol. 235b) Henrich van Diepenbroick, (des verstorbenen) Henricks soen, wegen Ermgarden Hoeve zu Walsum, 1474 November 19, und Johan Scheynen (Schwestermann) tot behoiff des kyndz manssgeboirt (des Johan vanden Noitboem, verstorben to Brugge), wegen Oeffelt (NL Limburg), 1474 September 16, und Loeff van Egher, wegen Uedem (Schlüterei, Manngelder), 1476 Januar 19; fol. 236a) Lambert van Duynen, wegen Baerl (Conraeds Duker van Beenshem), 1477 Oktober 11, und Johan vander Eecke, Dericks soen, wegen Schermbeck (Burglehen), (10 alde schilde), 1475 März 3; fol. 236b) her Gerit van Keppell, ritter, wegen Erbmarschallamt, 1477 November 18, und Wolter van Eyl, Derickx soen, voir eyn swaer leyn, wegen Schleesswich zu Borth, 1428 April 14; fol. 237a) Luydken van Winckelhuysen, Sohn des verstorbenen Herman van Winckelhuysen, wegen Randenberg (= upgen Venne), 1477 November 19, und Henrick van Ringhenbergh, burger to Wesell, nach Verzicht des Jelis Snackert, Bruders des verstorbenen Geirloch, wegen Ryndorp zu Spellen, 1477 Dezember 3; fol. 237b) Lutgerde, oerre dochter, in oirselffs ind mede in oirre suster Venne behoiff; Lehnmann Henrick van Honstell, der vursreven Lutgerden echte man, wegen Malburgen, 1478 Januar 8; fol. 238a) Joris vander Horst as momber ind in behoiff syns neven Arntz vander Horst, Goissens soen, wegen dat Rodenholt zu Till (Rat), 1477 Dezember 5; fol. 238b) Herman Swycker, Sohn des verstorbenen Gaecken Swycker, wegen op der Gemeinde (Hof zu Esserden), 1478 Mai 14, und Goissen Steck, onse amptman tot Wachtendonck, tot behoiff eyns vrouwen Belien Steck, vrouwen to Mylendonck (seiner Schwester), tween soenen, die sie nu hevet …, Johan off Cracht, wegen Meiderich (Gericht), 1478 Januar 17, und Herman Swicker, Sohn des verstorbenen Gaideken, wegen die Voskuile zu Schermbeck, 1478 Mai 14; fol. 239a) Lubbert vander Vechte as echte man ind momber ind in behoiff Wysen synre huysfrouwen, echter dochter wilnere Bernts van Auerinck, wegen Grips zu Wehl, 1478 Januar 15, und Johan van Lengel tot proyt ind behoiff van Wiske, des verstorbenen Ghysbrechts dochter byden Dycke, wegen Groessen (NL Gelderland), 1478 Februar 11, und Lambert Snaye … dat Lehen ind syne soene ind erven … datselve berchfrede in tymmer ind gueden gereke halden ind oere degelixsche woyninge dairop hebn ind onse vest wo Wele dairvan beschudden ind waeren helpen sullen …, wegen Wehl, 1478 März 4; fol. 239b) Derick Schenck van Nydeggen, here tot Aerssen, tot synen andeel ind Derick ind Maes van Oest gebruedere tot oere andeel ind mede tot andeel oerre suster Felicitas van Oest, vrouwen tot Ryckel, die sy seggen dato er recht ind andeel oen opgedragen ind gemechtiget hebbe … dat sy die naesten erven syn tot nagelaten guede wilnere hern Goissen Stecken ritters …; item dat erve ind guet to Rechte, gelegen in den Kirchspiel van Kirckhellen; item die hoff to Wedelinck, gelegen in den vest van Rekelinkhuysen in den Kirchspiel van Glatbeke; ind 3 mark gelds, die Reyner van Vlenbroick marssal uytten hof to Dursten to hebn plach; item die hoff in den Voirste in den Kirchspiel van Hunxe gelegen; item 5 mark gelds uytter gruyten to Dinslaken tot eynen Burglehen to Dinslaken, wegen Krudenburg (Rat), 1476 Juni 21; fol. 240a) Clais van Camphuysen, verstorbenen Gerit Palicks soen van Camphuysen, wegen Crachtsward bei Elten, 1478 April 3; fol. 240b) Cracht van Mylendonck; vorbehaltl. der Leibzucht seiner Mutter Belie, wegen Meiderich (Gericht), 1481 Juni 22, und Joerden van Eyck, Sohn des verstorbenen Johan, wegen Schutwick zu Bislich, 1478 Mai 1; fol. 241a) Johan greve to Holsteyn ind to Schouwenbergh, wegen Erbmarschallamt, 1478 Mai 1; fol. 241b) Derick Smullingh, Goissens soin, Bruder des verstorbenen Wilhem, wegen ingen Busche (Gericht Kervenheim), 1478 Mai 4; fol. 242a) Mentze van Heyden, echte soen wilnere Mentze van Heyden; erwähnt die Belehnung des Johan vander Beke, des vursreven jongen Mentzen moider vaeder, durch den verstorbenen Herzog Arnt van Gelre etc. (einlösbar mit 400 arnheimische Gulden, von denen 200 Gulden in den lande van gelre, 200 bynnen den veste van Rekelinckhusen anzulegen bzw. nachzuweisen sind ”van oirselffs off van anderen gueden als na rechten lantkoip dair van geboiren sall“, wegen ten Dyck, 1478 Mai 24; fol. 242b) Johan van Ossenbroick, Geritz soen, wegen Ossenbroick (Kirchspiel Till, Rat), 1477 Dezember 3; fol. 243a) Leibzucht für Mechtelt, syne huysfrouwen, wegen in der Daelt zu Warbeyen, 1477 Februar 14, und Gerit van Ossenbroick aufs neue; strittig, ob 2 ½ morgen Land in dem Hoft mit einbegriffen sind, wegen Ludichaeven bei Kalkar, 1477 Dezember 3, und Bertolt van Hoeklum, neve des Johan van Zallant, wegen Slipkruke (Slipkrude 1400) zu Ede, 1477 November 27; fol. 243b) Henrick Staill van Houlsten ritter, onse marschalck, wegen Uedem (Schlüterei, Manngelder), 1478 Mai 27; fol. 244a) Johan van Duysseldorp, Keestkens soen, wegen Schutwick zu Bislich, 1478 Juni 12; fol. 244b) Rutger Luwe; erwähnt Belehnung durch Goissen Steck 1473 Oktober 9, wegen die Grynde zu Borth, 1477 November 5, und für Johan Velle van Weuelkouen, wegen Orsoy (Zoll, Manngelder), (15 rheinische Gulden), 1478 Juni 15, und Verkauf einer Rente von 25 overländischen rheinischen Gulden durch Peter van Steenbergen van Nyenbeke an das cloister van sent Brigitten oirden an Marienboem … as umbe syner moider ind suster will, so die den oirden in den vursreven cloister angenommen hebn, wegen Resnerbroeke zu Heteren, 1473 Oktober 30; fol. 245a) Derick van Rade, wegen Beek bei Xanten, 1478 September 3; fol. 245b) Lueff vanden Eger in behoiff syner huysfrouwen Margarieten, die echte dochter is wilnere Johans van Bilsteyn, wegen die Loehorst zu Duiven, 1477 Dezember 5; fol. 246a) Aloff van Wylaeke (auch mit dem Erbhofmeisteramt); dabei Vermerk: dair dat yrst vur eyn eygen herlicheit gegeven worden, wegen Diersfordt (Haus, Kirchspiel Bislich), 1476 November 16, und her Oeswalt, here then Berghe, uitgenommen des s. gn. van denselven leenen noch in gebruyck hevet, wegen Bijland, 1478 Mai 27; fol. 246b) Leibzucht für Griete verheiratet mit Goissen van der Horst an 14 alden schilden jairlix uyt Euerts huys van Ryn, uyt Hoenkens weyde ind uyt Kelreskamp in den Kirchspiel van Till gelegen ind tot unsen leenguede, geheißen dat guet to Rodenholt, gehoirende, wegen dat Rodenholt zu Till (Rat), 1474 März 15; fol. 247a) Johan van Eyll, erffkemerlingh des lanz van Cleue (erwähnt: ind dan dat verdell van Ruremunde nu oick an hat des hertoigen van Oistryck gegain), wegen Geysteren (Gemeinde Wanssum), 1478 November 10, und Jacob van Eyll, wegen Geysteren (Gemeinde Wanssum), 1546 Dezember 20, und Verlängerung der Einlösefrist einer Rentverschreibung des joncher Derick van Baetenborgh auf Bitten von Schweders huysfrouwe van Voirst ind van Keppelen, wegen Rhenen (vielleicht zu Keppel gehörig), 1478 November 2; fol. 247b) Euert van Wisschel verkauft der Elizabeth Vrys, vrouwe, und den conventsjonfferen des cloisters tot Haegenbusch, orden sent Benedictus, by Xancten gelegen, eine Rente von 30 overländischen rheinischen Gulden aus einer Anzahl benannter Stücke aus Wisschelrewart: as nementlyck eyn stuck haldende 2 morgen, dair wilnere Arnt Manthen schuyr ny thertyt up steet, schietende mit eynen eynde an lant, dat Johan die Gude nu in bouwinge hevet, ind mitten anderen eynde an die strait der gemeynre erven des werdz, mitter eynre syde streckende langhs erffnisse min genedige here vursreven ind mitter ander syde langs die gemeyne strait der erven vursreven. Item noch eyn stuck lands geheißen die Wyserick, oick haldende 2 mergen, schietende mit den oversten eynde an erffnisse der van Bueren, mitten nedersten eynde an lande, dat Sanders van Eger to wesen plege, streckende mit eynre syde langhs erffnisse Wilhelm Hollantz kyndere ind mitter ander syde an die gemeyne straitt der erven vursreven. … Item dat derde stuck helt 3 holländische mergen, schietende mit den oversten eynde an erfnisse, dat wilnere Sanders van Eger to wesen plach, ind mitten anderen eynde an erfnisse der van Buyren ind mitter eynre syde langhs erffnisse min genedige here ind mitter ander syde langhs die gemeyne strait vursreven. Item dat vierde stuck helt oick 3 holländische mergen, dair min genedige here dat wederdeell aff hevet, dat wilnere Sanders van Eger to wesen plege. Item dat vyffte stuck helt 2 holländische mergen, schietende mit eynre syden langhs lant min genedige here vursreven ind mitter ander syde langhs die straitt vursreven ind mitten eynen eynde oick an lant min genedige here ind mitten anderen eynde an mynsselffs lant. Item noch 3 stucken lands, dat eyn haldende vierdenhalven holländische mergen lands, geheißen die Middelkamp, dat ander 3 holländische mergen dat Arnt van Coelne nu thertyt in pacht hevet, wilke 2 stucken lands halff ind halff tusschen min genedige here ind my ungedeylt liggen, ind dat derde stuck helt umbtrint vierdenhalven holländische mergen, dat Johan Monick nu thertyt van my in pacht hevet, wegen Wisselward (de alingen wardt), 1479 Februar 21; fol. 249a) Joerden van Eyll, wegen Schleesswich zu Borth, 1479 April 16, und Johan van Gestelen die jonghe, Arnts soen, wegen Slubbeck (Gericht Kervenheim), 1479 Juni 15, und Derick van Westrem, Sohn des verstorbenen Derick, wegen Wittringen (dat huis the Wytterinch (Wyteningh)), 1479 Mai 12; fol. 249b) broeder Gerard van Doirnen, Cruyssbrueder oirden des cloisters inghen Vreede by Ryngenbergh, Sohn des H., wegen Xanten (9 morgen lands), 1479 Juli 18; fol. 250a) durch Johan van Raisfelt, Bitters soen, dem Herzog als Offenhaus gegen ein Mannlehen von 25 rheinischen Gulden aus den Renten in der Hetter zur Verfügung gestellt, ausgenommen gegen den edelen heren Oeswalt ind syne navolgere, heren then Berge, wegen Schwanenburg (Kirchspiel Gendringen), 1479 Oktober 30; fol. 251a) Johan van Nyphuysen, wegen Schermbeck (Burglehen), (mit synen huyse bynnen Schirembeck), 1479 Dezember 1; fol. 251b) Johan Worinchem, scholties to Gelre, wegen Gahlen (Zehnten), 1479 Dezember 20; fol. 252b) Derick van Oist (-1479), wegen Gahlen (Zehnten), 1478 Juni 13, und geteilt: also dat Derick Schynck van Nydeggen, here to Arssen, ontfangen solde die tyende to Boyle, ind Derick van Oist, die 2 tyenden to Galen, die Sander van Heetvelt to hebn plach, item oick dat guet to Heytvelt; ind dat Mais van Oist ontfangen solde die thienden to Broickhuysen mitter leenwar der kerspelskircke to Galen ind mit eenre hoenresack in den kirchspiel van Hunxe; item oick die vryegraisschap in den vest van Rekelinckhuysen (vom Herzog erst nach Zahlung einer Geldsumme genehmigt, ”na dem die erffgenaemen vurger. nyet van der swertsyden en weren“), wegen Heetvelde to (Kirchspiel Gahlen), 1478 Juni 13, und Gerit vander Schuyren, onse secretarius (vorher belehnt durch den verstorbenen Goissen Stecke ritter), wegen die Kele zu Ossenberg, 1476 Mai 15; fol. 253a) Derick van Hoeuell, die wilnere Johan van Engelsum dochter geh. Vrederen tot eynen wyve hevet; Leibzucht für seine Frau, wegen Biesenhorst (Kirchspiel Bislich, Lehen des Landes Dinslaken), 1475 August 16; fol. 254b) Derick Kyndt (Erbe der verstorbenen Lyese Heymerix), wegen Ingenwinkel zu Rindern und Donsbrüggen, 1472 Juni 24, und Johan vander Bruggen nach Auftragung des Derick Kyndt, wegen Ingenwinkel zu Rindern und Donsbrüggen, 1472 Juni 24; fol. 255b) die Leibzucht der Styn van Wye, burgersse in unser stat Wesell (Witwe des Johan Vernudekens, oirs vurmans) an dem ganzen Gut bestätigt gegen die gerichtliche Ansprache des Geert Vernudeken, der die Leibzucht auf die Hälfte des Gutes einschränken wollte, wegen Hillekomm(ers) zu Götterswickerhamm, 1480 Februar 21; fol. 256a) Derick van Bronckhorst ind van Batenborgh, aldste soen Henrix van Bronckhorst und Batenborgh, ind Catheryn van Alpen, dochter Johans vursreven, vorbehaltlich der Leibzucht der Katharina, wegen Hoennepel (Haus, Rat), 1480 Februar 21; fol. 257a) Steuen van Hertevelt, wegen Hertefeld (Haus zu Weeze, Rat), 1480 April 6, und Johan Vaelbier, wegen Nyerssell (die Hoff), 1480 April 17; fol. 258a) Fristverlängerung für Johan ind Jacob vander Cappellen, wegen Wohnung (Haus, Kirchspiel Götterswickerhamm, Rat), 1480 Juni 29; fol. 258b) Jacob van Bronckhorst, heer tot Batenburgh ind tot Anholt (Sohn des Gysbrecht) sowie Versprechen Jacobs, den hoff to Doirnick wieder einzulösen, wegen Rade in der Hetter, 1480 November 13; fol. 259b) Henrick van Diepenbroick as echte manne ind momber Sara van der Ympell, synre huysfrouwen, Tochter des verstorbenen Rutger Vander Ympell, wegen Empel (Haus), 1481 Februar 6, und Bitter van Raisfelt, wegen Raesfeld (Vogtei), 1481 Februar 17; fol. 260a) Gerit opden Kelre in behoiff des regulier cloisters tot Gnadendaell by unser stat Cleue gelegen), wegen Donsbrüggen (Kreis Kleve), 1481 Januar 2, und unbenanntes Lehen für Johan van Eyck(en), 1481 Juni 4; fol. 260b) Henrick van Doirnick, syn neve, wegen Doornik (Gemeinde Bemmel), 1481 Mai 20; fol. 261a) Engelbrecht van Bellinchauen (verstorbener) Ailberts soen, wegen Averkamp zu Ulft, 1481 Mai 28, und Johan van Till, Sohn des Gerit, wegen Schmidthausen (Haus, Rat), 1481 Mai 20; fol. 261b) Jacob van Wyttenhorst, wegen Empel (Haus), 1481 April 18; fol. 262a) Clara, nagelatene weduwe wilneir heren otten van Willack ritters, onse haiffmeister; Lehnmann Christoffel van Wylaicke, wegen Moyland (Haus, Rat), 1481 Juni 25, und onsen lieven neven Jaspar, heren tot Culenbourch, ind then Werde etc., in alle der maten als syne vurvaeren dat van den gesticht van Coilne to halden plegen, wegen Wertherbruch, 1481 Juli 16; fol. 262b) Johan van Vuerde mit der Hälfte van weghen synre huysfrouwen, die Johan Spaenrebruyck nicht(e) were, auf Empfehlung der vrouwen hertoghynnen van den Berghe, … so verre hy mitter woene in so genannte lande queme, wegen Jeghershuve zu Gennep, 1476 August 14; fol. 263a) Leibzucht für Aelhit van Elswick verheiratet mit Johan van Elswick, wegen Schadewick (Gericht Kervenheim), 1481 August 27; fol. 263b) Wessel vanden Loe, wegen Vonderen (Haus, Kirchspiel Osterfeld), 1478 Mai 4, und Wessel vanden Loe, wegen ter Voirst (Kirchspiel Spellen), 1478 Mai 4, und Johan vander Capellen, Sohn des verstorbenen Johan, wegen Wohnung (Haus, Kirchspiel Götterswickerhamm, Rat), 1480 November 10; fol. 264a) Elbert van Holthuysen (neve des Wessel), wegen Altkalkar und Till, 1480 Mai 19, und Euert vander Capellen, wegen te Lo zu Bislich, 1480 November 10; fol. 264b) Arnt van Merwick, echte soen wilneir Geritz ind Johanna van Merwick, wegen Holthuisen bei Huissen, 1474 August 30, und Johan ten Haeue nach Verzicht des Derick Deuus, wegen Kollekamp zu Groessen, 1478 Juni 25; fol. 265b) Henrick Eppinchuys, wegen Holthausen (Kirchspiel Götterswickerhamm, Zehnt), 1451 Juni 1; fol. 266a) Sweder van den Boitzler, Bruder des verstorbenen Wessel, wegen Botzelaer (Haus, Kirchspiel Appeldorn), 1474 April 17; fol. 266b) Wessell vanden Loe, wegen Kambeck (Kirchspiel Weeze), 1467 April 24; fol. 267a) Johan van Eyll, erffkemerlingh des lanz van Cleue, wegen Geysteren (Gemeinde Wanssum), 1475 September 8, und Reyner, here van Broickhuysen, ridder verheiratet mit Eermgart van Groesbeke, wegen Kalbeck (Haus, Rat, Gemeinde Weeze), 1474 April 15; fol. 269a) Johan Mangelman mit der Hälfte belehnt, wegen dat Sonder zu Baerlerhese und Kate zu Bornheim, 1474 Januar 8; fol. 305b) Alart van Bemmel… sulke lene, as hy min genedige here upgeschreven had in deser Gelrescher vede, wegen Hien, 1467 März 24; fol. 321b) Leibzucht für die Eheleute Elisabeth van Vlodorp und Seger van Groesbeke, ”heren tot Hoemen, to Malden ind tot Beke“ an 400 ov. rh. gl. Rente bis zum Tode seiner Mutter Hadewich, dann aus Heumen, wegen Beek bei Nimwegen, 1467 Mai 30.
PROVENIENZ Diverse Registraturbildner
BEMERKUNGEN 1 Band fol. Pergament, 270 beschriebene Blätter, das Register am Anfang

148. 14. Jh. - 15. Jh.
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0054 / Kleve, Lehen, Generalia AA 0054, Nr. 1
A. Registrum feudorum fere omnium Clivensium; reddituum in Dinslaken
LAUFZEIT 14. Jh. - 15. Jh.
Enthält: Bl. 1-31 Abschrift eines Lehnregisters 1378-99; Bl. 39) anscheinend Nachträge: Markgraf Nikolaus von Este verleiht den Herolden (persenvants) des Grafen Adolf von Kleve-Mark Hensbergh, Longo tempore, Eraldus et Lyflant, das Recht die Wappen und Abzeichen (insignia) der Markgrafen von Este zu tragen. Ferrara 1412 18/7: 1390 2/9 Graf Engelbert von der Mark wegen des Gutes toe dem Loe zu Lippstadt (ter Lippe): Teilung durch die Erben van Anrepen; dabei Schreiben des Ritters Frederich van Brencken an Lambert Harck in der gleichen Angelegenheit; Bl. 40-101) Lehnregister des Grafen bzw. Herzogs Adolf von Kleve 1392-1447; Bl. 105) Lehnsrepertorium nach Landschaften, im Lande Moirse; Bl. 106b in den gestichte van Munster; Bl. 109a in dem Lande van Zutphen; 115) Marke; Bl. 118) Veste van Rekelinchusen; Bl. 120b Coilne; Bl. 123a) Berge; 124a) Nyerse; 129a) Maese; 131a) Betuwe; Bl. 136a) Duyffel; Bl. 138) alrehande leen; Bl. 147b-152b) Lehnbriefe betr. Hertefeld 1322-1455: Bl. 155-214) Lehnregister 1397-1437; 230-241) Leen van Dynslaken und Holt 1372, 1441 (auch Rentverzeichnis des Hauses D.) - Einträge im einzelnen: fol. 1a) Johan van Baerl, wegen Baerl (Gemeinde Rheinkamp, Kreis Moers), 1378 November 26, und Johan van Holthusen, wegen Holthausen zu Hau, 1379, und Symon Tegger genannt Barlehem (Berleheyn), wegen Nellen zu Baerl, 1378, und Lubbert van Till, wegen opter Weide(n) zu Till, 1379 April 4, und Johan Clatze, wegen Ilverich (Eluerick), (Land Linn), 1379 Februar 23; fol. 1b) Johan Budel van Dorrenwalde, wegen Dorrenwald (Haus, Kirchspiel Xanten, R), 1368, und Johan van Dairnick, hern Wolters soen, wegen Balbergh, 1379, und Johan van Daernick, hern Wolter soen, wegen Büderich (Zoll, Manngelder), 1379, und Johann van Daernick, hern Wolters soen, mit 58 pont aldes gelds und 14 schill. und 25 pont (1 alder schilt = 7 sol.) und 20 des jairs und 11 sol., as genge is, uyt Henrick(s) guede van Aerde (Lehen nach zutphenschem Recht), wegen Rentenlehen zu Hulhuizen, 1379, und Johan van Dairnick, hern Wolters soen, wegen Kleve ((Tillsches) Haus (in der Klosterstraße), Burglehen), 1379, und Johannes Zewel, wegen die Lecke zu Kalkar, 1379, und Johan van Dairnick, hern Wolters soen, wegen Rindern, 1379, und onse lieve neve, her Reynolt van Valkenborgh her van Born end van Zittert, wegen Uden (NL NBr.), 1379 April 14, und Johan Budel van Dorrenwalde, wegen Weeze (Vogtei), 1368; fol. 2a) Steuen van Hetterscede, wegen Büderich (Zoll, Manngelder), 1354 August 17, und Johan heer van Broickhusen, wegen ten Eyck(en) zu Broekhuizen, (1368), und Coenraet van der Haselhorst (Offenhaus), wegen Haselhorst (Haesselhorst) im Vest Recklinghausen, 1368, und Arnt van der Horst, wegen to Bircke (Kirchspiel Till), (1371), und Arnt van der Horst, wegen Bedburg (Kreis Kleve), 1371, und Wolter van Daernick ritter, wegen Rentenlehen zu Hulhuizen, 1368, und Diderick van den Růen(hůß), wegen then Poll (Kirchspiel Ginderich), 1368, und Arnt van der Horst, wegen dat Rodenholt zu Till (Rat), (1371?), und Johann van Gestel, wegen Slubbeck (Gericht Kervenheim), 1368, und Diderick uyten Venne, wegen Veen, (1368), und Johan heer van Broickhusen, wegen Wallach, (1368); fol. 2b) Johan van Hetterscheyde onse man, wegen Büderich (Zoll, Manngelder), 1367 März 11, und für Jan van Hetterscheit, wegen Büderich (Zoll, Manngelder), 1368 Dezember 25, und her Rombliaen (van Voshem a)… item die giffte van tween pravenden, een to Wisschel ende een to Cleue…; item seyn BL 16 mark gelds uyt den caretolle ind uyt der gruyte tot Sonsbeke…; item (non) fecit mencionem de 8 marcis in der Spey; item an den tyende hoff an der woningen bynnen Kalker…, dat dat Keruenhemsche guet plach to heiten, wegen Altkalkar (Zehnt), (1371), und Arnt van Nyel, wegen Griethausen (Fähre), (1371?), und Gadert van Kalker, wegen Kalkar (Grut), (vor 1366), und Arnt vandem Berge, wegen Kervenheim, (1368), und her Rombliaen van Voshem, wegen Wissel (Stift), (1371), und 8 mark gelds für Johan van Hetterscheit, (ca. 1370?), und Wessel van Landsbergh, wegen Kassel (Niederkassel oder Oberkassel), (Land Linn), (1368); fol. 3a) Dyderic Loues (nach Auflassung seiner Schwester Elizabeth, Johan Hubrechts dochter was, mit Arnt van den Alpensghe wardt, oeren man ende mommer), wegen Altkalkar (aertlant), 1364 Februar 22, und Diderick Loeffs, wegen Altkalkar (aertlant), (1370), und Johan van Hyrtenvelt, wegen Hertefeld (Haus zu Weeze, Rat), (1370), und her Wilhelm van Amstel (die hie sal bewisen), wegen Huissen (Zoll, Manngelder), (1371), und Diderick van Moylant, wegen Kalkar (Renten), (8 marks gelds uyt den tynsen tot Calker (Burglehen)), (1370), Johan uyt den Venne, wegen ingen Loe ten Bruecken (Kirchspiel Vynen, Rat) und Schonenbusch zu Obermörmter, (1371), und hern Willem van Amstel ridder ende vrouwe Margareten, sinen wyve, die dochter was hern Rolands vorsr., ende oiren erven … , wegen Moyland (Haus, Rat), 1367 Januar 5, und Helmich van Heze, wegen Nimwegen (Zoll), (12 alde schilde sjairs), (1371?), und Arnt Snoick, wegen opter Weide(n) zu Till, (1371-1379), und her Wilhem van Wisschel, wegen Wisselward (de alingen wardt), (1371) Dezember 24; fol. 3b) Johan van der Bethe, wegen Bedburg (1 halff hoeve lands, gelegen tusschen Bedebur end Elsberge), (1370), und Wilhelm die reide (rode B) van Hekeren, wegen ter Hoepoirten gegenüber Emmerich, (1371), und Johan van Holthusen, wegen Holthausen zu Hau, 1379, und Sander Lauwart, wegen Nimwegen (Zoll), (12 marcks gelts jaerliche renten payments), 1363 Juni 24, und Sander van Redinchauen, Nimwegen (Zoll), (15 marks gelt), (1371), und Sweder van Ossenbroick, wegen Teybarts (3 Hufen Land im Kirchspiel Till), (Lehen nach zutphenschem Recht), (1370), und Bernt van der Lynde, onse lieve knape end manne (verzichtet), wegen Wesel (Ward), -1357; fol. 4a) Johan van Brynem; item van synen BL en mach hie oen nyet versumen om der brieve willen tusschen den hertoigen van Gelre ind greve van Cleve, off hie dat ontfengh na gehalt der brieve, wegen Bemmel (Kirchspiel Huissen), (1370)-1387, und Johan (Cot) van Dongherade(n) (-rode), wegen Dongrat (Pusen) zu Genend (Kirchspiel Repelen), 1370 Februar 1, und Henneken vanden Bosche, wegen ingen Busche (Gericht Kervenheim), (1371), und Derick van Eyll, wegen Kivitsward zu Wisselward, (vor 1369), und Stees van Monreaen (Monriaen), wegen Monreal, Kreis Mayen, (1371), und Diderick van den Kyuit, wegen Vornick, Rottum und Hoest (Kirchspiel Weeze, Zehnten), (1370), und Arnt Ryperbant; Leibzucht für Griet syn wyff an 50 pont paymentz uyter dem guede vorsreven, wegen Waverloe zu Didam, 1371 August 5, und Steven van Leynden (Lyenden B), wegen die Winckel, (1371); fol. 4b) Clauwes (Claes) Coeman (onse knecht), beheltlich ons onser rechter renten, dye wy aen den vurgen. hof hebben, as hie oen tovoeren ontfangen hadde van greve Johan tot synem lyve. Item heeft oen myn joncher beleent 1 stuck lands, dat Hegmans was, dat 4 den. galt ten huys tot Karuenhem. Item 1 stuck lands tot synem lyve, dat uyt Reyskens guede was, dat nyet en galt ind gult nu 2 den. (penningh B), wegen ten Bleke (Kirchspiel Winnekendonk), (1371?), und Dederic van den Velde zusammen mit seinem Weibe (Hille) auf deren Bitten in dieser manyeren: weert sake, dat si aflyuich wurde, dat Dedric der man vurscr. dan dat behalden sal ende, of hi afleuich wurde, dat si dat behalden sal ende besitten ten vursreven rechte …, wegen in der Daelt zu Warbeyen, 1371 (April 30), und Henrick van Aerde, als syn vader dat hadde; Leibzucht seiner Mutter, jonfer Lambert, an 50 alde scilde sjairs, wegen Gut zu Hulhuizen, (1368), und Claes van Camphuse, wegen Crachtsward bei Elten, (1371); fol. 5a) Henrick van Yssem; auch mit dem Hause Haag; den Zehnten zu Boeckelt und 10 mrc. (Lehen nach zutphenschem Recht) und 10 o. 13 marc aus dem Zoll zu Büderich, wegen Boeckelt (Gemeinde Kapellen, Stadt Geldern), 1370 Juli 21, und Rutger van den Boitzlar, hern Otten soen, wegen ter Horst bei Kalkar (Rat), 1394 November 7, und Ludeken vanden Hoûhuys; … item die tiende van Boychem, wegen Recklinghausen (Freigrafschaft), (1376), und die vrouwe vanden Boitzler, hern Gadertz wyff, ind heft gelaeft enen man dair aff to setten, wegen ter Smitten zu Appeldorn, (den hoff), (1371); fol. 5b) Coenrait van (to) den Bruek(e), wegen to den Brueck(e) (dat guet), 1368, und Herman van Vyffhu(y)sen, wegen Hochlar (Zehnt, Kirchspiel Recklinghausen), 1368, und Gadert vanden Balken, wegen Balkenhove zu Voorst (Gelderland), (1370), und Herman Syret van Orssoye, wegen uyt der Loweschen Hoeve zu Binsheim, (1370) Februar 22, und Jacop van den Hamme, als Aleph van den Hamme, syn vader, to hebben plach, wegen Riemke (Kirchspiel Bochum, Burglehen von Strünkede), 1368, und Henrich van Boichouwe (Betouwe), wegen Sulkelhuys und Lutke Huys, (1368), und Derick van Weisterem, wegen Westrum bei Recklinghausen (Zehnten), (1368), und Coenraed Lols (Bols), ratman to Nuysse und Derick vanme Staede, die jonghe, wegen Kassel (Land Linn), (1368); fol. 6a) Reynolt (Rembolt) van der Ruschenborgh, wegen Büderich (Zoll, Manngelder), (1370) April 9, und Derick van Rossem (Rassem) geh. Bylant, wegen den Awelakensschen Wart (Kirchspiel Millingen/ Düffel), (1370) April 14, und Mechtelt van Oye, wegen Gendt, 1370 Juli 1, und Henrick van den Kolke, wegen Büderich (Zoll, Manngelder), (1376), und Derick vanme Angeren, wegen then Have zu Gerresheim, (1370), und Henrich van den Kolke, wegen Ylt bei Kalbeck, 1370 Juni 29, und her Derick van Apeltaeren, wegen Maasakker, 1370 Juni 17, und Ansem van Keken, canonick to Wisschel, wegen Niel (9 ½ morgen lands), 1370 März 25, und unbenanntes Lehen für die here (Willem) van dem Berge, (1370) April 14; fol. 6b) Didderic van Vlft nach Verzicht der vrouwe Herborgh, Witwe des Evert von Ulft, auf ihre Leibzucht und ihrer Söhne Jacop ende Henric van Vlft (dat syn vrouwe Tasche avergaff), wegen Averkamp zu Ulft, (vor 1368), und Reynalt van Ayswyn, wegen Berge (´s-Heerenberg), (1370), und Johans wyff van Gestel (Lehnmann: Johan van Gestel), wegen Greflichem zu Didam, (1370) August 24, und her Gerit van Matlaer, wegen Binsheim (Zehnt), (1370) September 8, und Johann van Elswick, Johans soen, wegen Elswick (Elswich, Kirchspiel Weeze), 1370 November 3, und Ailbertus Paepe, wegen Altkalkar (6 mergen lands), (13)70 November 6, und Daem van Till, wegen Till (2 mark geltz uyt 2 hoeven lands in Tilrebroick), (1370), und Steven vander Kemenaden, wegen Uedemerbruch, (1370), und Derick van Vlffte, wegen Zevenaer (Burglehen), (Burglehen to Zevenaer, to boeren to Huessen, oft oen to Zevenaer nyet en wurde), (1370); fol. 7a) her Rutger van Laecmont (-de), wegen Doornik (Gemeinde Bemmel), (1370) November 13, und her Jacob van Lynne, dair van hie die copien weder seinden sal, wegen Griethausen (Zoll, Mannlehen), 1370 November 13, und Rutger van Ouerencastrop, wegen Oestrich (St. Herne?), 1371 (August 17), und die here van Bronc(k)horst, as syn vader den to halden plach, wegen Ringenberg op Veluwe (Kirchspiel Brummen bzw. Voorst, Zehnt), 1371 Januar 2, und (her) Reyner van Elswick, wegen Schadewick (Gericht Kervenheim), 1370 Dezember 31, und Wilhem van Wisschel, wegen Wisselerfeld, 1371 März 25; fol. 7b) de here van Culemborg, wegen Büderich (Zoll, Manngelder), (1371), und Derick Brant, Celien soen, wegen Appeldorn (een halve hoeve to Apelteren in den Kirchspiel), 1371 November 20, und Derick Brant, Celien soen, wegen to Broechem (Kirchspiel Vynen), 1371 November 20, und Derick Brant, Celien soen, wegen Hau, 1371 November 20, und Johan van Apelteren, hern Wilhems soen, ontfing syn leen, as den Steensche wird, dairop sat Johan van Laege, in die Hetter, ind Otten Muedings wird, dair op sat Johan vanden Wyel ende Derick van den Hoeuel, wegen Otten Mudings Wert zu Doornik, (1371), und die here van Culenborg, wegen Scheinden- (Schenden-) ind Tolhuysswert bei Griethausen gelegen, (1371), und die here van Culemborg, wegen Schmidthausen (Hof), (1371), und die ghere van Culenborg, wegen Schonenberg (Haus), (1371), und Kaerle van Berenbroick, wegen Winkel (Haus, Kirchspiel Winnekendonk, Rat), 1371 Oktober 14; fol. 8) Ott(e) Pryske(n), wegen Frasselt bei Kranenburg, (1371); fol. 8a) Johan vanden Bongart, burger van Huessen, wegen Haesers Camp zu Huissen, 1373 Februar 4, und Derick van den Hamme, hern Wilhems soen : in dem yrsten Otten Mudinghs werdt ind 5 hoeven lands, die dair in liggen, daer Lueff an geguet is, die gelegen syn in dem Kirchspiel van Daernick ; item Johans guede van den Wyel, dair hie op sittet ; item dat guet dair Derick van den Hoeuel op woent ; item den Steensche werdt myt synen toebehoeren (die gelegen is in den Kirchspiel van Zuelen 1374), wegen Otten Mudings Wert zu Doornik, (1373), und Fredr(ick) van Zuelen heldt dat leen van min joncheren: in den yersten dat guet to Wylaeken ind den hoff to Gansbergen …, als die gelegen syn in den Kirchspiel van Daernick; item Haesdommer broick …, as dye gelegen syn in den Kirchspiel van Byenen; item die wiltbaene …, wegen Rade in der Hetter, 1373, und Otte van Bylant, wegen Wolferen (Haus), (1373); fol. 8b) Gerit Schardenberg, wegen Donsbrüggen (Kreis Kleve), (1371), und Mechtelt Johans dochter van Bingarden (Lehnmann Henrick ten Holte, Euertz soen), wegen ter Heege, 1377 Oktober 21, und Johan van Holthusen, wegen Holthausen zu Hau, 1379, und Ansem van Keken, canonick to Wisschel, wegen Niel (9 ½ morgen lands), 1370 März 25, und unbenanntes Lehen für Jorden van Wylre, canonick to Zeefklick (Kranenburger Lehen), 1371; fol. 9a) Lobr. (Lubbert) van Till, wegen Brandesbroick bei Appeldorn, 1378 September 23, und Henrick Vaick van Oye, wegen Kranenburg, 1374 Juli 6, und Otte van Lent, wegen Werchem (Hof zu Persingen), 1373 März 13, und Johan van Oersgatt (Oerscat), wegen Zyfflicherbusch, (Mannlehen, as 9 mark gelds), 1372 Juni 16; fol. 9b) her Rutger van Laecmont (-de), wegen Doornik (Gemeinde Bemmel), (1380), und Gheryt van den Glinde, wegen Diemers (Gemeinde Kapellen bei Moers), (1385), und her Segher van Groesbeke, wegen Herkenum bei Weeze (Zehnt), (1385-1405), und Seger van Gruesbeke, wegen Beek bei Nimwegen, 1403, und Cleyn Johan van Cleue, wegen Kranenburg, (21 morgen lands), 1380 Juni 18, und Bernt van Sleeswich, wegen Lauersfort (Haus), (1380), und Fredericus dominus de Moirse, wegen Moers (Grafschaft), 1375 Mai 11, und die here van Bronchorst, wegen Ringenberg op Veluwe (Kirchspiel Brummen bzw. Voorst, Zehnt), (1380); fol. 10a) Wilhelm van Issem (als voir een ledich vervallen leen) tot synen lieve …, wegen Keylaer (Klein-Keylaer, Gericht Wetten), (Lehen nach zutphenschem Recht), 1383 Januar 1, und Otte van Bylant, wegen dye Oplage zu Keeken, (1382), und Gerit Proyt, hern Isenbrantz soen, wegen Winterswick (Vogtei, die vaeghtbede tot Wynreswich ind den halven hoff to Borthen (Mannlehen)), 1382 September 8; fol. 10b) Wolter van Montebruyck, wegen then Haue zu Keylaer, (1383), und Rutger van Daernick, wegen Helsum bei Weeze, 1383 März 25, und Coenrait van Bracht, wegen then Have zu Gerresheim, 1383 März 28, und Rutger van Daernick; auch mit den Zehnten zu Helsum ind vort alle ander leen, Burglehen en Mannlehen, wegen Kleve (Windmühle), 1383 März 25, und Johan van Monriaen, wegen Monreal, Kreis Mayen, 1383 April 29, und Item hec sunt beneficia seu pheoda, que Swederus de Dingden tenet a comite Cliuensi. Primo curtim et decimam Wisel, Blisstede, wiltbant inder Menneth, wiltbant in den Venbroick, domum in Goterswick, quam habet Bernardus ab eo, curtem Steenbrich, mansus apud Monement, domus Langarii, domus quam habet Fredericus de Hengevelde, domus quam habet Wessel de Boicholt, domus Euenych, domus Alstede, domus prope Alen, curtis iuxta Camene, quam habet Theodericus Vrancke, wegen Ringenberg (Rat), ohne Datum; fol. 11a) Adolph ten Haue, wegen then Have zu Gerresheim, (1384), und Gerit van Hese, Heynen soen, auf Bitten des Ott van Lent, wegen Werchem (Hof zu Persingen), 1384 September 25, und Leibzucht für Heilwig van Hese, verheiratet mit Gerit van Hese, Heynen soen van Hese, wegen Werchem (Hof zu Persingen), 1384 September 26; fol. 11b) Goissen van der Horst, wegen Altkalkar (14 morgen lands), 1384 November 11, und Goissen vander Horst, wegen Bedburg (Kreis Kleve), 1384 November 11, und Wolter van Woesich, hern Daems soen, wegen Angeren (12 Morgen Land), (1385), und Ludeke Spaen van Gent as een mombar van wegen Machteltz dochter Hubert Touters, wegen Haldern, 1385 Februar 14, und Johan vander Straten, hern Henric van Abroicks soen, wegen Scardenbergs Guet zu Keylaer, 1384, und Goissen vander Horst, wegen dat Rodenholt zu Till (Rat), 1384 November 11, und Goissen van der Horst, wegen Till (14 margen lands kleinere maten), 1384 November 11, und Leibzucht für Styne van Assel, syn witlike wyf, wegen Weierhof zu Krefeld (Inrath), 1393, und Euert van Wisschel, hern Wilhems soen, wegen Wisselward (de alingen wardt), 1384 November 11; fol. 12a) her Otte van Driel, hern Alartz soen, wegen Huissen (Zoll, Manngelder), (1385), und Johan van der Weiden (Leibzucht für Mechtelt vander Weyden, Johans echte wyff), wegen Elden, 1385 April 12, und Leibzucht für Agnese van Dort, Alardz wyff van Jamerlo, an Alartz husinge op der borgh end tusschen 6 morgen ende 5 ½ morgen landz gueter maten, gelegen tot Malborgen in der weiden, wegen Huissen (Burglehen), 1385 April 12, und Jacop Hermans soen van Velle, dair syn moder op woent, wegen Huissen (3 (2 ½) morgen lands gelegen tot Huissen voir der Arnhemscher poirten), 1385 April 12, und Sander van Oye, wegen Kranenburg, 1385 Februar 14; fol. 12b) her Jacob in gen Haue, wegen Diemers (Gemeinde Kapellen bei Moers), 1385 März 9, und Arnt Heymerich die alde, wegen Donsbrüggen (Kreis Kleve), 1385 Mai 21, und Leibzucht für Griet Spoelers (Spuelres) dochter verheiratet mit Rutger van Gestel, wegen Keylaer bei Weeze (Zehnt), 1385 Juli 20, und her Adolph van Suydkamen, rentmeister min here van Cleve, wegen Mehr in der Düffel, 1385 Juni 7, und Goissen van Pelden, wegen Nellen zu Baerl, 1385, und Reyner van den Kollich, syn bruder (verzichtet 1395), wegen Wissen (Zehnt), 1385 Juli 16; fol. 13a) her Segher van Groesbeke, wegen Herkenum bei Weeze (Zehnt), (1385-1405), und her Segher van Groesbeke, wegen Malden (Herrschaft), (1385-1405), und Otte van Bylant, hern Otten soen, wegen dye Oplage zu Keeken, 1385 November 23, und Rolof van Oestenwalde, wegen Wemb (Kirchspiel Weeze, Zehnt), 1385, und unbenanntes Lehen für Johan van Bylant, hern Derichs soen, (1385); fol. 13b) Hille van Meer, wegen Keeken (10 holländische Morgen), (1385) Juli 26, und Johan van Osterholt, dat hie bekande in synen besegelden brieven, die hie an min here sande, doe hie van den amptluden van Betuwe dair an verkort warde, wegen Oesterholt in der Betuwe, (1385), und Leibzucht für Gese, Euert Vogelsanghs wyf, in al der maeten als Euertz vader dairin bestarff ind Euert na van m. h. ontfangen hevet, wegen Vogelsanck zu Kervenheim, 1386 November 22, und Reynolt van Aesswyn, der zuvor vor dem Gericht in der Hetter das Gut dem Grafen aufgetragen hat zur Entschädigung für das freigegebene Gut Haskencamp, Kirchspiel Zeddam, wegen Vrasselt in der Hetter, 1386 Oktober 17 (Oktober 10); fol. 14a) Borchart Stecke ende Arnt syn broder, Arntz soen, wegen Ginderich, (1387), und Herman van Mekeren, Vden soen, wegen Bergharen, 1387 März 2, und her Herman van Gemen … van genaden wegen, wegen Rade in der Hetter, 1387 Juni 2, und Johan Balderick (-rich) van Berck, wegen dat Sonder zu Baerlerhese und Kate zu Bornheim, 1387 (1394), und dem Herman van Mekeren, Vden soen, zu Eigen aufgelassen (to enen rechten edelen vrien eygenen guede), wegen tho Tellicht (Kirchspiel Ermelo), -1387 Februar 25, und Otte van Bylant geheißen van Lunen, wegen Wolferen (Haus), 1388; fol. 14b) Nolde van Hetterscheit, Henrics soen, nae inhalt der brieve, die syn vader dair aff hadde von m.h.; ind oick ontfiengh hie anders geen leen tertyt noch en versocht oick anders geen leen, wegen Vrasselt in der Hetter (Zehnt), 1388 April 30; fol. 15a) Joncher Frederick van den Berge, wegen Bijland, 1388 Mai 25, und her Adolph van Suytkamen, onse rentmeister, nach Verzicht des Willem van Rees, wegen Mehr in der Düffel, (Hof und Zehnt), 1388 Mai 17, und Giesbert Cloerlanck, wegen ter Smitten zu Appeldorn, (den hoff), 1388 Juli 13 bis 1413 April 17, und Leibzucht für Henneken van Oysterholt verheiratet mit Johan vten Venne, wegen die Spyck (Kirchspiel Appeldorn), 1388 Dezember 10; fol. 15a-b) Rutgher van Darnic nach Verzicht des Johan van Oesterholt, onse man, wegen Meerdael, dat, zu Oosterhout, 1389 August 15, und Otte van Camphusen, wegen Resnerbroeke zu Heteren, 1388 April 29; fol. 15b) Johan van Brynem Henrix (Hinrichs) soen (”wilke erffnysse ich toe samen gekocht hebbe wider Johan van Brynem Johans soen“), wegen Bemmel (Kirchspiel Huissen), 1387(88) Dezember 26, und her Derick van Apeltaeren, wegen Maasakker, (1388), und Johan van Oesterholt, wegen Oesterholt, 1389 August 14; fol. 16a) Johan van Daernick, hern Wolters soen, wegen Donsbrüggen, 1389 April 24, und Gadert van Laeckmonde, hern Rutgers soen, wegen Doornik (Gemeinde Bemmel), 1390 Januar 28, und her Ruthger van dem Boitzler, wegen angen Klaphecke (Gericht Appeldorn, Kirchspiel Marienbaum), 1394 September 7, und hern Otten, heren van Hoekelem (Hoykelem) … in behueff vrouwen Lysbetten, dochter wilner hern Johans heren van Lienden, syns echten wyffs, wegen Millingen in der Düffel, 1384 September 22, und Johan van Bilant, wegen dye Oplage zu Keeken, 1390 Januar 11, und Johan van Alpen, wegen Werrich (Amt Büderich, Fischerei), (1390); fol. 16b) Henrik van Bysteruelde (end synre susteren eenre, cloester joncfrauwen toe Nymegen (korrigiert aus Bedebůr)), wegen in den langen Hoeven bei Kranenburg, 1389, und Lubbert van Thille… tot eenen onversachten ledigen Mannlehen, wegen in den langen Hoeven bei Kranenburg, 1389 September 15, und Item dit synt die guede, die die jonfr(ouwe) van Ringenberg, greve Johan van Cleve aver gaff ind van den den graven to leen rurende. In den yrsten die hoff ende tiende to Wesel, item die tiende Blystede, den wiltbant in der Menet, wiltbant in Berenbroicke, dat huys in Goterswich, dat Bernt van oen hevet, den hof Screnbergh, die hoeve by Monementen, dat huys Lanchorn, dat huys dat hevet Frederich van Hengeuelde, dat huys dat hevet Wessel van Boicholt, dat huys Euennich, dat huys Alstede, dat huys by Alen, die hoff by Camen, dat hevet Diderich Brant, wegen Ringenberg (Rat), (1360-1368), und Item dit syn leen, die die van der Straten van den greven halden: In den yrsten Jacop Spaens guet, soe dit van alds tot der graesschap van Cleve gehoirt hevet; Voirt Daems guet van Scheuick mit synen toebehoeren. Voirt ander leen, dair die van der Straten brieve aff hebn, wegen van der Stratensche Lehen, (1390); fol. 16bf.) Johan van Darnigh, wegen Rentenlehen zu Hulhuizen, 1390 März 24; fol. 17b) Fredrich Heymerich, Arnt Heymerichs soen, wegen Ingenwinkel zu Rindern und Donsbrüggen, 1390 April 11, und Johan Heymerick to Cleue, wegen Ingenwinkel zu Rindern und Donsbrüggen, 1390 April 28, und desgleichen, wegen Ingenwinkel zu Rindern und Donsbrüggen, 1395 April 30, und Dat is dat landt, dat Luys van Ossenbroick van min here haldende is : In dem yrsten 43 ½ margen lands, die Heynken Haeuincks kynder to Bircke van Luysen vorgen. to leen halden ; item 18 margen lands, geh. die Goedener, gelegen to Tille, die Wilhems kyndere van Poelwich van Luyszen halden solden ; item 14 margen, die Dideric van Ossenbroick van Luyssen halden solde ; item 18 mergen geh. Paelscamp ende Rauenskamp, die Luys selve hevet ; item dat ander hevet Luyse noch selve. Summa tosamen drie hoeven lands, die hevet Luyss tosamen ontfangen van min here, wegen Ossenbroich, (1394) und Sweder van Ossenbroick, wegen Teybarts (3 Hufen Land im Kirchspiel Till), (Lehen nach zutphenschem Recht), (1390), und Luys van Ossenbroick, wegen Teybarts (3 Hufen Land im Kirchspiel Till), (Lehen nach zutphenschem Recht), (1394); fol. 18a) Johan van der Bethe die jonghe, wegen Bedburg (1 halff hoeve lands, gelegen tusschen Bedebur end Elsberge, (1390) Juli 17, und Derick vander Keldonck; ind den hoff sal Johan, syn soen, bynnen eenre maent (ontfangen), na den dat hie to lande kompt, wegen Gestel(en) (Kirchspiel Weeze), 1390 Oktober 3 und 14, und Kundschaft des Diderick, die soen was Wasmoitz van Karuenhem, vor Beernt Peel ind Johan Moilner, Schöffen zu Kalkar, und Arnt van der Horst und Lodewich van Raderbroich, Lehnmannen, wegen die Lecke zu Kalkar, 1368 Januar 2, und Derick van Keruenem, wegen die Lecke zu Kalkar, 1379 April 21; fol. 18b) Johan van der Lyeten; in die vorscr. Johan eisschede sich van min here to beleenen 11 mark gelds uyt dem tolle to Buederick, dan des weigerde min here ind naem syn beraet op Johans brieve to besien, wegen Langendreer (Zehnt), 1391 Dezember 12, und Johan uyt den Venne, wegen ingen Loe ten Bruecken (Kirchspiel Vynen, Rat) und Schonenbusch zu Obermörmter, 1391 Dezember, und Item m. jonchere Dideric vander Marke sande ons desen brieff: Men solde besien, off Goesswyn van Stockem ennich guet to Mannlehen hedde gehadt van den heren greven to Cleve, dat in veste van Rekelinchusen ligge, dat men alsodane guede ende erve m. jonchere van der Marke besreven seine wolde ende mit naemen Cerris Breyde des Rypen ind den graeuen ende gaiden neest der stat Rekelinhuysen …, wegen Recklinghausen, (1390); fol. 19a) Diderick, heer van Lienden, beheltlich hern Steven van Lienden ind anders alremalk syn rechten, wegen Doornik (53 mergen lants), 1389 Dezember 25, und an Derick van Bylant, hern Johans soen, wegen Aardt in der Betuwe bei Arnheim, 1390, und her Wilhem van Wisschel, canonick to Wisschel, … gaff mynem jonchern van Cleue op in stat m. h. van Cleue, want myn here gevangen was, … ind Wilhem van Wisschel syn vader den to dienstmans leens rechte to halden plach van enen greven van Cleue ind alle syn recht, dat hie dair aen hadde van doede synre moeder voirsr. ende syns vaders in behoeff Steuens van den Eger ind des en hevet Steuen voirgenannten noch nyet ontfangen, wegen Entenbusch (Endenbusch) zu Wisselwarth, 1391 Oktober 22, und Loeff in gen Haue, Jakobs Sohn, wegen Diemers (Gemeinde Kapellen bei Moers), 1392 April 25; fol. 19b) Leibzucht für Henken van Oesterholte, Witwe des Johan vten Venne, die auf die Leibzucht an der groten Spyck und dem Schepenbusch verzichtet hat, auf Bitten des mombers ihrer Kinder, Goeswyn van der Horst, wegen ingen Loe ten Bruecken (Kirchspiel Vynen, Rat) und Schonenbusch zu Obermörmter, 1392 Juni 2, und Goissen van der Horst in behoef Johans vyten Venne, wegen ingen Loe ten Bruecken (Kirchspiel Vynen, Rat) und Schonenbusch zu Obermörmter, 1392 Juni 5, und Geryd van Yssem (die wyle hie levet end nyet langer) om menigen getruwen dienst, den uns Lueff van Yssem gedaen hevet ind noch doen maech … end off wy onse vagedye van Wese loesden van hern Henrich van Wickrade by levendigen lyve Gs. van Yssem voirgenannt, soe solen ouch alsdan die voirgenannt onse renten weder ledich ind loss an uns vallen …, wegen Weeze (Vogtei), 1392 Juni 9; fol. 20a) Ott van Mekeren also, as syn broder die ontfangen hadde ind dair sal hie by synem ede alle gelegenheit affbescreven geven, ind dat gelaefde Johan van Haelt mede, wegen Balgoy, 1392 Juni 10, und Johan (van der) Rosenouwe, wegen Grondstein (Haus bei Elten, R), 1392 Juni 10, und Deus van Loil, wegen Loil (Kirchspiel Didam), (1392), und Wolter Smullingh, wegen Wardenstein (Haus bei Grieth, Rat), 1392 Juni 2; fol. 20b) Gerit Wynkens soen tot Arnhem, wegen Duiven (to Duuen in der Lyemersch by lande Wynantz van Arnhem), 1392, und Jacop van Schoirrenberge ind gesan an min here, oen to belenen, wegen Balgoy, 1392 Juni 14, und Wynant van Arnhem, hern Dericks soen, wegen Duiven (een meerslach in der Lymersch in den kirchspiel van Dueuen gelegen), 1392 Juli 24, und Ymgerem Pos, wegen Houtslach (Houftslach, Kirchspiel Duiven), 1392 Juli 25, und Paelick van Camphuysen, wegen Crachtsward bei Elten, (1392 Juli 25), und Johan van Gyse, wegen Loepen (Haus), 1392 Juli 24; fol. 21a) Johan Budel, Bruder des Johan, wegen Schnorrenberg (heute Haus Haag, Kirchspiel Vynen), 1392 Juli 25, und Henrick van Lynne, wegen Zevenaer, 1392 November 19; fol. 21b) Walter van Woesich, wegen dat Brughstuck (Kirchspiel Doornenburg), (vor 1392), und Bylant, der broeder een van Rossem, wegen dat Brughstuck (Kirchspiel Doornenburg), 1392 (November), und Leibzucht für Beertken van Ingeren verheiratet mit Arnd van Holthusen an 50 sware r. gulden jährlich, wegen Holthuisen bei Huissen, 1392 November 10, und Gerit van Wilte, wegen Liemers (Amt, das Mühlenrecht), 1392 November 10, und Randolff, Randolphs soen sjegers, wegen Slipkruke (Slipkrude 1400) zu Ede, 1392 November 11, und Johan van Aesswyn, wegen Vrasselt in der Hetter, 1392 August 4, und Euert van Steenren, geheißen to Middachten, wegen Wolfstege (Kirchspiel Ellecom), 1392 November 11; fol. 22a) Werner van Lenep, anders geh. Judas, wegen Grips zu Wehl, 1392 November 17, und Wenemar Gryp, wegen Duiven (2 hofstede gelegen in den kirchspiel van Duuen), 1392 Dezember 13, und Pelegrym ten Haue, wegen Campelmans zu Groessen, 1392 Dezember 13, und Randolff, Randolphs soen sjegers, wegen Slipkruke (Slipkrude 1400) zu Ede, 1359 Januar 25, und Johan Tuy(s)sch(e), wegen Tusschenguet zu Didam, 1392 November 17; fol. 22a-b) Gadert Kloeck, wegen dat (in den) Lo zu Duiven, 1392 Dezember 13; fol. 22b) Johan van Hoesel, wegen Duiven (11 ½ morgen lands), 1392 Dezember 13, und Euert van Wisschel, Wilhems soen, wegen Entenbusch (Endenbusch) zu Wisselwarth, 1392 Dezember 14, und (in den soemer) Aleit van Aldnehauen, Wilhems wyff van der Hoeuelwich, ind dat hevet Wilhem van der Hoeuelwich, oir man, vermannet, wegen dat (in den) Lo zu Duiven, 1392 Juni 21, und Leibzucht für Lysbeth Hagedornen verheiratet mit Arnd van dem Berge, wegen Steenbergen, 1393 Januar 17; fol. 23a) Henrick Piecke (Picke), synre dochter man, onse burgere to Huessen, wegen Papenhove zu Huissen, 1393 bzw. 1394 Dezember 9, und Wilhem die Fuecker (Vuycker), wegen Weierhof zu Krefeld (Inrath), (1384), und Wilhelm van Assel, wegen Weierhof zu Krefeld (Inrath), 1393 Februar 5, und Steuen vanden Eger, wegen Wisselward (26 ½ holländische Morgen landz holländische maten), 1393 (=1394) Februar 17; fol. 23b) Steuen van Hyrtenvelt, Johans soen, wegen Hertefeld (Haus zu Weeze, Rat), 1393 April 5, und Steuen die Gruter, Geritz soen, wegen Schoddersgut (zu Duiven und Groissen), 1393 Februar 20, und Henrick van Waemel, als Henricks vader die van greve Johan van Cleve to halden plach, wegen Wijchen, 1393 Dezember 18, und Derick Smullingh, Deric soen, wegen Zevenaer (Burglehen), (8 marck gelds), 1393 März 16; fol. 23b-24a) here Euert van Vlffte; Leibzucht für Mechtelde, syn wyff, wegen Averkamp zu Ulft, 1393 April 4; fol. 24a) Johan vander Capellen, Johans soen, wegen Eger (Kirchspiel Büderich), 1393 April 14, und Euerarde Loyff, dat Derick Loyff syn vader plach to hebn, wegen Altkalkar (aertlant), 1393 Mai 10, und Johan van Aysswyn, wegen Auervelde zu Gendringen, 1393 Juni 6, und Lubbert van Till(e), wegen die Gadener (Godartsacker, zu Till), 1393 September 26, und Rutger van Gestel, wegen Keylaer bei Weeze (Zehnt), (1334 Oktober 16), und Otte van Bellinchauen, hern Otten soen ritters, wegen Schmidthausen (Haus, Rat), 1393 September 26; fol. 24b) Johan Budel van Dorrenwalde, wegen Dorrenwald (Haus, Kirchspiel Xanten, R), 1368, und Steuen van Rossem, wegen dat Brughstuck (Kirchspiel Doornenburg), 1394 Februar 12, und Randolph van Hoekelem (Huekelem), Randolphs soen (Lehen nicht genannt), wegen Slipkruke (Slipkrude 1400) zu Ede, 1399 August 31, und Johan Budel van Dorrenwalde, wegen Weeze (Vogtei), 1368, und die here van Culemborg, wegen Wertherbruch, 1394 Juli 26; fol. 25a) Steuen van Hetterscede, wegen Büderich (Zoll, Manngelder), 1354 August 17, und Johan heer van Broickhusen, wegen ten Eyck(en) zu Broekhuizen, (1368), und Coenraet van der Haselhorst (Offenhaus), wegen Haselhorst (Haesselhorst) im Vest Recklinghausen,

149. Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0054 / Kleve, Lehen, Generalia AA 0054, Nr. 2
N. Registrum feudorum et presentationum Clivensium et Marckensium domini Adolphi (item de feudo Moirsensi)
LAUFZEIT 15. Jh. - 17. Jh.
Enthält: Bl. 1) Formulare aus der Zeit Herzog Adolfs (1417-48); Bl. 3) De feudo Moirsense et de feudo Gelverade; 12a) Gemen; Bl. 15 ff. -70) Klevische Belehnungen 1432-48; Bl. 80a-86) Leene van den lande van der Marke 1433-48; Bl. 90) Praesentationes 1437-48. - Einträge im einzelnen: fol. 2) Johan (van) Nyenhus anstelle des Berndt (die) Graue, wegen Elpe (Zehnt), 1436 August 27; fol. 3) Leibzucht für onse lieven nichten Walburge van Saerwerden verheiratet mit Frederick, here van Moerse ende van Baer, onse lieve getrouve, auf dessen Bitte an den hus, stat ende alinge lande van Moerse …, wegen Moers (Grafschaft), 1377 November 1; fol. 3a) Theodericus, dominus de Moirse wird homo ligius (ledichman) des Grafen Theodericus von Kleve, wegen Moers (Grafschaft), 1287 Oktober 21, und Theodericus, dominus de Moirse, betreffend ”castrum nostrum Moirse et opidum nostrum ibidem una cum omnium generaliter nostrarum circumquaque iacentibus villarum iurisdictionibus nobis attinentibus, Buytberg et Creuelt nostrarum villarum, jurisdictionibus dumtaxat exceptis“, wegen Moers (Grafschaft), 1294 Juli 3, und Fredericus dictus de Moerse miles wird ligius des Grafen Theodericus von Kleve, wegen Moers (Grafschaft), 1295 April 10, und Derich here toe Moirse, wegen Moers (Grafschaft), 1356 August 23; fol. 3b) Reynken Kabebe, Bürger zu Uerdingen, erklärt unter Eid, daß er im Gegensatz zu seiner früheren Aussage keine Kenntnis von der letztwilligen Bestimmung der Frau Rikarde van Dollendorp, Gattin des Wolter Stecke, gehabt habe, daß der Verzichtbrief des Grafen Johan van Kleve, der in ihren Händen war, keinem anderen als dem Grafen Friedrich von Moers oder seinem Nachfolger ausgeliefert werden solle; wohl aber habe er den Ankauf des Briefes von der Tochter des Wolter Stecke, Klosterjungfer zu St. Caecilien in Köln, durch den Schreiber des Grafen van Moers vermittelt (gededingt); [demnach hatte Graf Dietrich van Moers, bevor er nach Preußen ritt und dort starb (1372), den Brief dem Wolter Stecke, Ritter, Herren zu Beeck, zu treuen Händen überlassen, daß er niemand anders als dem Grafen van Moers ausgehändigt werden solle], wegen Moers (Grafschaft), 1410 Juni 1; fol. 4b) Adolf, Graf van Kleve und zu der Mark, und Friedrich, Graf zu Moers, einigen sich auf den Erzbischoff von Köln als Schiedsrichter: ”zom yrsten van sulcks leen wegen, as die greve van Cleve meynt, dar der greve van Morse mit synre tobehoringen van yeme untfangen sulle …“, wegen Moers (Grafschaft), 1411 Juni 18; fol. 6a) Helmich Bentinck, onse rait, wegen Huissen (Zoll, Manngelder), (16 overländische rheinische Gulden), 1448 März 31; fol. 12a) Johan here to Gemen, wegen Gemen, 1432 Februar 19; fol. 13a) Johan, herre to Ghemen, verpflichtet sich, binnen 4 Wochen nach Beendigung der Fehde zwischen Erzbischof Dietrich von Köln und Herzog Adolf von Kleve-Mark und seinem Sohne Johann sich mit Ghemen und der Vogtei Vreden belehnen zu lassen, wegen Gemen, 1444 September 15; fol. 15a) Berndt van Strunckede, Sohn des verstorbenen Berndt, wegen Hochlar (Zehnt, Kirchspiel Recklinghausen), 1432 März 9; fol. 15b) Bernt ind Gadert van Strunkede, knapen, wegen Castrop (Burglehen von Strünkede), 1432 März 9; fol. 16a) Rotger vander Empel, syn soen, wegen Empel (Haus), 1432 April 12; fol. 16b) Henrich Eppinchuys, wegen die Leensche Hoeve zu Drevenack, 1432 April 12, und Berndt Huchtebroick … ind den tynde aver den Varnstege ind den Veltkamp to Gaerdorp, doinde umbtrynt 6 Malter kaerens; item dat guet ten Schiuelbergh, gelegen in den Kirchspiel van Spellen, doinde umtrint 12 Malter Kaerens, als Henrich Huchtebroich, syn oem, die toe cleuesschen leenrechte gehalden hevet …, wegen dat Rottum bie Barnheim (Kirchspiel Hünxe, Dienstlehen des Landes Dinslaken), 1432, und Henrich Eppinchuys, wegen Schermbeck (Burglehen), (mit synen huyse bynnen Schirembeck), 1432 April 12, und Bernd Huchtebroick, neve des Henrich, wegen Schivelberg zu Meer (Kirchspiel Spellen), 1432, und Arnoldus de Gestelen (Arnt van Gestel), wegen Slubbeck (Gericht Kervenheim), 1432 Oktober 10, und unbenanntes Lehen für Herman van Wye, 1432; fol. 17a) Connegonde van Asperen, van Voirste ind van Keppell, Schwester des verstorbenen Johan; ind dair van heeft Friedrich van Rechteren, oere echte man, min gnedige here huldingen ind ede gedaen, wegen Keppel (NL Gelderland), 1433 April 22, und Otte van Buren, wegen Kivit zu Wisselward, 1433 April 23; fol. 17b) Leibzucht für Weesken van Brey, huysvrouw Gerlochs van Voshem an sulke huysinge ind havereidinge, as Geirloch vursreven bynnen Calker heefft ind van m. h. to lene heeldt, gelegen by m. h. hoff to Calker, wegen Altkalkar (Zehnt), 1433 April 14, und Elbert vanden Hoen, burger tho Rees, mit der Hälfte, wegen die Grave (Kirchspiel Rees), 1434 Februar 11, und Erstreckung der Lehnsfrist für Steuens kinder van Berenbroick bis zu ihrer Mündigkeit, wegen Winkel (Haus, Kirchspiel Winnekendonk, Rat), 1434 Januar 21; fol. 18a) Johan van Eermel, wegen ten Hamme (Hof zu Rinkerode), 1434 März 11; Henrich vanden Velde (burger bynnen onser stat Cleue), wegen in der Daelt zu Warbeyen, 1434 Oktober 9; fol. 20a) Jutte van Leenbeck, echte huysfrouwe wilnere hern Derix van Arnhem ritters; Lehmann: Johan van Alpen, wegen Eil (Haus bei Huisberden), 1434 Februar 26, und Otte van Hessen, wegen Grevenwerd (Hoigewerde) zu Angeren, 1434 November 22, und Wynant van Arnhem, seligen heren Derix soen, wegen Malburgen (Fähre), 1434 Dezember 26, und Leibzucht für Jutte van Lembecke, Witwe des Derick van Arnhem, auf Bitten ihres Sohnes Wynant van Arnhem und dessen mombers Gerit van Arnhem, wegen Malburgen (Fähre), 1434 Dezember 26, und Johan van Hessen, hern Arnts soen, wegen Zyfflicherbusch, (Mannlehen, as 9 mark gelds), 1435 Februar 11; fol. 20b) Johan Vernudeken, Peters soen, sien neve, wegen Hillekomm(ers) zu Götterswickerhamm, 1435 Mai 21, und her Henrich vit den Venne, canonick to Xanten, wegen ingen Loe ten Bruecken (Kirchspiel Vynen, Rat) und Schonenbusch zu Obermörmter, 1435 Mai 22, und Johan Pelen, vorbehaltlich der Leibzucht der Witwe des Euert van W. Item 16 mergen cleinre maten oick schietende an des greven bossche; item 5 maldersait lands schietende op den Spontschen dyck Dienstlehen, wegen Wisselward (an eenen deel ende recht an enen camp lands gelegen in den gericht van Wisschelrewerde), 1435 Mai 13; fol. 21a) Derick Ingramssoen, geh. Posse, wegen Houtslach (Houftslach, Kirchspiel Duiven), (1310-1347), und Johan van Weel…, als syn vaider die van ons to leen haldende was; beheltlick dair an synre moider oire tucht; Leibzucht für Mechtilden, synre huyssvrouwen, wegen Huissen (3 (2 ½) morgen lands gelegen tot Huissen voir der Arnhemscher poirten), 1435 Dezember 12, und Vertrag mit Ingeram Possen: ”went dan dat vursreven huys voirtyds tot onser behoiff ind noitsaiken ind umb merre vestniss onss slaits vursreven van onsen vrunden affgebraken is“, verweist ihn der Herzog, 2 mark zu erheben aus dem Hof tot Oye gelegen und zu Lehen zu nehmen, die nach seinem Tode an den Herzog zurückfallen sollen, worauf die 18 Morgen von der Lehnschaft befreit werden, wegen Houtslach (Houftslach, Kirchspiel Duiven), 1436 April 25; fol. 21b) Rutger Schetter, wegen Hochlar (Zehnt, Kirchspiel Recklinghausen), 1436 Januar 30; fol. 21b-22a) Euert van Meuerden: dat huys tot onsen ind onsen erven apenen huyse; Leibzucht für Everts Frau Aelheide und für Henrich vit den Venne, wegen ingen Loe ten Bruecken (Kirchspiel Vynen, Rat) und Schonenbusch zu Obermörmter, 1436 März 21; fol. 22a) Arnt vanden Vrythaue (Vrytthoff), als wilnere Arnt vanden Vrythue, syn vader … wegen die Aelstat (Kirchspiel Appeldorn), 1437 Juni 25, und Euert van Oeffte, den alden, synre dochter man, wegen Wittringen zu Gladbeck, 1438 September 16; fol. 22b) Teilung des Lehens zwischen Johan und Rutger vander Empel, Johans soene: Rutger erhält dat slait ter Empel, die Höfe Kaltfoirt in den Werderbroick gelegen, to Knyuinck in den Lodichem gelegen, rurende to leen van den lande van Aspel, dat guet to Weruelt ind dat guet to Oesterwick to Millingen gelegen, die beide eyn leen syn rurende van den lande van Cleve; Johan erhält das BL von Aspel mit 6 marck gelds uiter den have tot Xancten, gehoerende tot der Empel, ferner das Gut to Quaetstege to Halderen gelegen, ruerende to leen van der graesschapp van der Marke, wegen Empel (Haus), 1436 Mai 24, und Rutger vander Empel, Johan van Hoenpells soen, wegen Oesterwick und Wervelt zu Millingen, 1436 Mai 24, und Johan van der Empel, wegen die Quaetstegen zu Haldern, 1432 April 12; fol. 23a) den eirbern meister Henrick Hessel doctoir in beiden rechten, Beelen aldste soin, wegen Atrolfs Bergh zu Kleve, 1436, und Johan (van) Nyenhus anstelle des Berndt (die) Graue, wegen Elpe (Zehnt), 1436 August 27; 23b) Herman Valck, as syn vader die ontfangen hadde, wegen Ochtrup (Zehnt), 1440 September 23, und Derick ypme Kelle, onse kokenmeister, syne leven langk, wegen Wichmond, 1435 Dezember 13; fol. 24a) (Elyzabeth), Otten wyff van Bylant (Tochter des Johan Roiden); Lehnmann Otte van Bylant ihr Ehemann. (Nach dem Tode des Johan Roiden war das Lehen eine Zeit von Jahren als verfallen eingezogen; Verzicht der Eheleute auf die während dieser Jahre angefallenen Einkünfte), wegen Aspel (Amt und Haus), 1436 Dezember 28, und Johan die Vriese aufgrund eines 9 oder 10 Jahre vorher erfolgten Erbtausches, wobei Johan die Besitzungen seines Schwiegervaters Arnt van Gyse in der Lymersche abgegeben hatte; Johan empfing außer dem Lehen vur vry erff: irste Schonenbrucxkamp, haldende 2 margen 4 hondt 55 roden lands, ind den camp dair tienden, haldende 3 mogen 31 roden, ind den Nederveldskamp nest Johans erve van Apeltaeren, haldende 4 morgen 4 hont 14 roden, in dop den Hogen Velde 3 ½ morgen ind 2 morgen, geh. die 15 roden (unter Vorbehalt des Zehnten für den Herzog), wegen Malburgen, 1434 Juni 24; fol. 24b) Borchart Stecke in der Moelenbroicke, wegen Dinslaken (Manngelder), 1437 Januar 12, und vom Herzog eingelöst durch eine Rente von 10 alten Schilden aus dem Lande Dinslaken (einlösbar mit 200 Schilden) von Borchart Stecken in der Moelenbroicke, Sohn des Borchart, der auch auf ein ML von 6 marck aus dem Zoll zu Büderich (verschrieben für den verstorbenen Wolter Stecke van Beke), desgl. auf eine Schuldverschreibung des Grafen Johan von Cleve für Johan Stecken über 350 alde schilde und eine weitere über 60 schilde verzichtet hat, wegen Eppinghoven, 1437 Januar 12; fol. 25a) Johan van Alphem, onse lieve rait ind getruwe, zum Ersatz für allen ”schaiden, perdeteringen ind verluyse“ im herzoglichen Dienst ”ind oick vur alsulke schaide, as wilnere Wessel van Leembecke, des dochter he tot enen wyve heefft, van onsen vrunden geschieten is“, syne leven langh, wegen Geynsche Werde by Eyle gelegen (Kirchspiel Huisberden), 1437 März 2; fol. 25b) Leibzucht für Elizabet verheiratet mit Gysbert van Randwyck an den huyse, have, herlicheit hoge ind neder …, wegen Doornik (Gemeinde Bemmel), 1437 Juli 16, und Henrich vander Brakel as momber Jutten vanden Kolc (Collick am Rande), wegen Groessen (NL Gelderland), 1437 November 11, und Dierick van Wisschel, Johans soen, praist onser kircken to Wisschell, wegen ter Kemnaden zu Wissel, 1438 Juli 15, und Frederick van Rechteren, bis syn soin, den dat geboirt to ontfangen, mundich sy, ohne Nennung des Lehens, wegen Keppel (NL Gelderland), 1437 November 11, und Leibzucht für Mechtelde, Mutter des Henrick van Warthusen; beheltlich Euertken synre suster dair uit oerre 10 alde scilde Leibzucht, wegen Kleve (Burglehen), (50 alte Schilde aus der Grut), 1437 Juli 16, und Henrick Byerman as Gerit Byermans aldsten soen, wegen Frasselt (anderhalver hoeven lands), 1437 Dezember 1, und Luyff van Berenbroick, Steuens soen, wegen Winkel (Haus, Kirchspiel Winnekendonk, Rat), 1438 Februar 1, und Johan angen Eynde, wegen Winkel (Haus, Kirchspiel Winnekendonk, Rat), 1438 Februar 1; fol. 26a) Euert Hollandt, Wilhems soen, wegen Dodemans Werde zu Wisselward, 1437 April 9, und Hermann vanden Steen, syn broider (Johan vanden Steen), wegen Neerschen Hof zu Bühl, 1438 Januar 19, und Euert Hollandt, Wilhems soen; auch mit dem Anteil des Wilhem Hollandt an Dodemanswerde, wegen Pollekens Kamp (1512 Pullekens kamp) zu Wisselward, 1437 April 9; fol. 26b) verpfändet an Henrick vanden Steenhuys für 120 fl., wegen die Grave (Kirchspiel Rees), (1438 März 6), und Richart Wynterpoil, synre dochter man, wegen Malburgen, 1437 April 20, und Fristverlängerung für heren Wynant van Arnhem, hern Dierix soen; momber Dierick Plogh, wegen Malburgen (Fähre), 1438 Mai 11, und Fristerstreckung bis zur Mündigkeit für here Arnt vander Haeuen, Gysberts soen; momber Steuen Plogh, wegen Westervoort, 1438 Mai 11, und Leibzucht für Bartradt, echte huysvrouwe Wilhelms van Wisschel, aen 11 ½ holländische morgen lands an drien stucken in Wisschelrewerde gelegen ind dair toe an den tienden deel van den werde, die den van Wisschel toe hoeren plach, wegen Wisselward (de alingen wardt), 1438 März 30; fol. 27a) ein Teil des Zehnten zu Altkalkar durch die Brüder Steuen ende Johan van der Kemenaden weiter verpfändet für 800 r.gl. an Johan van Hoenpel, wegen Altkalkar (Zehnt), 1438 Mai 14, und Johan vaight to Seynheym, wegen Senheim (Vogtei), 1438 Oktober 10; fol. 27b) Goiswyn Stecken tot synen lyve, wegen Binsheim (Zehnt), 1438 Juli 16, und Goisswyn Stecken tot synen lyve, wegen in der Natten (Zehnt, Burglehen von Dinslaken), 1438 Juli 16, und Otte ind Wilhelm van Gente, syne soene, beheltlich oen der tienden van den vursreven werdden, wegen Wolferen (Werde), 1438 August 26; fol. 28a) Leibzucht für Griete verheiratet mit Herman van Loet, wegen Hünxe (Hof), 1438 Juni 2, und Wilhem vander Rosenouwe, as syne vaider dat van min here to leen to halden plach, wegen Grondstein (Haus bei Elten, Rat), 1439 April 26, und Rutger, Sweder, Johan ind Derick vanden Boitzlar gebruedere ind illick van oen vieren besonder, as Rutger vursreven mit der borch Boitzlar ind Sweder ind Johan malck mit eenre havestede bynnen den utersten voirborchte ind voirtmalck van oen vieren vursreven mit alle alsulken erve, tynse, lyffgewyn ind anderen allen guede, als illick besonder toegedelt is in den lande van Cleue gelegen, wegen Botzelaer (Haus, Kirchspiel Appeldorn), 1439 April 30, und Derick Schenck van Nydeggen, wegen Ottersum, 1439 Februar 17, und Leibzucht für Alyt, Crachtz dochter van Boikenroid, wyff Lucen vanden Boidseler, an der Hälfte, wegen ter Smitten zu Appeldorn, (2. Hälfte), 1438 November 10; fol. 28b-29a) Henrick, here to Wisch, syn leven langh ende nyet langer (auch für seinen ältesten Sohn Henrich) und Leibzucht für seine Frau, die edele onse lieve nichte Ermgarde van Wedigensteyn, echte huysvrouwe Henrix vursreven, wegen Veluwe, 1439 August 21; fol. 29a) Wenmar van Heiden de jonge, syn leven lang, wegen Haffelich zu Brünen, 1439 Juli 31; fol. 29b) Schillinck van Buer, syn neve, wegen Grubbert (Haus, Kirchspiel Kirchhellen), 1439 September 8, und Johan van Engelsem, Vullinckssoen, wegen Elswick (Elswich, Kirchspiel Weeze), 1439 Oktober 25, und Goisswinus Keteler, wegen Hauekesbroicke zu Beckum, 1439 September 8; fol. 30a) Wolter Haighdorn, wegen Ottersgrave zu Weeze, 1439 Oktober 25, und Derick Ryperban, Bruder des verstorbenen Bernt, wegen Waverloe zu Didam, 1439 November 21; fol. 30b) Ryquin Kluke, Bruder des verstorbenen Johan, wegen dat (in den) Lo zu Duiven, 1440 Januar 15, und Henrik van Hettersceit (eingelöst mit 200 alden gulden scilden ende 22 mrk; wieder einzulösen mit 200 alde gulden scilden von den weiblichen Nachkommen, wenn Henrik oder seine Erben ohne männliche Nächkommen sterben sollten). Es folgen mit gleichem Datum eine Anweisung über 500 alde gulde scilde auf die Zölle von Griethausen und Büderich und die Verleihung des Hauses op der Beeke auf Lebenszeit, wegen Vrasselt in der Hetter (Zehnt), 1382 November 1, und Johan van Eerde, verheiratet mit Aleide van Hetterscheid, Tochter des Arnt, mit 1/3, ablösbar mit 66 alde scilde, wegen Vrasselt in der Hetter (Zehnt), 1439 November 30; fol. 30b) Alphart Kaike tot behoiff Kathrynen van Hetterscheit, synre huysvrouwen, mit 1/3, wegen Vrasselt in der Hetter (Zehnt), 1439 November 30, und Henrick van Hetterscheit, huysvrouw wilnere Geritz van Ossenbroick mit 1/3; Lehnmann Helmich Bentnick, wegen Vrasselt in der Hetter (Zehnt), 1439 November 30; fol. 31a) Leibzucht für Swenelt, Tochter des Johan van Lynne, wegen Hechtengut zu Babberich, 1439 August 22, und Wilhelm van Eyll, Sohn des verstorbenen Sibert, wegen Lauersfort (Haus), 1440 Februar 6, und Johan van Holthuysen as momber Arnts kindere van Holthuysen, wegen Riswick zu Qualburg (Dienstlehen), 1440 Januar 25, und Fristverlängerung für Agnese van Culenborg, wegen Scheinden- (Schenden-) ind Tolhuysswert bei Griethausen gelegen, 1440 Januar 25; fol. 31b) Johan Dufeler, burger tot Eymbrick (Neffe des Steuen Dufeler), wegen Neude Wyers Soens Guet, -1440, und Gerit Greuen, de jonge, wegen Neude Wyers Soens Guet, 1440 März 5, und Johan Schutten, wegen Ringenberg, (6 Malter haveren jährlich, Burglehen), 1440 Mai 6, und Sweder van Ringenbergh, as syn vader dat van ons to lene to halden plach, wegen Ringenberg, (Zinse und Zoll, Burglehen, 16 Reichstaler jährlich), 1440 Mai 4; fol. 32a) Arndt van Bairle, Bruder des verstorbenen Johan, wegen Baerl (Gemeinde Rheinkamp, Kreis Moers), 1440 Juni 17, und Beernt (van Auerynck), wegen Grips zu Wehl, 1440 Juni 21, und here Wynant van Arnhem, hern Derix soen, wegen Malburgen (Fähre), 1440 Mai 23; fol. 32b) Euert Monyck, Claes soen; Leibzucht für Neesken, synen echten wyve, wegen Stirkens Camp zu Wisselward, 1440 August 11, und Arnt vander Hoeuen, wegen Westervoort, 1440 Juli 25; fol. 33a) Wilhelm, here ten Berch, ten Bylant (ind to Hedel): ”dat Johan van Loel voirsr. ind syne erven voirsr. dairaff ontrechtich weren“; (Lehen nach zutphenschem Recht) ind oick dat huyss ind vestnisse, die dair nu syn ind onse leen vorsr. getymmert moigen werden; (Offenhaus), wegen Loil (Kirchspiel Didam), 1440 August 20; fol. 33b) Fristerstreckung für Schweder van Rechteren auf 2 Jahre betreffend die Lehen, die sein Vater Frederick van Rechteren ”van syns wyffs wegen“ innehatte, wegen Keppel (NL Gelderland), 1440 August 14; fol. 34a) Johan van Loel, wegen Byvancksslach zu Didam, 1440; fol. 34b) Johan op den Dyck syn leven lanck, wegen Geldermans genannt Monoye zu Duissern, 1440 Oktober 1, und Euert Tybis, indien syn vader van seligen gedächtnisses beleent geweset, as sich Euert vursreven vermat, wegen ter Sittart (Grevenhof zu Schermbeck), 1440 September 29, und Henrick Zeel as witlick momber Gerit Biermans, aldesten soens wilnere Henrick Biermans, wegen Frasselt (anderhalver hoeven lands), 1440 Oktober 6; fol. 35a) Johan ten Haue, wegen Campelmans zu Groessen, 1440 November 2, und Herman van Loet, bruder des Jorden van Loet, wegen Mehrum (Kirchspiel Götterswickerhamm, Zehnt), 1441 Oktober 29; fol. 35b) Goidert Boisevoirt, wegen ten Hamme (Hof zu Rinkerode), (vor 1441), und freigegeben gegen den Hof Curceborch, Kirchspiel Schermbeck, wegen ten Hamme (Hof zu Rinkerode), 1441 September 2, und Hadewygh van Wye, Alerts wyff; Lehnmann de jonge Derich Momme van Kelle, wegen Kollekamp zu Groessen, 1441 November 11, und durch Engelbrecht van Senden, de jonge, als Mannlehen aufgelassen gegen den Hof ten Hamme, wegen Cruceborch zu Ufte (Kirchspiel Schermbeck), 1441 September 2, und Johan den Hertough, wegen Vorst zu Bergen, 1441 Januar 29; fol. 36a) onse lieve neve Frederich greve toe Veldenz ind to Spaenhem (mit vurwerden, off na synre doit dieselve vaighdie van enen greve van Spaenhem van ons off onsen erven hertoughen van Cleve bynnen den neisten jaire off eynre maent daernae nyet ontfangen en wurde, dat dan die hoigeboiren furst her Jacob marchgreve to Baden ind erven onss neven van Veldens vursreven oer hant trecken soile van der vaighdiyen vursreven ind dat wie die dan belenen moigen, den wy willen, wegen Senheim (Vogtei), 1440 Mai 27, und Anwartschaft für Johan van Seynhem, wegen Senheim (Vogtei), 1441 Januar 7; fol. 36b) Johan Cloecke (Kloicke) as echte man ind momber Nezen, suster der Heilke, aldste dochter wilnere Steuen Duykers (nach deren Verzicht), wegen Klockenward zu Westervoort, 1440 September 10, und Mechtelt van Werdenborgh (-berch), dochter wilnere Arndtz van Apeltoren verheiratet mit Wilhelm van Berghem (Berchum), wegen Maasakker, 1441 November 29, und Wilhelm van Vlenbroick vur sulken schaden, as Wilhelm vurscreven to Werden van min here amptluden geschieden in der veden tusschen min gnedige lieve heren ind den hertoch van den Berge, wegen Orsoy (Zoll, Manngelder), (8 rheinische Gulden), 1441 November 17; fol. 37a) Auflassung des Lehens durch Johan vaight te Seynhem und die Einwilligung, es von dem Grafen zu Veldenz als Unterlehen zu nehmen; erwähnt die Ausgleichsverhandlungen Herzog Adolfs mit den Erben des verstorbenen Grafen Symon von Sponheim, Jacob Markgrafen von Baden und Frederich Grafen zu Veldentz und Sponhem, vor Erzbischoff Dietrich von Köln und Graf Friedrich von Moers und Saarwerden, wegen Senheim (Vogtei), 1440 Mai 27; fol. 38a) Wilhelm van Vlenbroick vur sulken schaden, as Wilhelm vursreven to Werden van min here amptluden geschieden in der veden tusschen min gnedige lieve heren ind den hertoch van den Berge, wegen Orsoy (Zoll, Manngelder), (8 rheinische Gulden), 1441 November 17; fol. 38b) Johan van Engelsem, neve des Derick van Baerl (unter Vorbehalt der Leibzucht für Gertrude, echte huysvrouwe Dericks vursreven). - Erwähnt Auflassung des Aspelsch guetes geh. die Tuelberg … ”gelegen in den Lodichem (=Loikum), dat sie Derick van Baer ind Johann van Engelsem tot behoeff des regulier cloisters in den Vrede avergegeven ind opgelaiten … beheltlich Derich van Baerl vursreven 5 malter roggen jairliker renten, die oen her Arndt verwairre des cloisters in den Vrede vursreven verwisset heeft …“, wegen Biesenhorst (Kirchspiel Bislich, Lehen des Landes Dinslaken), 1442 Januar 28, und Gerit Roifftasche, Steuens soen, wegen Ringenberg (Burglehen), 1440 August 23; fol. 39a) Leibzucht für die Eheleute Henrich Hetterscheit und Reynolt van Reess, wegen Babberich (Gemeinde Zevenaar), 1441 November 30; fol. 39b) Johan van Hirtenvelt, des verstorbenen Steuens soen, wegen Hertefeld (Haus zu Weeze, Rat), 1442 Mai 7, und Johan van Hirtenuelt, Steuens soen, tot enen 5 marck leen: Primo die Gaet ind Klocken haestat ind Trueden Alartz huys. Item thuys by der Weydeplancken, dair Derick bastart van Hirtevelt plach to woynen … Item die groite korntiende to Weze. Item 9 malter kairngulden uyt der tyenden van Keylar. Item 32 mud maltz tot Vorsseler mit namen, an Johans guet van Cambick bastart 16 mud ind an den guede op den Velde 16 mud, wegen Weeze ((Großer) Zehnte), 1442 Mai 7; fol. 40a) Verzicht des Johan van Cleue geh. Blanckesteyn, onse natuyrlike soen, tot behoeff Johans van Alpen ind vrouwen Jutten van Leembeke, synre huysfrouwen; Vorbehalt einer Leibrente von 31 ov. r. gl. für ihn und seine Frau Margriete van Apeltaeren, wegen Eil (Haus bei Huisberden), 1442 Juni 4, und Leibzucht für Elysabeth vanden Steenhuyse verheiratet mit Wilhelm van Vlfft an 50 Malter Roggen Reesser maiten, wegen Lackhausen zu Millingen (Rat), 1442 Mai 14, und Johan van Wisschel, geheißen Monnick; Leibzucht für seine Frau Ermgarde, wegen Wisselward (dat alde Radelant), 1442 Juni 6; fol. 40b) Goisswyn Stecken by consent onss lieven neven Euerwyns van Goiterswick, greven to Benthem ind heren to Steynwerden, so … Goisswyn vursreven dit mit anderen guede aldair nu van den van Goiterswick vursreven gekocht heeft, wegen Meiderich (Gericht), 1442 Juli 15; fol. 41b) Ott van Buren verkauft eine Rente von 12 alden guede scilden (für 228 scilden) an Johan Nabben, burger to Griet, wegen Wisselward (Rente von 12 alden schilden aus eynen slach lands in den gericht van Wisschelrewerde), 1442 August 4; fol. 42b) Leibzucht für Griete van Soelen verheiratet mit Wilhem Smullingh, wegen ingen Busche (Gericht Kervenheim), 1442 August 10, und Bernt vanden Hoene, onse dienre (die 2 ersten Stücke vorher tot synen lyve), wegen Keekensche Lake (Kirchspiel Niel und Land zu Düffelward), 1442 Oktober 7, und Rutger Fomff(en) (Fumffen), wegen Neerschen Hof zu Bühl, 1442 August 16; fol. 43a) Leibzucht für Segewitten, Frau von Bernt vanden Hoene, wegen Keekensche Lake (Kirchspiel Niel und Land zu Düffelward),1442 Oktober 7, und Johan vander Hoeuelwyck gegen eine Rente von 10 alde scilden; erwähnt die Erbscheidung des Herzogs mit den Erben des hern Wessel Swartkop, praist to Wisschel (dabei Aufzählung der zugehörigen Ländereien), wegen Schmidthausen (Haus, Rat), 1442 August 14; fol. 44a) Leibzucht für Lysbeth verheiratet mit Johan van Hoenpel, geheisen vander Empell, wegen die Quaetstegen zu Haldern, 1442 Dezember 5, und Gerit van Oploe tot behoiff Gs. vursreven huysfrouwe, geheißen Gertruyt, die aldste dochter is wilneir Luyssen vursreven, ind Gertruden, desselben Luyssen huysfrouwen; unter Vorbehalt des Rechtes ihrer Schwester Kathrynen, wegen ter Smitten zu Appeldorn, (2. Hälfte), 1443 Januar 16; fol. 44b) Gerit vanden Loe, aldste soen des verstorbenen Johan vanden Loe (-1451), wegen Averbroch zu Walsum (= Overbruch), 1443 März 28, und Johan Amelonx Euertssoen, wegen Baerl (Conraeds Duker van Beenshem), 1443 März 23, und Ermgarde (Tochter des Wemmar van Gent) heiratet Andries Yseren, wegen die Veltslach (1460 Weltslach) zu Duiven, 1443 April 24; fol. 45a) Johan van der Capelle, Sohn des Johan, auch mit dem Hof toe Loe, Kirchspiel Bislich und 13 Maldersaat Land zu Eger, wegen Wohnung (Haus, Kirchspiel Götterswickerhamm, Rat), 1443 Mai 6; fol. 45b) Schweder van Rechteren, da nach ihren Angaben das Lehen ein Zutphensches, nach des Herzogs Meinung eyn cleefsch off eyn manleen sei ind dat dat slait ind stat van Keppel dair mede in hoiren solde, wegen Keppel (NL Gelderland), 1443 Juni 22, und Leibzucht für Jutte van Brienen, Frau des Johan van der Capelle, wegen Wohnung (Haus, Kirchspiel Götterswickerhamm, Rat), 1443 Mai 6; fol. 46a) Arnt Gelreman (borgher te Duisborg), wilneir Derick Gelremans soen, as wilneir Derick Gelreman syn vaider van s. gn. haldende was, wegen Duisburg (3 marck gelds ind 26 hoenre uyter den huesen staende umb der borgh bynnen der stat van Duysborgh), 1443 August 6, und Johan Wytinck doctoir in medicinis, Sohn des Euert, wegen dat Eickelosche Land (Kirchspiel Wesel, Zehnt, desgl., vom Hofe to Wylaken), 1443 Oktober 25; fol. 46b) Arnt vanden Colck, Bruder des verstorbenen Luydkin, wegen Wissen (Zehnt), 1443 Oktober 29; fol. 47a) durch Derick Smullinck, Wolters soen, verkauft an Gerit Steuenssoen (Arnt van den Vrythaue Richter) 7 holländische morgen landz in onsen gericht van Wisschelrewerde, gelegen opt Hoge Velt tusschen eynen kamp, geheißen die Hauerkamp ind der Kalfflake to beyden eynden ind mit eynre syden langs der stegen (Dienstlehen), wegen Wisselward (in den yrsten een twelfte deel van enen slaege, die geslaegen is voir 16 holländische margen), 1443 Juli 12; fol. 47b) Diderike vander Hoeue (diesem von Rosyer Duker als Unterpfand in hylixvurwerde für eine seiner Schwestern verpfändet), wegen dat Averhus im Kirchspiel Beeck (= Haus Oberhausen), 1443 Oktober 29, und Johanna, echte wyff Geritz van Marwick, myt den dryen lenen…, dair Arnt van Holthuysen, oere broeder, in bestorven is; ten eirsten to eynen Burglehen op onse huys to Cleue mit den huyse to Verkelle gelegen ind mit 18 maldersait lantz dairtoe gehoerende; beheltlich Johan angen Eynde dairan sulcker 18 alden schilde sjairs, as oen vurtyds by onsen consent verschrieben syn; item mit eynen tiendken to Malburch by Huessen… (Lehen nach zutphenschem Recht); item mit den derden deyll an den have to Holthuysen in den gericht van Huessen gelegen (Lehen nach zutphenschem Recht), wegen Holthausen zu Verkält (Rat), 1443 Dezember 14, und Mensse van Heyden, wegen Grubbert (Haus, Kirchspiel Kirchhellen), 1443 Dezember 30; fol. 48a) Carselis van Palant, heren to Wildenborg ad vitam, wegen Orsoy (Zoll, Manngelder), (25 oberländische Gulden), 1444 Februar 3, und Derick Smullinck, wegen Wardenstein (Haus bei Grieth, Rat), 1441 August 14, und gelyck wilnere Wolter Smullinck, Derix vursreven vader, dat van ons ontfangen had, Dienstlegen, wegen Wisselward (in den yrsten een twelfte deel van enen slaege, die geslaegen is voir 16 holländische margen), 1441 August 14, und Leibzucht für Ailheyde van Meuerden, Witwe des Luydken vanden Colck, wegen Wissen (Zehnt), 1443 Dezember 30; fol. 48b) Arnt Hemerick Arntz soen; Leibzucht für seine Frau Griete, wegen Donsbrüggen (Kreis Kleve), 1444 Januar 30, und Arndt Heymerick, (des verstorbenen) Arndts vursreven aldste soen; Leibzucht seiner Mutter Griete, wegen Donsbrüggen (Kreis Kleve), 1446 Juni 23, und Geirlach Snyepert, Sohn des Ott Deus; erwähnt Erbteilung (maickgescheyt) mit Henrick Galle, wegen ten Passche zu Wehl, 1444 Januar 18; fol. 49a) Otte Hollant, Euerts broeder, wegen Pollekens Kamp (1512 Pullekens kamp) zu Wisselward, 1444 Februar 14; fol. 49b) Euert, dochter des verstorbenen Johan die Vriese verheiratet mit Ryckart Wynterpoel, auch mit 14 alden scilden Rente, die wieder mit dem Lehen vereinigt sind, wegen Malburgen, 1444 März 6; fol. 50a) Elbert vanden Hoene, Elbertzsoen, myt der Hälfte, wegen die Grave (Kirchspiel Rees), 1444 September 23, und Reynalt van Aesswyn, Bruder von Johan van Aesswyn, wegen Vrasselt in der Hetter, 1444 April 17; fol. 50b) Elbert van Alpen, her toe Hoinpell, ind syne erven, wegen Mehr in der Düffel (Hof und Zehnt), 1444 Dezember 3, und Leibzucht für Bartrude, verheiratet mit Jan die Hertough, Jacop Syegers dochter, wegen Vorst zu Bergen, 1444 Juli 25, und Fristverlängerung für Herman Nabbe, Sohn des verstorbenen Johan, 12 Jahre alt, wegen Wisselward (Rente von 12 alden schilden aus eynen slach lands in den gericht van Wisschelrewerde), 1445 Februar 27; fol. 51a) Her Otte van Wylaik syn leven lang, wegen Büderich (Zoll, Manngelder), 1444 Dezember 22, und Leibzucht für ”Otten, jonghsten soen Otten van Buren, die eyn here to Zyberg is“, wegen Kribbers Velt zu Wisselward, 1444 Dezember 29, und dem Rutger van Galen freigegeben, wegen Oestervelt unterhalb Nimwegen, 1444 September 25; fol. 51b) Wilhem van Dairnick as en momber der naegelaetenen kyndere wilnere Otten van Aller, die noch onmundich syn, wegen Elden, 1445 April 9, und Johan ende Reynken van Zellar (Sellar), Söhne des verstorbenen van Zellar mit je 1/3, woe wail syn gn. sachte, dat dat verlediget ind nyet to tide na doede oirs vader versocht noch ontfangen en was, dan Derick vorsreven en heeft syn dardedeel nyet willen ontfangen, alsoe dat onse genedige here van Cleve dat selve dardedeel synen waltgreve vorsreven (Gerit Spaen) bevalen heeft tot synre gn. behoiff aentotasten as verledicht en vervallen leen; heergewede für jeden: 15 rheinische Gulden, wegen Zellersches Holz (im Reichswald bei Kleve), 1445 April 13; fol. 52a) Lyse Heymerick, syne moide (Mutterschwester), Lehnmann Johan Scheudmouwe, wegen Ingenwinkel zu Rindern und Donsbrüggen, 1445 Juli 16; fol. 52b) Elbert van Alpen, her toe Hoinpell, ind syne erven, wegen Mehr in der Düffel, (Hof und Zehnt), 1444 Dezember 3; fol. 53a) dazu onse tyende van 2 stucken nyelands, der nu een is Blankensteyns, dess baden onser stat van Wesel, ind dat ander Maes Kremers kyndere, myt enen streepken lands dair towarss opschietende, dair meister Johan vorsr. to neester siden die tyende allrede heeft, haldende tosamen umbtrint 2 maldersaet lands, wegen dat Eickelosche Land (Kirchspiel Wesel, Zehnt, desgl., vom Hofe to Wylaken), 1444 Oktober 10, und Gerit van Ossenbroick, Johans Sohn, wegen Ossenbroick (Kirchspiel Till, Rat), (1444/45), und Derick van Seller (Bruder des Johan und Reynken) mit 1/3, wegen Zellersches Holz (im Reichswald bei Kleve), 1445 Mai 25; fol. 53b) Fredrick Phaltzgreve by Ryn, hertough in Beyeren ind greve van Spaenhem, wegen Senheim (Vogtei), 1445 Juni 6; fol. 54a) Vollmacht für Elbert van Alpen, onse drosset to Gennep, als Lehnstatthalter, wegen Gennep
Archivsuche | Archive in Nordrhein Westfalen | (nrw.de)

Het geslacht Doys  -   Dois -  Dous

1. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 deel I.
No 564  15 juli 1233
Otto, graaf van Gelre en Zutfen, maakt op keizerlijk en koninklijk gezag het oppidum Arnhem tot eene civitas, met dezelfde rechten als Zutfen, die rechtspleging uitgezonderd.
als getuige wordt genoemd Theodericus Doys

2. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 deel I.
No 626   25 april 1242
Theoderich, graaf van Kleef en zijn eerstgeboren zoon geven aan Kleef stadsrechten en stellen hare kooplieden vrij van tollen te Orsoy, Smithuysen, Huissen en Nijmegen
Getuigen o.a. Theodericus Doys

3. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 deel I.
No 835 13 mei 1260
Door bemiddeling van Hendrik, hertog van Brabant, wordt tot het bijleggen der geschillen tusschen de graven van Gelre en Kleef een huwelijk beraamd tusschen de tweede dochter van Otto, graaf van Gelre, bij zijn tweede vrouw verwekt, en Theoderich, eerstgeboren zoon van Theoderich, oudste zoon van de graaf van Kleef.
Getuigen o.a. Wilhelminus, dictus Dous

4. 1265 (1264) Januar 23
Landesarchiv NRW Abteilung Westfalen
B 101u / Domkapitel Münster / Urkunden, Nr. 0 - III R Nr. 5.
Beilegung der Streitigkeiten zwischen Dietrich Lof, dem Bruder des Grafen von Kleve, und Bischof Gerhard von Münster über die Burg Ringenberg (Ringelberg): Der Bischof belehnt Dietrich mit Zustimmung des Ritters Sweder von Ringenberg mit der Burg und den anderen Gütern, die Sweder von der münsterischen Kirche zu Lehen hatte, ausgenommen das Gericht (iudicium) in Bocholt, die Grut ebendort und den Teil der Freigrafschaft (libera comicia), den der Ritter Konrad Stric als Pfand innehat. Den übrigen Teil der Freigrafschaft verpfändet der Bischof an Dietrich für 200 Mark münsterisch. Wenn Dietrich die Burg und die genannten Güter an Sweder zurückgibt, soll der Bischof ihm Gericht und die ganze Freigrafschaft ebenfalls zurückerstatten. Die Burg soll Offenhaus (ledegehus) des Bischofs und seiner Kirche sein. Burgmannen, Turmwächter und Pförtner der Burg sind verpflichtet, sie bei Verzicht oder Tod Sweders und seiner Familie für die münsterische Kirche und Dietrich zu bewahren bzw. sie ersterer zu übergeben, wenn Dietrich ohne Nachkommen sterben sollte. Siegelankündigung desselben. Actum apud Unlant. Zeugen: Eberhard de Hurst, Wessel von Lembeck (Leembeke), Bitter von Rhede (Rede), Conrad Stric, Ritter; der Edelherr Conrad von Velen (Vele); Hermann Werenze, Th. de Lire, Heinrich von Rorup (Rodepe), Heinrich Norindin, Heinrich von Merveldt (Mervelde), Heinrich von Empte. (Errieten), Adolf von. Lembeck, Alexander von Raesfeld (Razfelde) und Gerhard von Barnsfeld (Bermvelde), Ritter; Wilhelm Dous (Dons?), Gerlach Bitter, Rutger von Galen und sein Bruder Wessel, Dietrich von Brünen (Brinen), Adolf Moylike und Duker, Ritter. in crastino Vincencii
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNGVermerke: Ausf., Perg.; daran Transfix mit den Namen der Zeugen; anhängendes Siegel ab.
Druck: WUB III Nr. 736.

5. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 deel I.
No 912   10 jan 1269
Otto, graaf van Gelre, koopt van de Duitsche Orde, bali Coblenz, de curtis Dieren met het veer, met uitzondering van het patronaatrecht van de parochiekerk aldaar, eene curtis in Enghuisen en de curtis Oever. De onverkoopbare tiende krijgt hij in pacht. Wanneer door wanbetaling van de koopsom de verkoop geen voortgang heeft, behoudt de graaf de rumige en alle andere rechten die zijn vader en hij hadden.
Getuigen Wilhelmi dicti Doys.

6. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 deel I.
No 963 17 maart 1275
Willem Bous (Dous)  verklaart dat zijn huis Schate bij Pannerden een open huis van de graaf van Kleef is.
Getuige Wilhelmus, miles dictus Bous
Zie ook Klever Archiv
Schriftenreihe des Stadsarchiv Kleve
Redaktion Klaus Flink
No-6 Das Kopiar der Grafen von Kleve.
Bearbeitet von Wolf-Ruediger Schleidgen
Kleve 1986
Echter de datum is 8 maart 1276
Ritter Wilhelm gen. Dous erklärt seine Burg bei Pannerden gen. Scathe zum Offenhaus und Mannlehn des Grafen Dietrich von Kleve.
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0053 / Kleve-Mark, Urkunden AA 0053, Nr. 43
Ritter Wilhelm genannt Dous erklärt seine Burg bei Pannerden zum Offenhaus und Mannlehen des Grafen Dietrich von Kleve. Datum 1275 in die dominica qua cantatur Oculi mei semper. Siegel fehlt.
LAUFZEIT 1276 März 8 (1275 März 8)
ZUGANGSBESCHRÄNKUNG Original für die Nutzung gesperrt. Digitalisat vorhanden; Für die Nutzung gesperrt bis 9999

7. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 deel I.
No 991   1 december 1277
Reinald, graaf van Gelre, geeft aan de ingezetenen van Groenlo dezelfde rechten en vrijheden, welke die van Zutfen hebben, met uitzondering, dat zij watertollen moeten betalen en andere, als die van Doesburg en Lochum dat de graaf den richter en de schepenen zal aanstellen en dat zij hunnen rechten van zullen ontvangen
Getuigen: o.a. Wilhelminus Doys

8. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 deel I.
No 1009 20 maart 1280
Reinald, graaf van Gelre, hertog van Limburg en zijne vrouw Irmingardis, gravin en hertogin van die landen, nemen de stad Duisburg in hunne bescherming, bevestigen hare privilegien en ontslaan haar van de verplichtingen aangegaan jegens Cunegunde, de kinderloos overleden tweede vrouw van wijlen Walram, hertiog van limburg
Getuigen o.a. Wilhelmi dictus Doys

9. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 deel I.
No 1011    31 maart 1280
Reinald, graaf van Gelre en hertog van Limburg verkoopt aan het klooster ’s Gravendael, het bosch Kamervorst voor 300 Leuvensche ponden en een jaarlijkse uitgang van 6 malders rogge en 2 kapoenen voor iederen mansus grond.
Getuigen o.a. Wilhelmino, dictus Dous , milite.

10. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 deel I.
No 1025   10 januari 1281
Reinald graf van Gelre en hertog van Limburg bekend schuldig te zijn aan den lombardier Thadeus Willaume 900 kleine Keulsche ponden, onder borgstelling van verscheidene riddes en leenmannen.
Getuige o.a. Willaume Doys

11 Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 deel I.
N0 1061  6 september 1282
Godfried, graaf van Sayn, doet als scheidsman uitspraak tussen de graaf van Gelre en de graaf en gravin van Kleef en de proost van Xanten ten andere zijde over geschillen, hoofdzakelijk ontstaan door een aanval der Emmerikers op Kalkar en Mehr.
Getuige Wilhelmi Doys, domini

12. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 deel I.
No 1064  7 december 1282
Gerard van Oye maakt zijn burg Oye een ledig huis van de graaf van Kleef.
Getuige Wilhelminus dictus Dous

13. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 deel I.
No 1081  23 augustus 1284
Reinald, graaf van Gelre, hertog van Limburg stelt Walram van Luxemburg, heer van Ligny, aan tot bewaarder en beheerder van de burgen en steden Limburg en Hertogenrade en van het hertogdom Limburg
Getuige Wilhelmus Dous

14. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 deel I.
No 1083  24 november 1284
Wilem Doys en Theoderich zijn zoon beloven het kapittel te Emmerik niet te zullen bemoeilijken over het koopen van de villa Pannerden, maar het te zullen bijstaan en het 100 marken te leenen.
Willem Doys en Theoderich, militus
1284 November 24
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0242 / Emmerich, St. Martini Stift, Urkunden AA 0242, Nr. 19
Revers des Ritters Wilhelm Doys und seines Sohnes Ritter Theoderich, dass sie dem Martinikapitel zu Emmerich wegen des zu ihrem Behuf vom Domkapitel zu Lüttich geschehenen Ankaufs der Herrlichkeit (villa de Pannerden) keine Hindernisse legen wollen und demselben jährlich 100 Mark auszahlen müssen. D. in vig. b. Catharinae.

15. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 deel I.
No 1085    21 december 1284
Daar het kapittel van Emmerik Willem Doys niet kan Leiden in de villa Pannerden, onderwerpen beide partijen zich aan de uitspraak van den proost van Deventer.
Wilhelmus, dictus Doys et Theodericus, eius primogenitus, milites

16. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 deel I.
No 1087   2 april 1285
Willem Doys belooft voor de villa Pannerden het rechtsgebied, de tienden en het patronaatrecht jaarlijks aan het kapittel te Emmerik te betalen een tins van 26 gewone ponden, graaf van Gelre en hertog van Limburg is medezegelaar.
1285 April 7
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0242 / Emmerich, St. Martini Stift, Urkunden AA 0242, Nr. 21
Ritter Wilhelm Doys verspricht dem Martinikapitel zu Emmerich, jährlich aus der Herrlichkeit Pannerden einen Zins von 26 Pfund zu zahlen. D. sabbatho post dom. quasimodogeniti. Siegler: Elekt Johann von Utrecht, Reinald Graf von Geldern, Wilhelm. Original, Pergament, Siegel 1) beschädit, 2) ab, 3) in Resten.

17. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 deel I.
No 1101   mei 1286
Negentien edelen stellen zich borg voor de beloften door Reinald, graaf van Gelre gedaan in de huwelijksvoorwaarden met Margaretha van Vlaanderen.
Getuigen o.a. Wilhelmus d’Oys (Doys)

18. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 deel I.
No 1103  4 mei 1286
Siegfried. Aartsbisschop van Keulen, kent Margaretha van Vlaanderen, wanneer zij getrouwd zal zijn met Reinald, graaf van Gelre, het vruchtgebruik toe der goederen, die deze van de kerk te Keulen in leen heeft tot en bedrag van 4000 Leuvensche ponden
Getuigen o.a. Willaume Dous (Deus)

19. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 deel I.
No 1113   14 october 1286
Walram van Valkenburg, Willem van Bronkhorst, Diederik van Keppel, Willem Dois, Klaas Tengnagel, Wolter van Zuilen en Saffatin van Mandrich verklaren dat de graaf van Gelre zich zal houden aan de uitspraak in zijne geschillen met den graaf van Holland door scheidsmannen te doen en stellen zich daarvoor borg onder verband van leisting.

20. Oorkondenboek van Holland en Zeeland
Eerste afdeling tot het einde van het Hollandse Huis
Eerste deel    No 595  -  14 october 1286
Eenige Geldersche edelen verblijven de uitspraak van het verschil tusschen de Graaf van Gelre en dien van Holland, aan eenige andere edellieden, en beloven die uit naam van de graaf te erkennen.
Genoemd worden aan Geldersche zijde:
Walrave, heer van Valckenborch, Willem, heer van Bronckhorst, Diderich, heer van Keppele, heer Willem Doeys, heer Claes Tynghenaeghel, heer Wouter van Zuelen, en de heer Saffatin van Mandrich, ridders.
1313 Juli 8
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0242 / Emmerich, St. Martini Stift, Urkunden AA 0242, Nr. 32
Guydo, Bischof zu Utrecht, befiehlt den Pfarrern von Nieder-Elten und Beek, da Wilhelm genannt Doys, Ritter, verpflichtet gewesen, wegen der ville, jurisidiction, wegen des Zehnten und des Pastorats zu Pannerden jährlich 26 Pfund Denare an das Martinikapitel zu Emmerich zu entrichten, und zwar bei Strafe des doppelten respektive der Exkommunikation im Unterlassungsfall, die säumigen Erben des Vorgenannten, namentlich Johann de Biland, dessen Vormund Otto de Biland und seine Mutter Sophia, welche sich in Leibzucht jener Güter befinde, zu exkommunizieren. D. fer. 3 post translat. b. Martini. Original, Pergament, Siegelrest.

21. Urkundenbuch des Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  I Band   Cöln 1878
No 7    7 febr. 1316
Bruno, genant Mumme, Sohn Arnolds und sein Bruder Gerard, Rudolf Pieck, Bertha Witwe Pieck und die Mädchen Margaretha und Gisella, welche ein Zins aus den Gütern Opdenbusch in der Pfarre Mere (bei Cleve) sammt dem Eigenthum an Albert, genannt Bole, verkauft haben, treten das Verkaufte feierlich vor dem Richter in der Düffel zu Gunsten des Klosters Bedburg ab.
Getuigen o.a. Theoderico dicto Deus, Borghardo de Haelt

22. Urkundenbuch des Geslechts Momm oder Mumm
A. Fahne  I Band   Cöln 1878
No 8    7 febr. 1316
Albert, genaant Bole,vermacht die von den Gebrüdern Momme und deren Mitberechtigten gekaufte Güter Optenbosch, nach seinem Tode dem Kloster Bedbur, um die Einkünfte davon zum Heile seiner Seele unter die Nonnen im Refectorio (Speisesaal) zu verteilen.
Getuigen Theoderico dicto Deus, Borghardo de Haelt, fratibus
In de tekst Brunomen Momme, fillium Arnoldi, Gerardum dictum Momme fratrem suum.

23.  1321 Juli 28
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0053 / Kleve-Mark, Urkunden AA 0053, Nr. 156
Graf Reinald von Geldern tauscht mit dem Grafen Dietrich von Kleve den Ministerialen Arnold von der Horst gegen Wilhelm Doys von Didam. Datum 1321 die beati Pantaleonis. Siegel fehlt.

24.  1324 April 27
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0242 / Emmerich, St. Martini Stift, Urkunden AA 0242, Nr. 40
Theoderich Doys de Diedem und seine Ehefrau Aleyt verkaufen vor dem Edelherren Friedrich von Bergh dem Martinikapitel zu Emmerich eine Jahrrente von 5 Mark brab. aus ihren Gütern Meerschwich genannt, im Kirchspiel Diedam, Herrschaft Berge gelegen. Freitag nach Marcus evang. Original, Pergament, schön erhaltenes Siegel.

25. Veröffentlichungen der Historischen Kommission der Provinz Westfalen
Inventare Nichtstaatlicher Archive der Provinz Westfalen,
Beiband I Regierungsbezirk Münster Heft I, Kreis Borken bl. 95
Münster 1902
13 Juni 1333
Die Schöffen der Stadt Vreden bekunden dass vor ihnen Leo thesaurarius ecclesie Reyssensis (Rees) und Thidericus de Zulen, Offiziat des Kölner Erzbischofs Walrams in Afpel, als speciell dazu beauftragte Kommissare des Erzbischofs, durch Rotgherus, Scholastikus des Stifts Vreden, die Urkunde des Erzbischofs Walrams d.d. Lechnich 1333 haben verlesen lassen etc.
Getuige o.a. Thiderico dicto Doys

26. 1356 Oktober 31
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0472 / Rees, Stift, Urkunden AA 0472, Nr. 189
Vor Otto Doys, Richter in der Hetter, den Brüdern Sweder und Dietrich von Bocholt und Jan Thoesters Sohn von Anrap, Gerichtsleuten daselbst, verzichtet Bernt von dem Staede und Frau auf ein Gut zu Bienen, das dem Elegher von Heker zinspflichtig ist, und auf eines zu Winsberge zu Gunsten des Dietrich Bosen. In vigilia omnium sanctorum.
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Siegel verletzt

27.  1449 Juni 10
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0231 / Elten, Stift, Urkunden AA 0231, Nr. 122
Vor dem Drosten des Landes S'Heerenberg, Rutgher van den Paidvort, verkaufen die Eheleute Jacob und Mole von dem Holte dem Priester Derick van Dulmen ein Kämpchen Land, genannt Kellenborch, im Kirchspiel Diedam, in der Bschft. van der Kirken. Laut Rückschrift zur Pauls-Vikarie gehörig. Zeugen: Johan ten Gauseme und Arnt Doys. des dynsdages na Bonifacii. Original. Pergament, Siegel ab.

28.  1453, Juli 4
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
Regest: Dyrick van Eck, Richter zu Eck und Mauderick, bekundet im Auftrag des Jungherren Gheriit zu Culenborg, dass der Bastard Hubert van Culenborch dem Priester und Prokurator Jacob van Holtwislre und Bastard Henrich van Kulenborch, Konverse der Kartause Insula regine celi zu Gunsten der Kartause 5 Morgen Land in der Mailscap von Mauderic zwischen dem Land der Kinder Herman Stakels und der Straße übereignet hat im Beisein der Gerichtsleute Henrich Doys aus Mauderick und Geriit vten Woerde, Jans Sohn. Siegelankündigung des Richters und der Gerichtsleute. Ghegeven … op sunte Martynsdach translatio.

29. 1454, November 6
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
Regest: Gheriit vten Weerde, Richter zu Eck und Maůderic im Auftrag des Bruders und Herrn Zweder zu Culenborch bekundet, dass Jakob Rüüsch, Claes Ottensoens Sohn, Henric Doys van Maůderic 7 Hont Landes im Maůderiker Wert zwischen dem Land der Frau Jans van Beynem und ihrer Kinder, dem Zweders van Culenborch und der Hofstatt, die Maes Giisberts Sohn bewohnt, verkauft im Beisein der Gerichtsleute Roelant van der Eem und Alart van Eck, Bertolomeus Sohn. Siegelankündigung des Richters und der Gerichtsleute Ghegeven … op sonte Wylboerts avent des heiligen confessoren
Vorgang zu Verzeichnungseinheit AA 0563 / Xanten, Kartause, Rep. u. Hs. AA 0563, Nr. 2

30. 1455, Juni 21
Vorgang zu Verzeichnungseinheit AA 0563 / Xanten, Kartause, Rep. u. Hs. AA 0563, Nr. 1
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
Regest: Gheriit vten Weerde, Richter zu Eck und Mauderyc, bekundet im Auftrag des Jungherren Gheriit, Herr zu Culenborch, ter Lecke, ten Weerde und zu Ewyck, dass Henric Doys van Mauderic als Momber und seine Ehefrau Marie dem Bastard Henric van Culenborch, Konverse im Kartäuserkloster opten Graue zu Gunsten des Prois und Konvents des Klosters 7 Hont Landes im Mauderiker Weert zwischen dem Besitz der Frau Jans van Beynem und ihrer Kinder, dem des Jungeherrn van Culenborch und der Hofstatt, auf der Maes Giisberts Sohn wohnt, übertragen im Beisein der Gerichtsleute Alart van Eck, Bartolomeus Sohn und Jakob Rüüschs, Claes Sohn. Siegelankündigung des Richters und der Gerichtsleute. Ghegeven .. opter dusent martelaren avent
ALLGEMEINE FORMALBESCHREIBUNG Vermerke: Marginal: (14)89 unter Prior Caesarius verkauft, dafür Botzham gekauft.

31. 1461 Oktober 12
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
AA 0238 / Emmerich, Kreuzherren, Urkunden AA 0238, Nr. 19
Houwald Stockmanns und seine Ehefrau Aleyt verkaufen den Eheleuten Gijsbert van Well zwei Stücke Land im Kirchspiel Well gelegen, Kelreschlag und Buggehorst genannt. Montag nach Victoris. Original, Pergament, 4 Siegel (Johan van den Loe, Elias van Langenvelt, Dirk Doys, Heinrich Remmeltsoen).

32.  1499 Februar 26

Vorgang zu Verzeichnungseinheit AA 0547 / Wesel, Dominikaner, Urkunden AA 0547, Nr. 16
Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland
Regest: Vor den Schöffen zu Wesel verkauft Lambert Toemer dem Derick Doyss und seiner Ehefrau Methtild eine Rente von 5 Gulden. Transfix an Urk. 16. 2 Siegel der Schöffen an Pergamentstreifen.

Aantekeningen
Het geslacht Bylandt stamt uit Doys of Dois, een oud geslacht uit Kleefschland oorspronkelijk. Doys is in de oude tijd een algemeen voorkomende naam; (...) en zo ook: Doys van Byland. Theodoricus Doys, ministerialis van Otto graaf van Gelre, bezegelde met hem de privilegiën van Arnhem, 13 Juli 1233. Hij had een zoon: Wilhelmus dictus Dous of Doys (zie bij 2080). Bron: Geldersche Kastelen, deel 1, Arnhem 1906, geschreven door H.M. Werner (blz. 393 en 394).
http://geneall.net/en/name/1758819/theodoricus-doys/

Notities
Aantekeningen
Heer Diederik VAN BYLANDT), miles, getuige bij een brief aan het klooster Bethlehem bij Doetinchem in 1289, verkocht op 24-8-1294 met zijn vrouw hun drie delen der "gruyt" van Zutphen aan graaf Reinoud van Gelre, beleend met Pannerden in 1303, beleend met Bilant in 1303 (in 1306 door graaf Otto van Kleef), raad van graaf Otto van Kleef in 1311, zegelde een brief van het kapittel van Wifschel in 1312; tr
Theodericus Deus de Bylant, ridder, noemde zich aldus in een brief van 24 Augustus 1294, waarbij hij en zijne vrouw Sophia hunne drie deelen van de gruit te Zutphen opdragen aan graaf Reinald den Strijdbare. In een brief van 5 December 1294 over de jacht op de Veluwe noemt hij zich echter: Theodericus dictus de Bilant. Naderhand noemt noch hij noch een zijner afstammelingen zich meer Deus, zooals uit vele charters blijkt. Hij was ridder, heer van Millingen en Pannerden, werd in 1303 met Byland beleend, stierf vóór 1326, en had tot vrouw Sophia van der Leck, dochter van Hendrick en Jutte van Borsselen. Bron: Geldersche Kastelen, deel 1, Arnhem 1906, geschreven door H.M. Werner (blz. 393 en 394).
http://www.geneall.net/en/name/1758822/theodoricus-ritter-doys-gen-von-bylant/
VAN BYLANDT Protestant en Katholiek. - Land van Clerc. - Dit. geslacht ontleent zijn naam aan het landgoed Bilant onder Pannerden. De geregelde stamreeks vangt aan met Theodorious dictus de Bylant, miles, 1248-1312 uxor Sophya. In hoever deze dezelfde is als Theodorious, die 24 nov. 1284 vermeld wordt als zoon van Wilhelmus dictus Doys is niet uitgemaakt. Bij diploma d.d. Cleve 15 oct. 1661 werd Arnold Adriaan van Bilant, heer van Halt enz. erkend als vrijheer des H. R. Rijks. Bij keizer decr. d.d. Luxenburg 19 mei 1678 van Keizer Leopold 1 werden zijn zoon Johan Sigismund van Bylandt en zijn broer Roeleman van Bylandt verheven tot graaf des H. R. Rijks. Bij keizer decr. d.d. 11 feb. 1590 van Keizer Rudolf II werd 0tto van Bilant, heer van Reydt verheven tot vrijheer des H. R. Rijks en tot baron von Reydt. Zijn tak stierf spoedig uit. Bij diploma d.d. Wenen 1 nov. 1865 van Keizer Frans Joseph werd Dr. Ernst Ferdinand Hubert Marcus von Bylandt, heer van Melden, Neukirchen en Reydt bevestigd in zijnen titel van graaf en bij K.B. 13. d.d. 28 mrt. 1866, no 38 werd hij ingelijfd in den Ned. Adel met den titel van graaf. Bij besluit d.d. 28 aug. 1814, no 14, werd Willem Frederik van Bylandt benoemd in de Ridderschap van Noord Brabant, 0tto Anne van Bylandt in de Ridderschap van Gelderland, 0tto Willem Hendrik en Frederik Sigismund van Bylandt, in de Ridderschap van Gelderland met den titel van graaf op alle. Bij K. B. d.d. 28 mrt. 1815, no 65, werd Jan Carel van Bylandt benoemt in de Ridderschap van Holland. Bij K. B. d.d. 9 oct. 1816, no 55 werden Otto Anne, Willem Frederik en Jan Carel van Bylandt erkent met den titel van graaf. Bij K. B. d.d. 10 mrt. 1822, no 22 werd in het K. B. van 1816, no 55 mede begrepen hun broeder Carel Adam van Bylandt. Bij K. B. d.d. 8 sept. 1819, no 6 werd bepaald, dat aan Otto Willem Arnold van Bylandt en zijne wettige nakomelingen zal worden gegeven de hem van ouds competeerende titel van graaf. Bij K. B. d.d. 8 febr. 1845, no 63 werden Charles Guillaume Henri van Bylandt, Ernest Emile Edolphe van Bylandt en Jules Augustus van Bylandt gebroeders erkend wettig gesproten te zijn uit het oud riddermatig geslacht van Bylandt en werd daarenboven gehomologeerd de titel van graaf aan hunnen voorvader Roeleman heer van Bylandt door Keizer Leopold 1 gegeven. Bij K. B. d-d. 11 aug. 1889 werd Peter Clemens Hubert Apollinaris von Bylandt erkend met den titel van graaf.
http://www.arieleeuwrik.nl/millingen/familie4/bylandt/bylandt_v.htm

Ernie Brandts

Dominovoetbalplaatje uitgegeven door Centra, jaren 80.
Ernie Brandts (Didam, 3 februari 1956) is een Nederlandse voetbalcoach en voormalig voetballer. Hij speelde van 1974 tot en met 1992 voor achtereenvolgens De Graafschap, PSV, Roda JC, MVV, Germinal Ekeren en De Graafschap. Hij won met PSV in het seizoen 1977/78 de UEFA Cup en werd in de seizoenen 1977/1978 en 1985/86 landskampioen met de club.
Zijn profdebuut maakte hij bij De Graafschap in 1974. Na het aflopen van zijn contract in Doetinchem stonden diverse clubs voor Brandts in de rij. Hij voerde gesprekken met Feyenoord en PSV, waarna hij koos voor de tweede club. Bij PSV groeide Brandts uit tot een verdediger van wereldfaam. In 1978 won hij met de Eindhovense ploeg de UEFA Cup en was hij actief op het WK van '78, waarin hij als 22-jarige onder andere in de finale tegen Argentinië speelde. In de wedstrijd tegen Italië scoorde hij eerst in eigen doel, waarbij hij doelman Piet Schrijvers blesseerde. Later maakte hij zelf de gelijkmaker. Hierdoor was hij 40 jaar lang de enige speler ooit die in één WK-wedstrijd een doelpunt én een eigen-doelpunt heeft gemaakt, totdat de Kroaat Mario Mandžukić dit ook deed in de finale van het WK 2018 in Rusland. In 1980 had Brandts de kans om een contract te tekenen bij Arsenal FC, maar hij liet deze kans aan zich voorbij gaan, nadat zijn vader plotseling ziek werd.[1]
In 1986 vertrok hij, na enkele blessures, dan toch uiteindelijk bij PSV. Zijn nieuwe club werd Roda JC. Hierna stapte hij voor een half seizoen over naar MVV, waarmee hij vocht tegen degradatie, om vervolgens in België te gaan spelen voor Germinal Ekeren, dat zojuist voor het eerst in zijn bestaan gepromoveerd was naar de Eerste klasse. Na twee seizoenen keerde hij terug naar Nederland, waar hij ging spelen bij De Graafschap, de club waar hij zijn carrière begon. Een groot succes werd zijn terugkeer daar echter niet. Na een half jaar werd hij afgekeurd vanwege een versleten heup. Hij speelde zijn laatste wedstrijd op 17 januari 1992.

Ik heb toestemming gekregen om de foto's van Wim van den Borne op deze website te plaatsen. Daarvoor mijn hartelijke dank. Iedereen kan er nu van genieten.

Loil 1968

Loil Wehlseweg 1 (Fam. Elfrink)

Loil lagere school

Arrestatie negental bewoners uit Didam door SS Kommando Zevenaar

Rijksdocumentatie Centrum

Er zijn vele schilderijen, tekeningen en foto's van mensen die in Didam, Loil of Nieuw-Dijk geboren zijn of er gewoond hebben. Op deze pagina kunt u er een aantal vinden.

Portret van waarschijnlijk Maria Bernardina van de Grinten (1832-1886)
Volgens opgave op de inventariskaart van het Nederlands openluchtmuseum is de voorgestelde Jacoba Theodora van de Grinten, echtgenote van Jabobus Everardus ter Laak. Hierbij is in handschrift toegevoegd de naam Maria Bernardina van de Grinten 1832-1886.In de archieven van Didam wordt geen melding gemaakt van Jacoba Theodora, wel van Maria Bernardina en Jacobus Everardus ter Laak.In dezelfde collectie ook portretten van ten onrechte genaamd Jacob ter Laak (IB 118909) en van Aleida Wilhelmina ter Laak-Nass (IB 118910).Beschrijving: donkere japon, licht kraagje, lichte shawl met franje, donker hoedje met strikken en afhangende kantstroken en donkere kinnebanden ketting met medaillon.

Portret van Maria Anna Joanna Josepha de van der Schueren (1778-1813)
Geboren: Didam 1778-03-19
Overleden: Zevenaar (plaats) 1813-09-20
Gehuwd: Zevenaar (plaats) 1797-06-18
114079/Voorst tot Voorst, Josephus Joannes Franciscus Antonius Matthias van

Portret van Johanna Dorothea Kelger (1752-1813)
Geboren: Amsterdam (stad) 1752-08-16
Overleden Didam 1813  Gehuwd met Didam 1776-05-12  Herman Willem van Uchelen
 

Portret van Johanna Catharina de Boter (1754-1813) en Willem van der Veur (1777-1841)
Rotterdam (stad) 1754-03-05
Overleden: Didam 1813-03-29
Gehuwd met: Rotterdam (stad) 1775-06-18 141784/Veur, Paulus Tamesz van der
Kind:  Veur, Willem van der
Geboren: Rotterdam (stad) 1777-09-06
Overleden: Zoelmond 1841-01-19
Functie: Hervormd predikant, te Neede 1801-1810, te Didam 1810-1827, te Zoelmond 1827-1841.

Gehuwd met: Neede 1801-06-18 
141789/Jong, Maria de

Portret van Jkvr. Johanna Adriana van der Does (1828-1855), Jhr. Gerrit Willem van der Does (1831-1890) en Jkvr. Jacoba Eliza van der Does (1833-1895)
Does, Gerrit Willem van der
Geboren: Rotterdam (stad) 1831-08-21
Overleden: Didam 1890-01-09
Functie: 1e luitenant cavalerie. Burgemeester van Didam
Gehuwd met: Zutphen (plaats) 1861-05-03  Christina Elisabeth Tadama

Portret van Herman Willem van Uchelen (1742-1808)
Geboren: s-Heerenberg 1742-03-26
Overleden: Didam 1808-10-11
Functie: Predikant.
Gehuwd met: Didam 1776-05-12   Johanna Dorothea Kelger
Kinderen: Hendrik Willem Johannes Agathus van Uchelen

Portret van Helena Gertrudis Maria Josepha barones van Voorst tot Voorst (1771-1852)
Geboren: Didam 1771-08-14
Overleden: 1852-04-24  Nadere aanduiding sterfplaats: K. Baerlo
Gehuwd met: Bedum (Groningen) 1795-11-18  Hendrik Willem Anthonie van Erp tot Holt

Portret van Gerrit Willem van der Does (1831-1890)
Geboren: Rotterdam (stad) 1831-08-21
Overleden: Didam 1890-01-09
Functie: 1e luitenant cavalerie. Burgemeester van Didam.
Gehuwd met: Zutphen (plaats) 1861-05-03  Christina Elisabeth Tadama
Kinderen: Jacoba Elize van der Does

Portret van Gerrit Willem van der Does (1831-1890)
Geboren: Rotterdam (stad) 1831-08-21
Overleden Didam 1890-01-09
Functie: 1e luitenant cavalerie. Burgemeester van Didam.
Gehuwd met: Zutphen (plaats) 1861-05-03  Christina Elisabeth Tadama
Kinderen: Jacoba Elize van der Does

Portret van Everhardus Johannes van Schueren (.... -1807)
Geboren: Didam 1733 - 1734-01-06
Overleden: Didam 1807-01-24
Gehuwd met: Nijkerk (plaats) 1772-04-08
Maria Theresia Barbara (von) Kutschruter
Kinderen: Maria Anna Joanna Josepha van Schueren

Portret van Cornelis Jacob van der Does (1798-1853) met zijjn gezin
Geboren: Rotterdam (stad) 1798-09-12
Overleden: Haarlem (stad) 1853-08-26
Functie: Adjunct-houtvester Zuid-Holland.
Gehuwd met: Den Haag (stad) 1827-03-07  141461/Siberg, Francoise Catherine Emilie Elise Alting
Kinderen: Gerrit Willem van der Does
• Johanna Adriana van der Does
• Gerhardina Petronella van der Does
• Willem van der Does

Portret van Voorst tot Voorst, Aldegonda Theresia van
Geboren: Didam 1761
Overleden: Frankrijk 1841-07-21
Gehuwd met: 142455/Préseau d'Hugemont, Louis Marie François Marguerite de